vrijdag 1 maart 2013

Onderstrepen

Mijn grootste productie bestaat waarschijnlijk in onderstrepingen. Afgezien van romans, waarin ik nooit onderstreep, zijn alle boeken van mij bedorven door potloodonderstrepingen. Ooit bedacht ik dat die uitgegumd kunnen worden en dus het boek niet waardeloos maken, maar ik gum nooit iets uit, behalve als het van iemand anders is, bv. in een tweedehands boek. Een niet-literair boek kan ik niet lezen zonder potlood, een lineaaltje en een gum. Die laatste gebruik ik dus nooit, maar hij behoort tot de attributen en zonder gum ben ik niet op mijn gemak. O, ja, ik gebruik het gummetje toch wel, namelijk als het lineaaltje waar ik langs onderstreep, wegschuift en de onderstreping schuin uitvalt. Ik zeg lineaaltje, maar ik gebruik van die platte houtjes die artsen in je mond steken om naar je amandelen te kijken.
Ik heb gisteren nog eens nagerekend hoeveel boeken ik heb en kwam op afgerond 5.000. Daarvan zijn er minstens 3.500 à 4.000 onderstreept. Het zijn boeken over geschiedenis, filosofie, rechtsgeleerdheid, literatuurwetenschap, politieke wetenschap en nog wel wat waar ik nu niet op kom. Al jaren lees ik elke dag een portie van die stof, vacantie of geen vacantie, in mijn studeerkamer of aan het strand, maakt niet uit. Dat mag opmerkelijk klinken, maar het is voor mij net kranten lezen waarmee ik niet alleen bedoel dat ik binnen de kring van die gebieden her en der lees, maar ook dat ik er enorm veel plezier aan beleef, in het bijzonder aan het begrijpen van deze stoffen. Ik onderstreep dus ook dat wat ik begrijp en al lezende. Overzie ik als ik ophoud zo’n onderstreepte pagina dan ben ik tevreden als zij vrijwel helemaal onderstreept is. Uiteraard is dat zinloos als je onderstreept om iets bijzonders te markeren, want als je alles onderstreept is het overbodig. Dat hindert mij absoluut niet en het onderstrepen zou dan ook best wel eens manisch kunnen zijn, het is echter mijn vorm van lezen, van heel aandachtig lezen, begrijpend lezen en vastleggend wat ik begrijp.
Het mag duidelijk zijn dat ik geen snellezer ben noch wil zijn. Het onderstrepend lezen is juist een vorm van vertraagd, beheerst lezen, weigeren passages die je niet begrijpt over te slaan, dus een lezen in het tempo van de onderhanden tekst. (Een tekst van Hegel lees je langzamer dan een in een geschiedenisboek.) En het begrijpen van moeilijke teksten is telkens een triomf voor mij, iets dat mijn hele dag goed maakt: ik heb weer iets begrepen.
Het is, herinner ik mij ineens, ooit begonnen als vervanging van het maken van uittreksels of notities. Daarmee schoot ik zo langzaam op dat ik er ongeduldig onder werd en dat heb ik nu ondervangen. Niet dat het nu snel genoeg gaat. In een lange zin, waarvan het werkwoord bij voorbeeld helemaal aan het einde staat, word ik wel eens tureluurs, als ik namelijk gehinderd word door de vraag of de hele zin wel verdient onderstreept te worden of dat het slechts gaat om een paar woorden.
Overbodig te zeggen dat ik deze methode van lezen niemand wil aanbevelen, maar deze uiteenzetting kan nuttig zijn voor diegenen die mij met deze - voor hen - idiote bezigheid aan de gang zien en zich afvragen wat er het nut van is. Heel veel dus.