zaterdag 22 juni 2013

Herinnering: eindexamenfeest

Op de ochtend van 4 juni 1954, de dag waarop ik de uitslag van mijn eindexamen zou krijgen, gaf mijn vader mij, met de woorden: "Geef straks terug wat je overhebt", het respectabele bedrag van vijf gulden om, als de uitslag positief was, met mijn vrienden een biertje te gaan drinken. Dat laatste deden een paar van mijn geslaagde klasgenoten en ik op de Markt van Sittard. Het was wel gezellig, maar een beetje onwennig. In de eerste plaats waren dit niet de mensen met wie ik normaal een pilsje nam, maar klasgenoten. In de tweede plaats was het ongebruikelijk dat ik overdag bier zat te drinken. Hoe dan ook, na een uur of twee ging ik naar huis en rekende met mijn vader drie gulden vijf-en-twintig af. Hij feliciteerde mij, maar bracht mij in herinnering dat het gymnasium geen vakopleiding was en dat ik dus nog niks kon. Daags erna zaten mijn vader en ik bij de personeelschef van het Centraal Laboratorium van de Staatsmijnen in Limburg te praten  over een job. Niet een vacantiejob, wel te verstaan, maar het begin van gewoon, fulltime werken. Dat ving daadwerkelijk 10 dagen later aan en heeft sindsdien voortgeduurd, niet alleen bij de Staatsmijnen, tot 1988 toen ik weggeorganiseerd werd en op wachtgeld kwam.
Ik zou niet geweten hebben waar ik mij over te beklagen had. Dat wat ik wilde, de gymnasiale vorming, had ik bereikt, dus ik was niet geschonden in enig grondrecht, bv. op een feestje. Mijn beloning bestond in het hoger opgeleid zijn, in dit geval de klassieke vorming. Ondanks alle moeite die de studie mij had gekost was ik geen seconde in twijfel geweest over het interessante ervan en hoe meer moeite hoe interessanter. En het was mijn moeite geweest, van niemand anders. Ik had alle reden om mijzelf te feliciteren, ook daar had ik niemand anders voor nodig.