dinsdag 12 december 2006

Rechters

Gisteren emailde ik aan NRC-Handelsblad n.a.v. zijn voorpagina-artikel van 11 december 2006 het volgende: (De citaten aan het begin en het einde van mijn brief zijn uit het voorpagina-artikel.)

"Geachte redactie,

"Rechters vrezen dat de kwaliteit van de rechtspraak verloren gaat...". Een goede maand geleden werd een proces afgesloten dat bijna acht jaar heeft geduurd. Met een schikking. Bij het begin van het geding was de gedaagde belast met het leveren van het bewijs dat hij aan de koper van een appartement van hem had meegedeeld dat er asbest in zat. Hij betoogde dat hij daarvan niet op de hoogte was geweest, maar wel alles had verklaard wat hij erover kon zeggen, dat de onderdelen waarin het asbest zat tot het casco behoorden, dat er geen asbest aanwezig was en nog een paar punten. Gedaagde werd in eerste instantie op bijna alle punten in het ongelijk gesteld. In beroep werd hij op bijna alle punten in het gelijk gesteld. Het geding begon opnieuw. Aangenomen kon worden, oordeelde de rechtbank in tweede instantie, dat het erin had gezeten (het was allang verwijderd), dat gedaagde ervan geweten had en dat hij het niet had meegedeeld. Op het punt gekomen dat eiser - na een jaar voorbreiding - ging bewijzen dat de onderdelen waarin volgens hem het asbest zat, niet tot het casco en dus tot de aansprakelijkheid van de Vereniging van Eigenaren behoorden, verklaarde de rechter ineens en als voorlopig oordeel dat hij, de eiser, niet had bewezen dat hij schade leed. Op het verweer van de eiser dat de gedaagde toch niet aan zijn mededelingsplicht had voldaan oordeelde de rechter dat dat er niet toe deed. Partijen moesten de gang op om een schikking te treffen. Die kwam er. De rechter had dus beslist wat hij al aan het begin van het geding, acht jaar geleden, had moeten beslissen. Alle geredekavel over (verzuim van) mededelingsplicht, eigendom van het casco, al dan niet aanwezigheid van asbest, wetenschap bij de verkoper was volstrekt overbodig geweest. Partijen hadden beiden ongeveer 50.000,- euro aan proceskosten uitgegeven. Misschien dat de kwaliteit van de rechtspraak toch niet achteruit gaat door ""de toenemende productiedwang, werkbelasting en bureaucratisering". Een proces van acht jaar over zaken die er volgens de rechter zelf niet toe deden is niet te rechtvaardigen met een beroep op deze drie factoren.
Mr. Ton Lenssen"