vrijdag 18 augustus 2017

Croque-Mitaine

Een van de figuren in de sprookjes die ik mijn kinderen indertijd heb voorgelezen was Angoulaffre, Angoulaffre met de gele tanden. Hij kwam niet in een eigenlijk sprookje voor, maar in een sage, "De legende van Croque-Mitaine" genaamd. Het was een ridderroman, een van de talloze "vervolgen" op het Roelandslied die in de Middeleeuwen geschreven zijn. "De legende van Croque-Mitaine" was een heel laat vervolg, het is in de 19e eeuw geschreven door Ernest l'Épine (1826-1893), ook schrijvende onder het pseudoniem "Quatrelles". Het moest een karolingische sage zijn, maar de auteur kon blijkbaar bij het schrijven zijn lachen niet inhouden, want het werd een pastiche, zeer geestig, op de manier van Rabelais.
Het verhaal draait om de oorlog van Karel de Grote tegen Marcillus, koning van Portugal, Castilië, Aragon, Léon en Valencia, een Saraceen. Het Roelandslied vertelt daar de episode van de slag bij Roncevaux van, waar Roeland de dood vindt. In de zestiger jaren had ik daar grote belangstelling voor en ik las mijn kinderen er graag over voor (evenals over Frodo Balings, de held van "In de ban van de ring" in de prachtige vertaling van Max Schuchart). Ik weet niet of ik het verhaal van Croque-Mitaine helemaal heb voorgelezen, want van die figuur repten mijn kinderen nooit, wel van Angoulaffre met de gele tanden. Die laatste was een grote figuur in de eerste helft van het boek. Het uitspreken van zijn naam riep altijd een mooie herinnering aan mij als voorlezer op.

Ik kwam het boek ineens weer tegen in een boekenkast waar ik zelden kijk. Hee, Angoulaffre, dacht ik, dat was toch... Inderdaad, die ridderlijke held waar mijn kinderen zo van hebben genoten. Je hoefde maar het woord "Angoulaffre" uit te spreken of zij riepen in koor "met de gele tanden". En ik zette mij weer aan het lezen. En zoals gebruikelijk begreep ik de tekst nu anders dan vroeger. Vooral het tweede deel waar pas uit de doeken wordt gedaan wie die "Croque-Mitaine" was, sprak mij nu veel meer aan.
Het woord betekent zo iets als "verslinder van Mitaine". Mitaine was de dochter van Miton en Mita, graaf en gravin van Rennes, en het petekind van Karel de Grote. Zij wordt bedreigd, hetgeen Karel ter ore komt. "Wie is het?" vraagt hij. "Laten we hem Croque-Mitaine noemen," antwoordt Mitaine die de bedreiger nooit duidelijk voor ogen krijgt. Karel heeft talloze vijanden, maar kan zich in dit geval geen voor de geest halen. Hij stuurt vier van zijn ridders naar verschillende windstreken om de schurk op te pakken. Hij moet wonen in de Grieselburcht. Zij komen echter onverrichterzake terug. Dan besluit Mitaine zelf op zoek te gaan. Karel had haar beloofd dat zij, als zij een werkelijk belangrijke prestatie zou leveren, als schildknaap zou worden toegevoegd aan de staf van Roeland en zij realiseert zich dat hier haar kans ligt.
Door een list weet zij aan de bescherming van Karel te ontsnappen zodat zij haar handen helemaal vrij heeft. Midden in een maïsveld ontwaart zij een doodarme boer. Zij vraagt hem de weg, maar de man raadt haar ten stelligste af verder te gaan. Velen zijn haar voorgegaan en nooit teruggekomen. Mitaine dringt aan en de boer wijst haar een pad dat een bos in voert. Het is daar stikdonker en Mitaine kan belemmeringen vaak niet goed onderscheiden, zodat zij voor echt aanziet wat alleen maar de vrucht van haar verbeelding is. Tenslotte komt zij bij de Griezelburcht en voor de Heer van de Angst oftewel de Grote Bangmaker. Hij zetelt temidden van zijn familie, maar terzijde wemelt het van geesten en spookgestalten. Als zij nog dichter bij komt ziet zij links en rechts van de Bangmaker zijn vrouw Hazehart van Sint Paniek en haar dochters Consternatie, Schrik, Afschuw, Ontsteltenis, Ontzetting, Bezorgdheid, Benauwdheid, Bedeesdheid, Kleinmoedigheid, Lafhartigheid en Geniep. De Bangmaker wijst haar op zijn enorme gevolg dat hem onderdanig is, maar Mitaine is onbevreesd. Zij spreekt hardop uit dat al die wezens alleen maar bang zijn en niet zien dat hij een miezerig mannetje is dat niks voorstelt. Deze ongehoorde vrijmoedigheid schudt iedereen wakker en de macht van de Bangmaker, van Croque-Mitaine is gebroken. Hij bleek slechts in haar verbeelding te hebben bestaan en daar bij confrontatie door haar moed en vastberadenheid vernietigd te zijn.
Croque-Mitaine is niet iemand of het beeld van een concreet iemand. Hij is de Franse equivalent van wat in Nederland de boeman heet. Kinderen worden - of werden - ermee in het gareel gehouden. Het is een gefantaseerde figuur waar het kind wel serieus in gelooft. Totdat het de moed heeft het onder ogen te zien. Dan werkt het niet meer.
P.S. Ik denk dat sommige kinderen van hun vader zo'n boeman of geweldenaar maken en er net als Mitaine vanaf komen door dat waanbeeld moedig te confronteren. "De legende van Croque-Mitaine" krijgt dan een didactische kant. In tegenstelling tot de boeman, bestaat de vader echter wel. Wat niet bestaat, i.c. de boeman, moet, wil je ervan afkomen, tot nul worden gereduceerd; de vader, die wel bestaat, moet - en dit heet emancipatie - in de voorstelling gereduceerd worden tot zijn werkelijke proporties. Dat sluit de freudiaanse doodslag dus uit. Enfin... best leuk.