maandag 6 april 2015

"Liefde"

Bij mijn linkerhand ligt een boek "Love in Twelfth-Century France", geschreven door ene John C. Moore, gepubliceerd in 1972. Liefde in Frankrijk in de 12e eeuw? Wat is daar voor bijzonders aan? Is liefde niet gewoon liefde, in welke tijd en op welke plaats dan ook? "Het is overal hetzelfde," zegt de nuchtere, zo niet sceptische man of vrouw, "een man en een vrouw en boem. Dat is het." Ik suggereer hiermee natuurlijk al dat er meer bij dit verschijnsel komt kijken. Wat was het bijzondere van de liefde in Frankrijk in de 12e eeuw? Moore besteedde 167 bladzijden, inclusief zes pagina’s literatuur en evenveel bladzijden met noten, aan zijn uiteenzetting. Hij was hoogleraar geschiedenis in de Verenigde Staten en wordt nog vaak geciteerd. Dat liefde naar tijd en plaats mogelijk verschilt is een ding, een ander is de vraag wat het eigenlijk is, de vraag naar de definitie of naar het wezen van liefde. Is liefde een kunst? Is het een deugd?
Toen, in 1990, mijn vrouw min of meer plotseling overleed, kreeg ik een enorm schuldgevoel. Was ik de oorzaak van haar kanker? Was ik gevoelloos geweest en had dat haar ziekte teweeg gebracht? Waarin was ik tekort geschoten? Had ik genoeg liefde voor haar gehad? Op een maand na waren wij 31 jaar getrouwd geweest, al die tijd redelijk trouw aan elkaar, grotendeels in de tijd van de "sexuele revolutie". Ik had aanleiding genoeg om mij af te vragen wat liefde eigenlijk is, zowel dus vanwege mijn eigen schuldgevoel als ook vanwege wat er om mij heen, in de nieuwe cultuur gebeurde. Uiteraard ben ik er niet uit gekomen. Liefde is misschien het moeilijkst te begrijpen verschijnsel. Die zes bladzijden literatuur rond de liefde in Frankrijk in de 12e eeuw alleen al maken dat duidelijk. Men kan rekenen op evenveel bladzijden voor Spanje, Duitsland, Engeland, Italië, ja, Nederland in die tijd.
De 12e eeuw, waarin die liefde bloeide, was zelf al een bijzondere eeuw, had althans haar eigen karakter. Kort, heel kort gezegd, zij was de tijd van het ontstaan en de bloei van de hoofse liefde, de liefde zoals zij aan de hoven beoefend werd. Hoven ware er talloze in die tijd, het was immers de feodale tijd en iedere heer had een hof, met hovelingen. Juist die mensen waren de subjecten van de hoofse liefde. Ons woord hoffelijkheid herinnert er nog aan. Het is niet duidelijk hoe en waar het precies ontstaan is, bij de Arabieren of in de Provence of in Aquitanië of nog ergens anders, het schijnt vooral in het zuiden van Frankrijk te zijn geweest. Het ging daarbij om de relatie tussen een man en een vrouw waarbij de man voor de vrouw een zekere voorkomendheid, hoffelijkheid betrachtte, een relationele houding die door troubadours werd bezongen en in de hoofse roman verteld.
Vaak wordt het zo voorgesteld dat dit het moment was waarop genegenheid van de man voor zijn vrouw voor het eerst geconstateerd kan worden, maar er zijn vele oudere voorbeelden, bv. al bij Homerus in de 8e eeuw v. C. tussen Hector van Troje en zijn vrouw (en kind) en ook bij de Griekse tragici en in het Oude Testament vindt men voorbeelden. Hoe dit ook zij, in de 12e eeuw ontstaat er een uitgebreide literatuur over de liefde, zowel in theorie als in poëzie en vertellingen, de laatste al heel snel "romans" genoemd.
De beroemdste verhandeling over de liefde uit die tijd is die van Andreas Capellanus die tussen 1174 en 1186 het werk "De Amore libri tres" ("Drie boeken over de Liefde") schreef. Wikipedia: "In het eerste deel behandelt hij de definitie en het verkrijgen van de liefde en geeft voorbeelden in de vorm van dialogen tussen mannen en vrouwen van verschillende standen. In het tweede deel gaat de auteur in op het behoud van de liefde en het verloop van de relatie tussen geliefden. In het derde deel behandelt hij manieren waarop men zich tegen de liefde kan weren, waarbij hij zich richt naar de gangbare filosofische, religieuze en tamelijk vrouwvijandige houding die in zijn tijd normaal was."
Het laatste neem ik niet voor mijn rekening, in de hoofse romans gaat het er niet vrouwvijandig aan toe. Integendeel, zij zijn juist het domein van de hoofse liefde. In het begin liet het zich zo niet aanzien. "Het adellijke hof," zegt Moore, "was de onwaarschijnlijkste plaats voor de bloei van liefdes-lyriek. Het hof was het belangrijkste vertrek van een kasteel en daar ging het vooral om oorlog." Wat zij daar het liefste hoorden waren de zg. "chansons de geste", krijgsverslagen waarvan het relaas van de heldendaden van de paladijn Roeland, het Roelandslied, de voorkeur had. Het was al in de 11e eeuw geschreven. Roeland was geen doetje, hij had wel zachtere kanten, maar die besteedde hij niet aan vrouwen, doch aan zijn kameraden en - bovenal - aan zijn zwaard Durendal. ("Innamorato", verliefd, werd hij pas in de 15e eeuw, in het grote gedicht van die naam "Orlando innamorato" van Boiardo. En dan gaat hij ook alle perken te buiten als, weer iets later bij Ariosto in zijn "Orlando furioso".)
"In de 12e eeuw," schrijft Moore, "begonnen professionele krijgers hun rauwe en brute gewoonten te temperen met hoofsheid, de verfijnde elegantie die later het ideaal van de aristocratische hoven in Europa werd." Dat de troubadours de nieuwe ideeën in poëzie vertaalden die aan de hoven werd voorgedragen, zal veel hebben bijgedragen aan de verspreiding ervan in heel Europa. Sommige historici verklaren dat de emancipatie van de vrouw hiermee begonnen is. Sindsdien heeft het liefdesmotief in ieder geval de Europese literatuur beheerst. Liefde is beschreven in al haar facetten en dimensies, van de Grote Passie, zoals bij Tristan en Isolde, tot de helemaal vergeestelijkte liefde van Dante voor Beatrice, de dramatische liefde van Werther, van Anna Karenina, van Effi Briest en vele, vele anderen.
Het punt is dat liefde bepaald is door karakter, tijd en plaats. In grote lijnen dacht ik zo toen ik begon aan mijn poging om de liefde in de tijd van de sexuele revolutie in een roman te vertolken. Dat werd "Liefde".
De blog "Een vader" is er een fragment van. Ik werkte eraan in het begin van de 90-er jaren. Het thema ervan was dus "liefde in de tijd van de sexuele revolutie", ook een "ingang" dus in het grote Europese gebied van de liefde. Het verhaal wordt verteld door Jerôme Dassen, de "ik" die zijn vader bezoekt. Hij ontmoet op een feestje een vrouw, Dédé genaamd, met wie hij vervolgens een relatie lijkt te krijgen. Dat gebeurt metterdaad ook, maar het is niet het trouwen van het oude "happy end". De roman is een studie, een exploratie van een, ten tijde van de sexuele revolutie mogelijke opeenvolging van gebeurtenissen. Ik kwam daarbij tot heel verrassende dingen. Jerôme, een beetje verlopen journalist, denkt dat hij op het gebied van vrouwen heel wat mans is. Per slot van rekening heeft hij een hele reeks "relaties" gehad. Het verhaal speelt in 1983 en hij loopt tegen de vijftig. Dédé is echter een ontwikkelde, een geëmancipeerde vrouw die het intiatief niet uit handen geeft en Jerôme een lesje geeft. Jerôme ontdekt bij haar dat hij in zijn vroegste jeugd iets heel essentieels gemist of niet begrepen heeft, zijn moeder, van wie hij altijd dacht dat zij hem heeft laten vallen. Hij zou daardoor een gevoelsarm mens zijn geworden. Dédé geneest hem, hoewel zij dat zelf niet beseft.
Het boek lijkt mislukt. Het is door twee uitgevers afgewezen. Ik ben bang dat men het centrale motief niet gezien heeft. Misschien leg ik het binnenkort uit.