zondag 28 december 2014

Zonder afkomst

Even iets anders: Over afkomst geen woord meer. Dat is de titel van het laatste hoofdstuk van "Die schrecklichen Kinder der Neuzeit" van Peter Sloterdijk. Het breken met het ouderlijke gezin waar men uit voortkomt, behoort tot wat een andere auteur de "culture of rupture" noemt, de breek- of sloopcultuur. Ook wel het post-modernisme genoemd. Het is een mode of rage, kortom niks bijzonders, maar het is heel interessant om te zien hoe dit in concrete gevallen uitpakt.
 Er zijn wel kinderen die een vergelijking kunnen maken van de cultuur die zij nastreven en die van hun ouders. Het zijn er echter maar weinig. De meesten denken dat hun cultuur absoluut geldig is en - dus - die van hun ouders waardeloos, verwaarloosbaar. Die laatste, die van hun ouders, is verdwenen in de geschiedenis, die zij opvatten als een zwart gat waarin alles tot niets wordt herleid. Omdat zij toch banden voelen, banden van verwantschap, zijn zij van mening dat hun ouders hun die met hun cultuur opleggen en voor zover zij in hun eigen cultuur niet slagen en er anderen veel gemakkelijker mee zien omgaan, geven zij de schuld van dat niet slagen aan hun ouders. Zo iets is natuurlijk stof voor een echte comedie, een donquichot-comedie, een gevecht tegen een windmolen die zij voor hun ouders houden. Uiteraard is er altijd wel een fout in de zogenaamde opvoeding te ontdekken waaraan de hele eigen mislukking kan worden geweten. Een geïnformeerde buitenstaander kan zich hier enorm mee amuseren. Kinderen die "het" helemaal op de verkeerde plaats zoeken, ouders die hun best doen om alsnog opgevoed te worden tot het ideaal van hun kinderen. Kostelijk.
Zulke spanningsvelden bekijkt men meestal door de bril van Freud die er de verklaring van het Oedipus-complex voor gaf. Een zoon gaat op de leeftijd dat hij zelfstandig wordt zijn vader haten en hem vermoorden. De Oedipus-legende is een stuk gecompliceerder dan dit wat Freud ervan maakt, maar het spraakgebruik is nu eenmaal ingeburgerd, het verklaringsmodel is geaccepteerd en de zoon is verplicht zijn vader te haten. Dat is immers, dankzij Freud, normaal geworden. (Zie ook deze blogpost van mij.)
Een Franse filosoof, René Girard, heeft een iets andere verklaring. Alles wat iemand verlangt, zegt hij, is het volgen van een voorbeeld. Iedereen vormt zich dus een beeld van zichzelf aan de hand van een voorbeeld-figuur. Hij/zij beschouwt die als zijn/haar type. Naarmate hij zijn rol als navolger beter speelt, krijgt hij steeds minder behoefte aan het model, ja, hij gaat vaststellen dat hij hem overtreft, maar aangezien het model in leven blijft en verder met de eer strijkt, gaat de navolger hem haten. Op dat moment ontstaat de rancune jegens zijn voormalige voorbeeld. Kinderen die een of allebei hun ouders als voorbeeld kiezen, komen onontkoombaar eveneens voor die situatie te staan en moeten zien aan de rancune te ontkomen.
In beide opvattingen, die van Freud en Girard, ontstaan breuken door de werking van een systeem of cultuur, een objectief gegeven waar "iedereen" aan onderhevig is. Men kan zich daaraan onttrekken en zijn eigen weg gaan, maar dat vereist veel inzicht in het ding waaraan men zich onttrekt. Het is immers de baarmoeder waarin men opgroeit en waar men niet buiten kan of kan kijken. Men zou een alternatief nodig hebben, maar dat is buitengewoon moeilijk te bedenken. De meeste mensen die alternatief zijn, zijn dat dan ook en groupe, zodat zij daar weer door bepaald worden en afhankelijk van zijn.
Is dit iets van de laatste tijd, van deze generatie? Sloterdijk vertelt een geschiedenis van het bastaardisme. Dat is "het anti-genealogische experiment", de poging om zich te ontdoen van een afkomst, belichaamd in de vader, en absoluut nieuw - modern, ja, misschien wel post-modern - te zijn. Voor zover het de huidige jonge generatie betreft zou men kunnen denken dat de breuk veroorzaakt wordt door het internet c.a., in feite door de digitalisering. Ouderen begrijpen daar veel minder van dan de kinderen die er min of meer automatisch mee om lijken te gaan. Men spreekt dan ook van de digi-modernistische generatie. Het is niet onaardig bedacht, maar het lijdt aan het euvel van het absolutisme. Natuurlijk wordt er gedigitaliseerd, maar dat wettigt niet de opvatting dat alles gedigitaliseerd kan worden, eenvoudiger gezegd, dat alles op Internet opgezocht kan worden en dat het niet-virtuele, reële leven internet-gestuurd is. Dat is niet zo. En zo slaagt deze poging om de breuk te verklaren niet: digitalisme en technologisme zijn eenzijdige opvattingen van het leven, de andere zijde(n) verwaarlozen zij.
Het gaat Sloterdijk niet om de huidige generatie, hij begint zijn geschiedenis aan het begin van onze jaartelling. Daar dateert hij de opkomst van het bastaardisme, bij Jezus, de eerste bastaard. Bastaardisme is het verlangen om het vaderschap van zijn vader te ontkennen, zich een nieuwe vader en identiteit aan te meten, een betere vader uiteraard, misschien wel de ideale. Sloterdijk behandelt tientallen gevallen van bastaardisme. Wat hij precies beoogt ontgaat mij misschien, maar er ontstaat een heel duidelijk idee van de bastaard, van het resultaat van de breuk tussen vader en zoon.
Het is heel interessant zo iets - als les van de geschiedenis - te lezen. Men kan zich gaan afvragen of het conflict met zijn ouders wel zo’n geweldige, zo’n epische gebeurtenis is. Per saldo lijkt het psychologisch, cultureel of historisch bepaald en helemaal geen persoonlijke keuze of prestatie, een samenspel van krachten waar men ook de dupe van is, net als zoveel anderen. (En die men helemaal of grotendeels kan vermijden door zich een beetje in te lezen in de literatuur.)