woensdag 7 januari 2015

Ein gebildeter Mensch.

Zoals ik in “Zeehandelaar in het dorp: belezenheid” al verteld heb was het hoogste ideaal van mijn vader belezenheid. Hij had, althans noemde altijd als voorbeeld een collega, Zeehandelaar genaamd. Belezenheid is tegenwoordig geen ideaal meer, alles kan immers worden opgezocht op Internet. Niet dat het daar niet gelezen moet worden. Nog onlangs vertelde een man van een jaar of veertig, vijftig op de tv dat hij tot voor kort analfabeet was geweest, maar dat hij was gaan leren lezen om met de computer te kunnen omgaan. Een analfabeet is niet iemand die geen taal heeft, maar die alleen niet kan lezen.
Kunnen lezen is nog niet belezenheid. Belezen is iemand die veel gelezen heeft en wat hij gelezen heeft in zijn geheugen heeft opgeslagen, zodat hij er bij gelegenheid gemakkelijk uit kan putten, m.a.w. zodat hij het bij de hand of paraat heeft. In het algemeen heeft zich dat materiaal in zijn geest ontwikkeld tot een systeem, waardoor hij er gemakkelijker toegang toe heeft. Zo’n systeem weerspiegelt meestal een vakgebied. Een jurist bij voorbeeld is doorgaans belezen in de jurisprudentie, een theoloog in de bijbel, een arts in de medische literatuur, enz. Neemt zo iets spectaculaire vormen aan, dan spreekt men van eruditie en van een erudiet of geleerde. Men treft ze het meeste aan in de alfa- en gamma-vakken. Zulke belezenheid is, zoals gezegd, een systeem, en wel van informatie. Men kan het digitaliseren en opslaan op een harde schijf, verwerken, printen, enz.
Dat laatste kon mijn vader uiteraard niet. Belezenheid was voor hem ook nog iets anders, iets meer. Hij wilde geen beheerder van een kaartenbak zijn, maar “ein gebildeter Mensch”.
Dat had hij geleerd bij de Duitse nonnen waar hij in zijn puberteit bij op school zat. Blijkbaar waren dat liberale nonnen, want het ideaal van de “gebildete Mensch” stond min of meer haaks op de godsdienst.
Wanneer was men “gebildet”? Als men “Bildung” had. “Bildung” betekent in het Nederlands natuurlijk vorming. Het begrip valt uiteen in vorming van het kennisbestand van iemand en vorming van zijn persoonlijkheid. Vermeerdering van kennis hoeft helemaal niet te leiden tot een andere persoonlijkheid, een andere innerlijkheid, daarvoor is meer nodig. “Bildung” omvat dus zowel geïnformeerdheid als gevormde persoonlijkheid. De beide aspecten gaan hand in hand, want de persoonlijkheidsvorming ontwikkelt zich naar gelang van de geïnformeerdheid, verkregen door belezenheid.
De Duitse classicus Manfred Fuhrmann heeft er een boek over geschreven, getiteld “Der europäische Bildungskanon des bürgerlichen Zeitalters”. Hij legt - onder andere - uit dat de belezenheid van de “gebildete” persoon ligt op de gebieden van de literatuur, de filosofie, de geschiedenis, het theater, het concertwezen, het museum, de “Bildungsreise”, de wiskunde en de natuurwetenschappen, die hij stuk voor stuk uitvoerig analyseert. Daar voelt deze persoon zich thuis en weet hij de weg. Het weerspiegelt zich vandaag de dag nog in de rubriceringen van de “kwaliteitskrant”, niet noodzakelijk de NRC. Persoonlijk voeg ik er graag de gebieden van het politieke, het juridische en de internationale ontwikkelingen aan toe. In de angel-saksische wereld spreekt men van de “high culture”, in Nederland van de interessensfeer van de “hoger opgeleiden”.
Deze idee is ontstaan in Duitsland in de tweede helft van de 18e eeuw. Zij was al voorbereid door het humanisme van de Renaissance, maar verleende in Duitsland de jongere generatie de standplaats van waaruit zij kon revolteren tegen de gevestigde, feodale machten. Het land was geen land, het was een verzameling van een duizend-tal staten en staatjes, die elk hun eigen despotische overheid hadden. Weliswaar ontstond er het “verlichte despotisme”, een soort modernisering en matiging van het absolutisme, maar de Verlichtingsbeweging, waarvan dit een aspect was had het andere aspect dat de jongere generaties kennismaakten met mogelijkheden om uit te gaan van hun eigen innerlijke wezen, in plaats van de gehoorzaamheid aan de vorsten met hun verlengstukken. Dat er daar geen revolutie ontstond, zoals in Frankrijk en Amerika, lag aan de gesteldheid van het land. Het was zo versnipperd dat men niet wist tegen wie men eigenlijk moest revolteren. De revolte kwam dus pas na de napoleontische oorlogen. Goed, in die mengelmoes van rationalistische verlichting en vroeg-romantische verinnerlijking ontstond de “Bildungs-idee”.
Zij heeft tot gisteren het onderwijs beheerst. Nog het gymnasium is er de meest typische uiting van. Veel van de Duitse nonnen in het internaat waar mijn vader heeft gezeten, waren ongetwijfeld in hun vaderland gymnasiaal opgevoed. Het christendom orienteerde haar ook op het innerlijke, het subjectieve, dat van tijd tot tijd erg kritisch kon zijn. Ik herinner mij nog dat mijn vader het ideaal van de “gebildete Mensch” vaak memoreerde en dat hij het waarschijnlijk ook huldigde. Niet dat hij de middelen had om het te bereiken of zelfs om ernaar te streven. Het bleef dus bij een droom. Maar wel een die hij heeft overgedragen, in ieder geval op mij.
Ik durfde dat natuurlijk nooit uit te spreken. In mijn omgeving was geen sprake van “Bildung” en ook mijn vader kon maar een paar mensen noemen die hij die titel waard vond, een pater van het klooster, een gemeente-secretaris van een grote gemeente, een vertaler bij de Staatsmijnen. En Zeehandelaar.
En ik, ik heb enorme moeite gehad om hardop uit te spreken, zelfs tegen mijzelf, dat ik “ein gebildeter Mensch” wilde zijn. Nu, tegen het Einde, meen ik dat het geheim van mijn leven, dat ik een dergelijke ambitie had, best openbaar mag worden. Maar dat is niet alles. Kan ik immers nu zeggen: “Ich bin ein gebildeter Mensch”? Dat nou ook weer niet. Wie zich vandaag de dag beroept op “Bildung” krijgt meteen te horen dat hij achterloopt. Dat vind ik vanzelfsprekend, om in Facebooktermen te spreken, niet “leuk”. “Wij” leven niet meer naar het ideaal van de “Bildung”, “wij” leven in de “Erlebnisgesellschaft”, in het Nederlands de pret-maatschappij, de evenementen-maatschappij. “Onze” agenda staat vol volgende evenementen, waar “wij” uit de bol kunnen gaan, staan wuiven als korenvelden of dwalen als zwermen spreeuwen. Met andere woorden, de “Bildung” is doodgelopen in de “Erlebnisgesellschaft”. De doodsstrijd begon al rond 1900.
Moet ik mij daarbij neerleggen? Natuurlijk erken ik dat mijn levensontwerp voor velen onbegrijpelijk is, hetgeen vaak tot heel vervelende toestanden leidt, ruzies door misverstanden, botsingen van culturen. Gezien echter in de uitgebreidheid, de geweldige ruimte van de materie van de “Bildung”, namelijk Europa en zijn geschiedenis, waarvan de “Bildung” de samenvatting, de encyclopedie is, lijkt mij de pretmaatschappij iets voor het weekend, niet voor het leven. Maar dat moet de huidige generatie zelf ervaren.