dinsdag 28 september 2010

Andrew J. Bacevich: Slow Learner

Het komt wel eens voor dat een Amerikaanse officier, waar ze er in de Verenigde Staten tienduizenden van hebben, gestationeerd in een van de rond 700 militaire en diplomatieke bases over de hele wereld, zich bekeert, dat hij ontdekt dat zijn militaire denken een koker is en dat er buiten die koker leven is, realiteit geheten. Vanuit de venstertjes van zijn koker heeft hij de wereld ingedeeld in vijanden en niet-vijanden. De eersten moeten bestreden worden, de tweede genegeerd of, in de technische term, “ontzien”. (“Ontzien” is niet gezien laten zijn, de gunst verlenen van het niet - door het vizier heen - gezien worden.) Soms breekt er een zijn koker en komt hij terecht in de werkelijkheid, een omgekeerde Alice-in-Wonderland-ervaring. Het gros van de officieren overkomt dit niet. Die het wel gebeurt is in staat om achterom te kijken en zijn ervaring te reflecteren en te duiden. Wat heeft zo iemand te rapporteren?
Andrew J. Bacevich is er een. Hij is van 1947. Hij noemt zichzelf een katholieke conservatief. Hij studeerde aan West Point af in 1969 waarna hij diende in Vietnam (1970-1971), daarna in Duitsland, de VS en de Perzische Golf. Zijn militaire carrière eindigde, om welke reden dan ook, in het begin van de 90er jaren, toen hij pakweg 45 jaar oud was. In 1998 werd hij benoemd aan de universiteit van Boston, maar in de voorafgaande ± 5 jaren doceerde hij aan West Point en aan de Johns Hopkins Universiteit. In Boston werd hij en is hij nog steeds hoogleraar internationale betrekkingen. De laatste jaren - d.w.z. vooral sinds 2005, toen hij een boek publiceerde met de titel “American Militarism” - komt hij steeds meer in de belangstelling door zijn stellingnamen over de presidenten Bush en Obama. “The Limits of Power” (2008) werd zelfs een New York Times Bestseller en hij werd een aantal keren geïnterviewd, o.a. door de Bill Moyers Journal.
Wat is dit voor een man en welke geloofwaardigheid heeft hij?
Zijn laatste boek, “Washington Rules” (2010), opent hij met een inleiding, getiteld “Slow Learner”, waarin hij beschrijft hoe er in zijn leven, op “middle age”, een ommekeer plaatsvond. Al voor ik in het bezit van het boek kwam had ik dit autobiografische relaas gelezen op TomDispatch. Tom Engelhardt noemt het in zijn redactioneel “a riveting political essay about a personal odyssey into recent history and the realities of our moment...” “it also offers a powerful sense of the book itself, which is simply a must-read (and also on the New York Times extended bestseller list)”. Als dat niet serieus is...
Het was, suggereert Bacevich aanvankelijk, een gebeurtenis bij de Brandenburger Poort “not long after the Berlin Wall had fallen”, i.e. na 9 november 1989. Bacevich was toen, schrijft hijzelf, 41. Als officier had hij “considerable time” doorgebracht in Duitsland, in het begin van de 70er jaren, twintig jaar eerder dus, hij ± 25 jaar oud. Hij had toen geen gelegenheid gehad om Berlijn eens te bezoeken, maar tegen 1990 ging hij er met zijn gezin heen, waar “we found ourselves in what had, until just months before, been the communist East”. Wat hij aantrof was “a cluster of shabby looking young men, not German, hawking ( straathandel drijvend in) badges, medallions, hats, bits of uniforms, and other artifacts of the mighty Red Army. It was all junk, cheaply made and shoddy.” Het waren “certainly off-duty Russian soldiers awaiting redeployment home”. Zij vormden “a subversive presence. They were loose ends of a story that was supposed to have ended neatly when the Berlin Wall came down.” En toen gebeurde het. “As we hurried off to find warmth and a meal,” - het was een regenachtige, kille dag - “this disconcerting encounter stuck with me, and I began to entertain this possibility: that the truths I had accumulated over the previous twenty years - especially truths about the Cold War and U.S. foreign policy - might not be entirely true.”Goed, normale mensen krijgen op die leeftijd een midlife crisis, maar Amerikanen blijkbaar niet en Andrew Bacevich viel van zijn Amerikaanse geloof af, althans van het geloof in de Amerikaanse retoriek over de Koude Oorlog. Amerikaan bleef hij, zoals zal blijken.
Wat was nou precies wat er gebeurde? Hij constateerde een “subversive presence” van straathandel bedrijvende Russische soldaten die op hun terugkeer naar huis wachtten, wat een “disconcerting encounter” die “stuck by me” opleverde. Hoezo kon of moest dit leiden tot geloofsafval? Wat werd er gesubverteerd en gedeconcerteerd? Toch niet het beeld van het Russische leger? Nee, het waren een serie parabels over Berlijn en de Brandenburger Poort, een Berlijn dat “an instructive symbol of power, depravity, tragedy, defiance, endurance, or vindication” (een instructief symbool van macht, verdorvenheid, tragedie, uitdaging, volharding en rechtvaardiging) was (geweest). Die parabels waren hem, Bacevich, bijgebracht en daar geloofde hij in tot dat moment van openbaring, die paulinische epifanie even na de val van de Muur en in Berlijn.
Wel, wel. “By temperament and upbringing, I had always taken comfort in orthodoxy,” komt er dan. Tja, dan kun je wel eens van een koude kermis - van een Koude Oorlog, ha, ha - thuiskomen. Wat leerde men daar op West Point eigenlijk? Of misschien beter, wat zag en leerde een Amerikaanse officier in de 60er en 70er jaren als hij buiten dienst was en in Duitsland of Vietnam of zijn eigen land om zich heen kon kijken? Of in de 80er jaren? Er was toch in de V.S. heel wat gaande en nog meer in Vietnam en Duitsland. In Vietnam was men al bezig met de terugtrekking, leerde hij daar niet van, o.a. dat de Verenigde Staten een nederlaag was toegebracht? En had hij voor “de beweging van 68" en de demonstraties van de Vietnam-veteranen alleen maar een “blind eye”? Hij was toch geen voetsoldaat, maar een officier, een militaire intellectueel, als dat niet een contradictie is? Hij las toch wel een krant of hebben officieren dat niet nodig? En wat doceerde hijzelf in West Point, en aan Johns Hopkins University? Hij heeft gelijk als hij openhartig schrijft dat hij “embarrassing late in life” kwam tot zijn nieuwe werkelijkheidsbesef, hoewel ik zo iemand niet zou bestempelen als een “slow”, maar als een “late” of “blind learner”. Die openhartigheid excuseert echter noch hem, noch “the American Army”.
“In a life spent subject to authority, deference had become a deeply ingrained habit. I found assurance in conventional wisdom.” “Deference”, eerbiediging deed hem de das om. Hoe beklagenswaardig en jammerlijk. “Now, I started, however hesitantly, to suspect that orthodoxy might be a sham.” Was dat toen hij “retired”? En nam hij ontslag vanwege de “disconcerting encounter”? Was hij als docent aan West Point nog in dienst? Waarschijnlijk wel. Kreeg hij vervolgens een aanbieding van Johns Hopkins en verliet hij toen het leger? Kwam zijn eigenlijke bekering pas toen hij niet meer in militaire dienst was maar aan de universiteit werkte? Hij vertelt het allemaal niet, maar zo’n overgang van het ene naar het andere, in dit geval van het militaire naar het academische klimaat kan verstrekkende gevolgen hebben voor iemands denken. Maakte hij pas aan de universiteit kennis met het werk van Charles Beard en William Appleman Williams, twee historici die werden uitgekreten voor marxisten?
“In Berlin, at the foot of the Brandenburg Gate, I began to realize that I had been a naïf. And so, at age forty-one, I set out, in a halting and haphazard fashion, to acquire a genuine education.” Dit was “just months” nadat de Muur was gevallen toen hij daar was met zijn gezin. Het moet dus begin 1990 zijn geweest en hij kon onmogelijk nog 41 zijn. (En of hij belangstelling had voor wat er in Duitsland gebeurde!)
“In October 1990,” gaat het dan merkwaardig genoeg verder, “I’d gotten a preliminiary hint that something might be amiss in my prior education.” Wat? Bacevich was toen niet in Berlijn, maar in Jena en niet met zijn gezin, maar met een groep Amerikaanse officieren die zich een beeld wilden vormen van de Slag bij Jena (1806) waarin Napoleon de Pruisen versloeg. Het was in de week dat de DDR had opgehouden te bestaan. De groep officieren kreeg ongevraagd ook een beeld van hoe het leven aan de andere kant van het IJzeren Gordijn was. “As soon as our bus crossed the old Inner German Border, we entered a time warp.” En dan krijgen wij, lezers van “Washington Rules”, even ongevraagd, en even helder en toepasselijk, een beeld van het leven aan de westelijke kant van dat gordijn. “For U.S. troops garrisoned throughout Bavaria and Hesse, West Germany had for decades served as a sort of theme park - a giant Epcot filled with quaint villages, stunning scenery, and superb highways, along with ample supplies of quite decent food, excellent beer, and accommodating women.” Een amusementspark dus, West-Duitsland was voor de Amerikaanse soldaten Disneyland waar zij zich - “for decades” nog wel - opofferden voor Europa tegen de Russen.
Vervolgens beschrijft Bacevich de toestand in de DDR die hij daar nog onverlet door haar einde aantrof, besluitend met: “Here was education, although at the time I had only the vaguest sense of its significance.” Het bleef dan ook daar in Berlijn en Jena waar zich een “reality radically at odds with my most fundamental assumptions” vertoonde, bij “glimpses”. In oktober 1990 begon wel de kijk op de wereld van Bacevich te verkruimelen, maar wat had hij, bij terugkeer in de V.S., te doceren aan West Point? Nog niks nieuws kennelijk, behalve misschien over de Slag bij Jena-Auerstedt. Zal hij hebben georeerd over de toestand in de DDR en over die van het Russische leger, iets dat “of far greater immediacy than Bonaparte and the Duke of Brunswick” was? Ik denk het niet. Vooralsnog haalde hij een Ph.D. in American Diplomatic History aan de universiteit van Princeton. En daar kon hij aansluitend comfortabel, zoals hij het graag wilde en gewend was, over doceren aan West Point en wellicht ook nog aan de Johns Hopkins universiteit. Het antwoord op de interessante vraag wanneer zijn nieuwe kijk op de wereld openbaar werd, wanneer hij zogezegd “ uit de kast kwam”, wordt niet gegeven, maar het moet rond zijn vijftigste zijn geweest, tegen de tijd dat hij naar Boston ging of misschien zelfs pas daar, in 1998. Voor zo ver ik kan zien is “American Empire: The Realities and Consequences of US Diplomacy” dat verscheen in 2002, de eerste publicatie met de nieuwe optiek. Het publieke optreden van Andrew J. Bacevich als criticus van het Amerikaanse buitenlandse beleid is dus zo’n kleine tien jaar oud. (Naar eigen zeggen werd Bacevich pas wakker in 2003 wat weer niet klopt met de verschijningsdatum van zijn kritische "American Empire" van 2002!)
Wat is deze tekst nu waard als “political essay”? Zoals uit mijn analyse blijkt is het een uitermate schetsmatig verhaaltje dat in vaagheid en onnauwkeurigheid niet onderdoet voor de “Odyssee” (zelf). Het is de terugblik van iemand die dit voor het eerst doet en nog een leven nodig heeft om een rijpe autobiograaf te worden. Het is wel uitermate interessant als een document dat - ongewild! - de moeilijkheden laat zien die Amerikanen en in het bijzonder Amerikaanse militairen hebben om zich te ontdoen van hun traditionele amerikanisme. Dat Tom Engelhardt hier zo over ronkt toont aan dat men mentaal nog lang niet toe is aan “the post-american world”, zelfs nog niet eens aan de “para-american world”. Hoe blind was immers niet zo iemand als Bacevich - zeg maar rustig het hele Amerikaanse leger - gedurende zijn hele loopbaan voor alles wat niet Amerikaans was.
Dit hoeft helemaal niet te betekenen dat zijn kritiek van het Amerikaanse buitenlandse beleid waardeloos is. De bespreking in de New York Times laat goed zien waar de verdiensten van het boek liggen. Het inleidende “Slow Learner” suggereert dat het hier gaat om een ooggetuige van het ontstaan van de huidige wereldsituatie waarin de Verenigde Staten een hegemonische positie innemen. Als zodanig is het boek mislukt. Hoezeer het mislukt is blijkt als men er - al dan niet autobiografische - relazen van andere auteurs naast legt.

maandag 27 september 2010

Mijn blog (en spierreuma)

Zoals iedereen kan zien vlot het met mijn blog niet. Dat komt grotendeels omdat ik maanden lang, ongeveer vanaf het begin van het jaar heb gesukkeld met polymyalgia rheumatica oftewel spierreuma. De laatste weken slik ik prednisolon, een medicijn die vol hormonen zit en je een enorme energie geeft, zoveel dat ik vaak maar een uur of drie, vier per nacht slaap en al 's ochtends om 5 uur op ben. En dat terwijl ik iemand ben die per dag 8 uur slaap nodig heeft. Voordat ik begon met die prednisolon viel ik overdag regelmatig in slaap, nu word ik 's nachts regelmatig wakker en moet mij dwingen om in bed te blijven. Gelukkig ben ik al in de afbouwfase en gebruik ik steeds minder van dit spul. De verwachting is dat ik er met een maand of zo vanaf ben.
Ik meld dit omdat er mensen zijn die mij, zoals het in facebook-termen heet, "porren". Ik meld het ook omdat er zich hier een flinke stapel te lezen en te bespreken boeken vormt en ik toch eens een keer aan de slag moet komen.
De literatuur waar ik de laatste dagen mee bezig ben heeft vooral betrekking op de wereldsituatie. (Als je zoveel hormonen krijgt toegediend kun je bijna niet op een lager niveau functioneren. Toch?) Zo lees ik de net verschenen New York Times Bestseller "Washington Rules. America's Path to Permanent War" van Andrew J. Bacevich. Van hem had ik al "The Limits of Power. The End of American Exceptionalism" (2008). Terwijl ik dit schrijf klopt de employé van een postbedrijf op het raam - de deurbel doet het weer eens niet - en reikt mij het pakje met "www.letteratura.global. Il romanzo dopo il postmoderno" van Stefano Calabrese aan. Ik zal wel enige moeite met het Italiaans hebben, maar ik weet zeker dat ik er doorheen kom. Het tweede hoofdstuk is getiteld: "Dal postmodernismo al 'global novel'" en daarmee is al duidelijk waar ik gedurende al die nachtelijke uren dat ik niet meer kan slapen mee bezig ben: mijn "global novel".
Welk is het verband tussen het boek van Calabrese en dat van Bacevich? De "global novel" is een roman, een roman waarvan de plot zich afspeelt op mondiaal oftewel globaal niveau. Wat speelt zich daar af in de werkelijkheid? Antwoord: de Amerikaanse hegemonie. In een roman heb je minstens twee agonisten nodig: de protagonist en de antagonist. De eerste heeft het initiatief in de handeling, de tweede is de opponent. Wij kunnen het er gemakkelijk over eens zijn dat de protagonist in de niet-fictionele, dus reële "global novel", in m.a.w. de wereldgeschiedenis, de Verenigde Staten van Noord-Amerika is. De moeilijke vraag is die naar de antagonist. Tijdens de Koude Oorlog was dat duidelijk: de Verenigde Russische Sovjet Republieken. Maar nu? Het hangt ervan af hoe je de protagonist definieert. Een belangrijke Amerikaanse auteur, Fareek Zakaria, schrijft in zijn "The Post-American World" dat Amerika bij zijn huidige buitenlandse beleid legitimiteit mist. Hij gaat niet zover als sommige Amerikaanse juristen die de VS oorlogsmisdaden ten laste leggen. Zo iets is geen gebrek aan legitimiteit, maar aan legaliteit, kort gezegd, strijd met een of meer rechtsregels. Veronachtzaming van geldend volkenrecht door de VS is niet pas begonnen met George W. Bush, maar al met zijn voorganger, de democraat Bill Clinton.
Aannemende, zoals ik doe, dat de VS inderdaad de protagonist is in mijn non-fictionele "global novel" en verder dat, zoals ik ook doe, het buitenlands optreden van de VS zowel legitimiteit als rechtmatigheid ontbeert, moet de conclusie luiden: de antagonist is de wereldrechtsorde oftewel de hele wereld behalve de VS.
Om de "global novel" te kunnen schrijven moet je een roman kunnen schrijven, dus op zijn minst weten wat er een is, en op de hoogte zijn van de globale situatie. En daarom lees ik dus zulke ogenschijnlijk ver uit elkaar liggende boeken als ik hierboven noem. Ik moet zelfs nog meer soorten lectuur verwerken. Vind ik. In het verleden heb ik mij de vraag gesteld of "Shalimar the Clown" van Salman Rushdie een "global novel" is. Volgens mij is dat niet zo. Het boek gaat over een lokaal probleem, niet een globaal. In ieder geval wil ik aspirant-"global novels" bestuderen, ervan leren en er eventueel een voorbeeld aan nemen. Er valt dus nog heel wat te lezen.

dinsdag 7 september 2010

Neale Williams Antiquariaat uit Maastricht

Gisteren kreeg ik de treurige mededeling van Neale Williams dat hij de Maastrichtse vestiging van zijn antiquariaat met ingang van 1 oktober as. gaat sluiten. Hij heeft aan de Maastrichter Heidenstraat een klein jaar gepraktizeerd. Nog terwijl ik met hem hierover stond te praten verklaarde een jong koppel, zij Zweedse, hij Duitser, dat zij dit de mooiste boekhandel vonden die zij kennen, "to which I agreed". Wat op mij de meeste indruk maakt en waar ik het meeste van houd dat is de collectie van grotendeels hardcover Engelse uitgaven, allemaal in even goede staat en tegen acceptabele prijzen. Met Neale pratende dwalen mijn ogen voortdurend op een onbeschofte maar onbedwingbare manier over zijn schouders naar de titels en auteursnamen langs de wand. Telkens zie ik weer een andere, een oude bekende zoals Graham Greene of D.H. Lawrence of een nieuwe titel van bij voorbeeld Jonathan Frantzen. Dat zal ik binnenkort missen.
Neale wil vooralsnog zijn internetwinkel consolideren en met een half jaar op een andere locatie terugkeren in Maastricht. Daar gaat hij zich ook meer specialiseren op het "echte" antiquarenwerk. In het aanstaande seizoen zal hij in de stad present blijven door lezingen, misschien een cursus, muziekuitvoeringen en voordrachten. Ook de productie van bibliofiele boekjes is hij van plan voort te zetten.
Ik hoop dat hij in zijn voornemens zal slagen en over een poos weer met een winkel in de stad zal zijn. Zo iets is toch altijd een mooie ontmoetingsplaats voor lezers.