dinsdag 8 december 2009

Seys-Inquart in Afghanistan

Het plan McChrystal, dat door Obama is omarmd, is even simpel als ondoeltreffend. Het komt neer op de opbouw van een Amerikaans huurlingenleger bestaande uit Afghaanse manschappen en Amerikaanse leiders ad 400.000 man.
Denk echter niet dat de Amerikanen zo dom zijn dat ze uitsluitend geloven in militaire middelen. Ze doen ook aan diplomatie. Zo zoeken ze een "High-representative" die naast en bij gelegenheid boven Karzai in Afghanistan kan opereren. "Bij gelegenheid" betekent net zo iets als de motie van wantrouwen in de Tweede Kamer, die wordt alleen maar bij uitzondering gehanteerd. Niettemin definieert zij de Nederlandse democratie. (Nou ja, definieerde. Tegenwoordig spreekt de regering vaker haar wantrouwen in de Kamer uit. Maar dat daargelaten.) Zo'n "high-representative" moet je dus zien als een Rijkscommissaris, een figuur die wij hebben leren kennen in de Tweede Wereldoorlog in de persoon van Seys-Inquart, oorlogsmisdadiger. In Irak hebben de Amerikanen ook zo iets gedaan. Daar werd het de oud-ambassadeur in Nederland J. Paul Bremer III. "Hij droeg op 30 juni de soevereiniteit in Irak over aan de nieuwe interim-regering," staat er op een argeloze site op Internet. Voor de gewone lezer van staats-secretaris Timmermans: wat dat betekent weten wij uit de Tweede Wereldoorlog: onze regering werd gedegradeerd tot een zootje collaborateurs.
Dat is daar in Afganistan natuurlijk niet aan de hand. Die Amerikanen zijn geen Duitsers. Zij komen op voor "freedom and democracy", als het niet is om te voorkomen dat Al Kaida weer een aanslag in hun eigen land pleegt of om de Taliban te verslaan. McChrystal wil dat ook allemaal niet meer. Hij wil Afghanistan onderwerpen aan een cursus "state building". Zij hebben daar namelijk geen staat. Zij willen er ook geen. Nou moet dat wel. Je moet een staat hebben. Dat weet iedereen. Behalve dus die taliban. Dat zijn dus anarchisten en die moeten dus gedood worden. Allemaal dus. Daar gaat het mij niet meer om, zegt McChrystal, ik maak hier gewoon een staat en omdat de Afghanen zelf geen notie hebben en maar door blijven zeiken maak ik er een zoals ik denk dat hij moet zijn. En daarmee basta. Heel kordaat. Een mannenbroeder, naar het hart van Balkenende die er immers ook een is. (McChrystal is bovendien ook nog een asceet, dat zijn de beste bestuurders. Nou ja, behalve Obama dan, die een echte professor blijkt te zijn.)

De " nieuwe situatie" waarover M. Verhagen almaar doorzeurt, bestaat voor wat betreft Nederland nu hierin dat de opdracht die de militairen van dat land daar hebben, veranderd moet worden. Zij zijn er niet langer om taliban te doden. Zij krijgen een nieuwe missie die bestaat in het uitvoeren van wat men ons altijd heeft wijsgemaakt dat ze daar uitvoerden, maar in het echt niet deden. Dat komt weer omdat Hillary Clinton in haar persoonlijke, alle officiele regels veronachtzamende telefoongesprek met Verhagen heeft "beklemtoond" dat Amerika nu het Nederlandse model volgt. Ze draaien daar in Austin een knop om en al die tienduizenden speciaal getrainde soldaten mitsgaders hun tienduizenden civiele begeleiders en profiteurs gaan nu even speciaal getraind een volstrekt andere taak doen. We can change! En Verhagen gelooft dat. En meer dan de helft van de Nederlandse politici inmiddels ook alweer. Heeft er al een eigen evaluatie van het plan McChrystal plaatsgehad?

En nog een: bestaan de Verenigde Naties eigenlijk nog? Hoe zit het met de legitimatie van al dit gedoe? Is de situatie niet zo nieuw dat zij moet worden voorgelegd ter legitimatie aan de Veiligheidsraad? Mis ik iets?

Misschien zijn er onder de meergenoemde "gewone lezers" nog die denken dat Obama een soort Blitzkrieg voor ogen staat, een surge van 18 maanden. Dat is een droom waar alle toppunctionarissen in Washington ons al uit hebben geholpen. Zowel Biden, als Clinton als Jones hebben zich gehaast de ondernemingen die profiteren van de surge en uiteraard ook moeten kunnen investeren, gerust te stellen. Investeer rustig, het kan nog vele jaren duren. De New York Times haastte zich ook zijn kapitaalkrachtige abonnees hier ervan op de hoogte te stellen. Ik volg dit voorbeeld voor mijn investerende lezers. Het duidelijkste was "Gen. James L. Jones, the president’s national security adviser, speaking on CNN’s “State of the Union.” “We’re going to be in the region for a long time.""

maandag 7 december 2009

Weer Nederlanders naar Afghanistan?

Wij, het Nederlandse publiek, worden natuurlijk al maanden klaargestoomd voor een besluit om weer een nieuwe missie naar Afghanistan te verzinnen. De NOS, soms met loopjongen Peter ter Velde, bericht minstens eens per week dingen van de Nederlanders daar die ze in Hilversum nieuws noemen en op een manier die ze objectief noemen. En van tijd tot tijd zit er wel ergens bij Pauw & Witteman of zo een militair of ex-militair uit te leggen wat "wij" daar doen. Leuke dingen, kom er ook bij, maak er je carrière van. Niet dat "wij" er grote vorderingen maken, "wij" zijn te realistisch om dat te zeggen, nee, het gaat "stap voor stap". D.w.z. hier een bruggetje, daar een school, daar nog een, verderop een nieuwe minaret enz. Niks structureels dus. En zo wordt het dus ook niks. Dat zijn dingen die bij voorbeeld geen rechterlijke macht tot stand brengen, geen wetgeving, geen openbaar bestuur, geen waterleidingen, geen fatsoenlijk openbaar vervoer, geen energievoorziening, geen sociale voorzieningen en zo voorts.
Inmiddels gelukkig al een tijdje geleden werden wij wekelijks door de NOS vergast op het aantal Taliban dat er weer gedood was, altijd in de tientallen. Niet dat de taak van de Nederlandse troepenmacht inmiddels anders is geformuleerd: een van de taken is het "doden van taliban". Zelfs van die stappen kregen wij vrijwel niets te horen. En nog minder van wat er niet lukte wat veel meer en veel belangrijker was/is. (He, hoor ik de min-pres zeggen, waarom altijd het negatieve, kijk eens wat meer naar het positieve, naar de dingen die wél goed gaan. Ik begrijp dat tegenwoordig zelfs het parlement dat moet doen.)
Sinds Obama zijn steun aan het plan van McChrystal heeft betuigd, - want meer heeft hij met al zijn beraad en "bijna professoraal" gedrag niet gedaan, maar waar hij drie maanden voor nodig had, - is "de situatie veranderd". Volgens Maxime V. Je vraagt je af wat er veranderd is. Obama volgt nu de lijn van Bush, dat is het dus niet. McChrystal heeft van Vietnam geleerd hoe het moet en gaat het nu maken. Een gok. Er zijn heel andere berichten over zijn kansen van slagen.
En wat wil hij eigenlijk? Wat is zijn plan? Hij wil een staat met een leger van 400.000 man. That's it. Wil hij een rechterlijke macht? Wil hij waterleidingen? Wil hij ziekenhuizen? Wil hij nog wat van die gewone dingen? Wil hij de armoede in het land bestrijden? Niet zijn taak volgens de "hunter-killer". Natuurlijk is zo'n staat wat de VS overal graag zien. Al decennia steunen zij over de hele wereld een groot aantal totalitaire en autoritaire staten, van bananen- tot oliestaten.
Moeten "wij" dat steunen? Moeten "wij" daar solidair mee zijn? Hou toch op.

En kijk eens naar de verhoudingen.

Trouw van 6 december 2009:
“Turkije, het enige moslimland binnen de NAVO, nam vorige maand het bevel over in Kabul en verdubbelde het aantal militairen tot 1750. Erdogan verklaarde dat de Turken bereid zijn om het Afghaanse leger te trainen en om te participeren in opbouwprojecten, maar voelt niets voor een uitbreiding van de troepenmacht.” Tot een maand geleden had dit land er dus maar de helft van Nederland. Turkije heeft 76.000.000 inwoners.

Engeland, dat er 9000 in Afghanistan heeft, stuurt er 500 extra naartoe. Engeland is, qua aantal inwoners (61.000.000), vier keer zo groot als Nederland. En het heeft een verleden in de regio en een "special relationship" met de VS.

Frankrijk en Duitsland sturen geen troepen.

Polen heeft er 2000 en stuurt er nog eens 600 heen. Het heeft 38.000.000 inwoners, dus meer dan twee keer zoveel als Nederland.

Tsjechië had er 500 en heeft ze allemaal teruggeroepen.

Italië, dat er 2500 heeft, overweegt er 1000 meer te sturen. Het heeft 58.000.000 inwoners en een flink rechts regime.

Spanje overweegt een verdubbeling van zijn troepen. Het zijn er nu 120. Spanje heeft 40.000.000 inwoners.

Nederland heeft 16.000.000 inwoners en 1800 man in Afghanistan.

De aanwezigheid van de Amerikanen daar wordt de laatste tijd verdedigd met een beroep op "the American interest". Dat is niet alleen niet het Nederlandse, maar zelfs niet het Europese belang. "Ons" kabinet wil dat "wij" dat Amerikaanse belang steunen. Ze zijn daar gek in Den Haag. (Onze min-pres heeft de mond vol van de VOC. Die liep niet in de pas van de toenmalige hegemoon Spanje, maar kaapte dat land haar matten af. Piet-Hein is Pieter-Jan geworden en "wij" zien wat dat betekent.)

Denk niet dat het allemaal nog beslist moet worden. In de uitzending van "Het gesprek" van gisteren maakte staats-secretaris Timmermans (PvdA) duidelijk hoe de PvdA-fractie straks in het parlementaire debat - weer - gaat draaien en hoe zij het dan genomen kabinetsbesluit om een nieuwe missie te beginnen zal steunen: de Kamer heeft alleen maar besloten dat de missie in Uruzgan wordt beëindigd, niet in heel Afghanistan. (De gewone mensen, begreep ik van Timmermans van de Partij van de Arbeiders, begrijpen niet dat Uruzgan niet hetzelfde als Afghanistan is. Tiens.) En er zijn immers nog genoeg provincies in Afghanistan waar wij ons werk kunnen voortzetten. Nee, wij kunnen daar niet weg, niet dat wij een plan hebben, maar wij moeten erbij horen, bij de NAVO, bij de club van de lakeien van Washington.
Curieus, dat "wij" al onder Bush op de voorpagina's telkens trots de plaatjes lieten zien van door die man ontvangen Nederlanders en "wij" nu een andere situatie hebben. Welke dan?

dinsdag 10 november 2009

Soldaten zelf

In een uitzending op "Het gesprek" waar ik toevallig in zepte, hoorde ik Dick Berlijn, voormalig commandant der strijdkrachten, stellen dat men bij het uitstippelen van strategische doeleinden geen rekening moet houden met de ellende van de soldaten die worden ingezet. Het waren niet precies zijn woorden, maar het was de strekking van wat hij zei. Inmiddels lees je, hier en hier, hoe het de Amerikaanse soldaten die uitgestuurd zijn geweest, vergaat. Het schijnt zelfs zo erg te zijn dat het uitzenden van soldaten zijn grens heeft bereikt. Nu al worden bij gebrek aan anderen soldaten uitgezonden wier psychische toestand dit niet toelaat. Was het niet nog een jaar geleden de boodschap van onze Van Middelkoop dat de rek er bij het leger uit is en dat het een nieuwe missie niet aankan? En zei Berlijn het bovenstaande omdat hij dat genegeerd wil zien? Misschien begrijpt hij ook niet al te best dat soldaten mensen zijn en geen machines die men eindeloos op topsnelheid kan laten lopen. Ook "strategisch" gesproken telt de soldaat mee.
En maar drammen over nieuwe heldendaden. Of gaat het om plaatsen aan de conferentietafel en hoge posten voor de Haagse club?

dinsdag 3 november 2009

Rechters

Het artikel "Rechtbank kan geen helder vonnis schrijven" op de voorpagina van NRC-Handelsblad van vandaag 3 november 2009 is natuurlijk koren op mijn molentje. Ik attendeerde er al in mijn blog van 12 december 2006 op dat rechters zichzelf het leven moeilijker maken dan nodig. In een proces dat 8 jaar heeft geduurd stelde gedaagde reeds aan het begin dat de koper die asbest in het dak van het gekochte huis had geconstateerd niet vanwege de aanwezigheid van asbest alleen gerechtigd is tot schadevergoeding, hij moet ook aantonen dat het verwijderd moet worden. De kosten van die verwijdering c.a. zijn dan de schade. Bijna 8 jaar later oordeelde dezelfde rechtbank dat de eiser/koper dit niet had aangetoond en dus geen recht op schadevergoeding had. Wat een tijd, geld, ergernis, frustratie, advocatengeklets, rechtergezwam, verlies van geloof in de rechtsbedeling dat allemaal heeft opgeleverd, is niet te beschrijven. Doet de Raad voor de Rechtspraak hier iets mee? Of is het enige item de werkdruk van die arme rechters? Advocaten mogen uiteraard niet klagen, die verdienen er dik aan, maar de zogenaamde kliënten moeten dokken, i.c. 50.000,- euro elk. Ik heb weinig medelijden met rechters die niet uit hun doppen kijken en er maar een eind op los "oordelen". Van de meer dan tien rechters die in het gegeven voorbeeld de zaak onder handen hebben gehad was er geen een die fatsoenlijk gelezen heeft wat er gesteld werd.

P.S. Ach, ik zie dat zij het niet eens schuld zijn, hun ambtenaren doen het fout! Tja dan.

maandag 26 oktober 2009

Te grote banken, te groot land?

Amerikaanse politici zoeken naar mogelijkheden om banken die te groot zijn om te mogen mislukken in te tomen. Er zal wel niets van terechtkomen, maar de gedachte is interessant: er zijn instellingen die te groot zijn. Zij slepen teveel mensen mee in hun mislukkingen, mismanagement enz. Het mooiste is deze gedachte als men ze toepast op het internationale leven: er zijn staten die te groot zijn. Onder andere de Verenigde Staten van Noord-Amerika. Het wordt tijd dat er gepraat wordt over de ontmanteling ervan, zodat in het internationale leven de huidige staten van de VS zelf(standig) optreden. Eens zien hoe het dan gaat. Een vervolg op "The post-american world" van Fareed Zakaria, dat Obama zoveel las? Hij schreef al in Newsweek het artikel "Why do they hate us". Het antwoord is te vinden in de "Aantekeningen uit het ondergrondse" van Dostojewski waar hij de ontmoeting met "de officier met de rinkelende sabel" beschrijft. Zijn de Amerikanen niet "officieren met rinkelende sabel"?

dinsdag 20 oktober 2009

Nederland en de hegemonie

Op dezelfde dag dat ik "LATTE's and LITERATURE" ontdekte zag ik ook het standbeeld van stadhouder Willem III, de stadhouder-koning. Het plein om hem heen deed mij een beetje eng aan, zeker voor deze man die ook koning van Engeland was. Ik heb hem altijd de interessantste van alle Oranjes gevonden, de Zwijger inbegrepen. "Waarom?" vroeg mijn partner. Ik moest even recapituleren. "Hij was de leider van de coalitie tegen Lodewijk XIV." "Coalitie? Waarom?" Lodewijk XIV streefde op het einde van de 17e eeuw naar de hegemonie in Europa en Willem wist een grote coalitie tegen hem op de been te brengen, "een coalition of the willing," wist ik er nog aan toe te voegen. Het grootste deel van Europa wilde een evenwicht van onderling gelijke staten en wilde dus de hegemonie verhinderen. "En is dat gelukt?" "Ja, zeker." "Dankzij onze stadhouder!" "Jep."
Wat later, bij een biertje in het grand café "Dante", merkte zij op dat dat verhaal het tegenovergestelde was van wat er vandaag de dag verteld kan worden: Nederland is de lakei geworden van de hegemoon. Wij werden het erover eens dat onze minister-president met zijn VOC-mentaliteit niets begreep van de Nederlandse geschiedenis, niets van de Opstand - wat? van Nederland? - niets van de leiding in de Europese politiek van de 17e eeuw. In plaats van het land dat de eerste van de serie Grote Revoluties - van Engeland, van de Verenigde Staten, van Frankrijk, van Rusland - heeft voltrokken en een groot voorbeeld heeft gesteld, is het een land van meelopers geworden. Als nationale feestdag vieren wij de dag waarop wij door anderen bevrijd zijn in plaats van de dag waarop wij besloten hebben ons van vreemde vorsten te ontdoen, toen in de 16e eeuw. Als ik het goed heb staat het niet eens in de canon, evenmin als het feit van de coalitie tegen de hegemonie van Lodewijk XIV. De VOC, dat is het voorbeeld!

maandag 19 oktober 2009

Lezen en oorlog

Was het Wim Kan die die grap vertelde over de vice-president van de VS Agnew? Agnew had twee boeken van de bibliotheek geleend en werd gemaand om ze terug te brengen omdat de uitleentijd verstreken was. Hij vond het heel vervelend dat hij er nu al afscheid van moest nemen, want het tweede had hij nog niet ingekleurd. Wij hebben geen hoge dunk van de belezenheid van de Amerikanen, inmiddels waarschijnlijk ten onrechte omdat wijzelf niet meer lezen. In het interview dat Zeeman met Philip Roth had, zei de laatste dat er in de VS niet meer gelezen wordt.
Echter, zoals ik al eerder heb aangetoond, wordt er momenteel door de president en de vice-president gelezen en ook nog om er iets aan te ontlenen dat hen kan helpen bij het nemen van belangrijke beslissingen. Vandaag vond ik weer een nieuw bewijs. Stanley McChrystal, chef van de Joint Special Operations Command, het commando voor de stiekeme operaties, en momenteel de leider van de NAVO in Afghanistan, leest ook en wel literair werk.
"...ondanks al zijn ascetisme vertoont McChrystal een subtiliteit die een ruimer blik op de wereld suggereert. "Als je zijn huis eens zou bezoeken, hij heeft een onwijze bibliotheek," vertelde Maj. Gen. Michael Flynn, McChrystals spionnagechef en oude vriend. "Je kunt binnengaan en een boek aanraken en vragen " Wat is dit?" en hij begint meteen met erover te praten. Hij heeft de onweerstaanbare gewoonte in oude boekhandels rond te struinen. Hij is niet een van die lui die alleen maar militaire boeken lezen. Hij leest ook over gekke dingen. Op het ogenblik leest hij een boek over Shakespeare." Aldus The New York Times van 18 oktober jl. Is dat niet wonderbaar? Dus, verder geen flauwe grappen meer over het analfabetisme van de Amerikanen. Zelfs die lui die, zo'n 54.000 man sterk, in andere landen gelicentieerd moorden en martelen en regimes ondermijnen en omverwerpen en infiltreren en stoken en opstanden financieren en helpen voorbereiden, zijn belezen. En nog wel op het gebied van "gekke dingen", zoals Shakespeare. Wie had dat nou gezocht achter "the quiet American"!
N.B. Voordat ik ervan beschuldigd word niet te weten waar ik over spreek beken ik alvast dat ik niet weet waar dat "Maj. Gen" van die Flynn voor staat, zodat ik mij kan vergissen in zijn literaire deskundigheid.

zondag 18 oktober 2009

The Humbling

Terwijl ik “Inherent Vice” nog niet uit had, op 29 september jl., ging ik een dagje naar Breda. Ik ken(de) de stad praktisch niet en dwaalde wat door de binnenstad. Zonder veel fiducie, mag ik wel zeggen, skeptisch over de betekenis van de stad. Er is immers geen universiteit, maar wel een militaire academie, de perfecte antithese. (Tja, zo ben ik.) In de Nieuwstraat zag ik ineens een boekhandel. Zoals ik altijd doe voor een boekhandel bleef ik staan en bestudeerde zorgvuldig de etalage. Was het ook zo’n tweede hands geval waar niks interessants te vinden is, zoals je er in veel provinciesteden aantreft? De gepresenteerde boeken waren allemaal nieuw, nieuwe uitgaven ook. Ik werd nog opmerkzamer dan ik al geworden was. Wat was dit? De boekhandel heette volgens een uithangbord “LATTE’s and LITERATURE”. Latte’s? Toch geen Italiaanse caffè latte en literatuur? Jawel, een boekhandel met een coffee bar, de perfecte combinatie. Ik naar binnen. Diepe lederen fauteuils, een toonbank waar koffie werd gemaakt en verkocht, hoge tafeltjes met barkrukken en boekenkasten. Niks tweede hands, alles nieuw en bij nadere inspectie een serie van de allernieuwste Engelse en Amerikaanse titels en alles bij elkaar een van de aardigste boekhandels die ik ooit bezocht heb.
Ik pikte er “The Humbling” van Philip Roth uit, “vandaag net binnengekomen,” zei de eigenaar van de winkel. “Alweer een Roth,” kon ik niet nalaten te roepen. Ik had “Indignation” niet zo mooi gevonden, niet na “Exit Ghost” dat ik een tweede keer heb gelezen. “Indignation” las ik even na “On Chesil Beach” van Ian McEwan en dat laatste vond ik veel mooier.
Met “The Humbling” heeft Roth het - voor mij - weer goedgemaakt. Het gaat over een 65-jarige acteur die veertig jaar lang groot succes heeft gehad, maar ineens in een gat valt. Hij is na toe aan zelfmoord, beseft dit en laat zich opnemen voor een kuur van een kleine maand in een kliniek. De kuur levert niets op. De oorzaak van de crisis is niet te achterhalen en de man, Simon Axler, is intelligent genoeg om alle hypothezen zelf te bedenken, zodat hij ook met zijn behandelaars niet verder komt.
In het tweede van de uit drie delen bestaande novelle krijgt Axler bezoek van de dochter van een echtpaar collega’s, zo’n beetje van dezelfde leeftijd. Axler heeft bij de geboorte nog geassisteerd bij de keuze van haar naam, Pegeen Mike, naar een personage in een toneelstuk van de Ierse toneelschrijver John Millington Synge “The Playboy of the Western World”. Pegeen, zoals zij verder in “The Humbling” wordt genoemd, heeft op jonge leeftijd gekozen voor een leven als lesbienne, zeer tegen de zin van haar ouders, van wie zij totaal vervreemd is. Op het ogenblik van haar ontmoeting met de man die haar peetvader kon zijn, is zij veertig. Volkomen onverwacht besluit zij haar leven een hetero-wending te geven, voor Axler te vallen en een relatie met hem te beginnen.
Simon Axler heeft aan het begin van het verhaal niet kunnen besluiten tot zelfmoord, maar er was eigenlijk niks anders in zijn gedachten. Niemand, ook niet de mooiste aanbieding heeft hem ertoe kunnen verleiden zijn acteurscarrière weer op te pakken. Die was definitief voorbij, dacht hij. Zij berustte op het misverstand dat hij van nature een acteur was, terwijl hij in werkelijkheid zijn acteursleven lang een speler had gespeeld. Door zijn relatie met Pegeen bloeit hij weer op. Zelfvertrouwen en vitaliteit keren terug. Het bedrijven van seks met Pegeen, het omvormen van haar tot weer een vrouwelijke vrouw geven hem nieuwe energie en zij gaan zelfs zover met hun seksspelen dat zij een half dronken mooie jonge vrouw uit een bar oppikken om een trio te vormen. Beiden beseffen het risico, het risico namelijk dat Pegeen terug zal vallen in haar lesbische verleden. Daags na deze escapade kondigt Pegeen aan dat zij een kind van Axler wil, om hun relatie te bezegelen. Axler bezoekt een specialist om advies te vragen over de gevaren die een kind bedreigen dat verwekt is door een man van zijn leeftijd. Hij keert enthousiast naar huis terug om het Pegeen, die van zijn tochtje naar het ziekenhuis niet op de hoogte was, te vertellen. Pegeen woont een eind verderop, maar zal in het weekend komen en dan krijgen ze tijd genoeg om alles te bespreken.
Als Pegeen komt verdiept zij zich onmiddellijk in werk dat zij heeft meegebracht. Axler wacht af. Als hij in bed de liefde met haar wil bedrijven, zegt zij dat haar hart er niet naar uitgaat. Bij het ontbijt zegt zij zonder inleiding dat hun relatie beëindigd is. Na een korte uitzichtloze discussie verlaat zij het huis. Axler is weer alleen met zijn zelfmoordplannen, zoals aan het begin van het verhaal...
Het boek beslaat in de uitgave van Jonathan Cape 140 bladzijden. Het leest zich in vier à vijf uur. Het is geconcentreerd op de voor het relaas relevante dingen en laat zich nergens afleiden. Men leest het dan ook ademloos.

vrijdag 16 oktober 2009

Recordbonus

ABN AMRO voorspelt mij in haar laatste nieuwsbrief "...hoge verwachtingen voor de komende week. Het aantal ondernemingen dat dan met kwartaalresultaten komt, verdubbelt ten opzichte van deze week. Aanhoudend goede cijfers kunnen de huidige stijging van een fundament voorzien. De aarzeling in de markt beperkt zich tot de financiële sector.
Beleggers komen tot het oordeel too good to be true. In een jaar tijd draait het beeld van omvallen en staatssteun naar spectaculaire winstgroei en recordbonussen voor zakenbankiers."

Recordbonussen van zakenbankiers... Waar ging die vergadering van de G20 toch ook weer over?
Ik las gisteren in The New York Times dat het totale bedrag aan bonussen dat in dit jaar in de VS wordt uitgekeerd, de bedragen van 2007 en 2008 ver overtreft. Het beloopt de mooie som van 140 miljard (schrijve 140.000.000.000,-) dollars. Europa zal daar de concurrentie van voelen, schreef het blad.

dinsdag 13 oktober 2009

Politiek en lezen

P.-J. Balkenende deed het onlangs nog voorkomen alsof hij "Karakter" van Bordewijk had gelezen. Misschien was het waar, misschien had hij alleen maar de film van Van Diem gezien. Wat dan ook, hij beriep zich op lezen. Jammer genoeg stelde hij dát niet als voorbeeld, maar wat hij dacht dat volgens Bordewijk karakter is. Ik dacht toen nog weer eens een keer: politici lezen te weinig, anders, natuurlijk, dan kamerstukken en de krant.
Eergisteren kreeg ik Tom Engelhardt's blog, waarop ik ben geabonneerd, toegestuurd. Het was weer heel interessant. Het Witte Huis, schrijft hij, leest op het ogenblik twee boeken, allebei over de geschiedenis van de Vietnam-oorlog. Dat lezen doet men daar om te voorkomen dat de VS in Afghanistan in dezelfde fatale fouten vervalt als in Vietnam. Engelhardt adviseerde het Witte Huis nog een aantal boeken over diezelfde oorlog. Ik vroeg mij skeptisch - als ik ben - af of dit soort adviezen iets opleveren, want men heeft daar toch de rapporten van minstens 16 veiligheidsdiensten en waarom zou men dan de boeken van een paar journalisten of hoogleraren geschiedenis gaan lezen? Waarschijnlijk was ik hierbij de dupe van het idee dat men zo iets in Nederland nou nooit eens hoort, behalve zulke halfgare onzin als die over "Karakter."(Is er al een geschiedenis over "onze" deelname aan de militaire operaties op de Balkan geschreven en hanteert men die bij de besluitvorming over deelname aan Afghanistan? Zal de commissie Davids ons melden welke mooie boeken men gelezen heeft bij de deliberaties over deelname aan de oorlog in Irak?)
Dat ik een volkomen verkeerd idee heb van het lezen van politici bleek mij vandaag bij lezing van The Opinionator, een uitgave van The New York Times, behelzende "A gathering of opinion from around the Web". In de editie van gisteren, 12 oktober, wordt een "The Vietnam War Guide to Afghanistan" gepresenteerd. Men vermeldt dat er een veldslag plaatsvindt over leeslijsten. Tom Engelhardt had dat waarschijnlijk al gelezen in The Wallstreet Journal. Het gaat in eerste instanties om twee titels die van elkaar verschillende lessen uit de oorlog in Vietnam trekken. "Het eerste boek beschrijft een Witte Huis dat in 1965 door een krijgsmacht die het conflict te eng zag om de problemen in het verschiet te zien, een escalerende oorlog in gedrild wordt. President Barack Obama had, volgens woordvoerders van het Witte Huis het boek onlangs uit en vice-president Joe Biden was het aan het lezen. Het tweede beschrijft een andere regering, in 1972, toen een krijgsmacht van de VS die tenslotte had uitgevonden hoe de opstand te lijf moest worden gegaan, werd verworpen door politieke leiders die buigen voor populaire opinies en de strijd staken." Bij die twee is het niet gebleven, want allerlei mensen hebben andere leeslijsten opgesteld, "multiple lists", vermeldt het artikel in The Wallstreet Journal. Het is mij niet bekend of de president zich in zijn leeskamer heeft opgesloten met een stapel lectuur, maar je staat toch paf. (In het overzicht dat The Opinionator geeft wordt Tom Engelhardt's blog en zijn leeslijst ook aangehaald. Die man telt dus echt mee.)
Een van de drijfveren achter het optreden van de Amerikanen in het Midden Oosten is het Vietnam-syndroom. Men kan maar niet over het verlies van die oorlog heenkomen en vreest een herhaling. Dat is een motief dat wij hier niet hebben. Ons probleem is "Srebrenica". En uiteraard "Karakter". Maar misschien vooral de NAVO-club.

maandag 12 oktober 2009

Een intelligent hart 3

Een paar dagen geleden zag ik in een boekhandel in Luik een stapel - van meer dan tien - exemplaren van "Un coeur intelligent" van Finkielkraut liggen. Het wordt daar dus ergens behandeld, bij de universiteit of zo. Dat is minder dan een maand na het verschijnen van het boek. (Op de dag dat het werd aangekondigd heb ik mij naar Luik gerept om het te kopen, maar men moest nog een paar dagen wachten voor het zou arriveren.) Gaat men overhaast te werk?
Ik had zelf, na een maand blogging over en naar aanleiding van het boek, een gevoel van over-blogging. Wat zegt dit eigenlijk allemaal? Finkielkraut schijnt filosofen duidelijk te willen maken dat zij meer romans moeten lezen. Als wat doet hij dat? Als filosoof of als letterkundige? Dat filosofen gemaand moeten worden is al veel eerder vastgesteld. Eigenlijk is trouwens ook allang bekend dat romanschrijvers te weinig filosofen lezen (en er vaak maar een eind op los bazelen met een filosofie van de kouwe grond). Of bedoelt Finkielkraut dat politici meer romans moeten lezen? Misschien doen zij dat niet genoeg omdat romanschrijvers politiek meestal verwarren met moraal, zo niet moralisme en dus weinig bruikbaars opleveren. Nussbaum is tenminste duidelijk, zij heeft het tegen rechters. (Dat wel, maar van het rechterlijke vak weet zij helemaal niks, hetgeen ze zelf schrijft. Sic!)
Maar al die mooie bedoelingen terzijde gelaten, wat moeten wij met dat intelligente hart? Het lijkt toch wel sterk romantische rimram. Kijk eens om je heen. Wat gebeurt er? Wat kun je waarnemen, als je tenminste niet de hele week zit te wachten tot je weer snuivend en spuitend kunt gaan feesten of kunt gaan shoppen op steeds meer duizenden kilometers afstand waar precies dezelfde merken worden aangeboden als waar je woont? In wat voor wereld leven we? Moet je de media geloven, wat ik niet aanraad, dan is het enige interessante de dominantie van de Verenigde Staten. Vertel mij niet dat het lezen van de laatste Roth of Rushdie of Irving of Safran Foer of Byatt of Lodge of Beigbeder of Zo toch immens veel plezier kan geven. Ja, als je met je kop in het zand leest, als je met andere woorden de roman niet serieus neemt en er amusement van maakt. Zo van: "even weg, in een andere wereld".
Dat bedoelt de ware romanschrijver (van Kundera) echter niet! Hij wil juist de realiteit weergeven, beter, op een hoger plan dan de politici en historici kunnen. Niet dat daar veel van terecht komt. Wij wachten nog steeds op dé "global novel". Wij wachten nog steeds op de roman, het epos dat ons - "in a novelistic way" - duidelijk weet te maken wat de Amerikanen in het Midden-Oosten doen. Niet militair, niet diplomatiek, maar geopolitiek gesproken. En geopolitiek niet als Amerikaanse buitenlandse politiek opgevat maar als visie vanuit de globus in zijn geheel, vanuit de kosmopolis. (Misschien is het een roman over de secretaris-generaal van de Verenigde Naties?) Kan, moet men daarvoor een "intelligent hart/gevoelige intelligentie" hebben?
Misschien is de gedachte nog niet zo irreëel. De Amerikanen zijn bezig hun strategie in Afghanistan om te gooien. In plaats van al die dingen die ze tot nu toe vergeefs hebben toegepast gaan ze nu de "hearts and minds" van de Afghanen winnen. En guess what? "Hearts and minds" is niets anders dan hart en verstand. Zij, die Amerikanen, gaan er natuurlijk vanuit dat zij weten wat dat is, dat zij er alles van weten. De boeken die Finkielkraut bespreekt, hebben zij allang gelezen en nog veel meer van dezulke. (Petraeus in ieder geval. De "literaire generaal" zou ook een mooie titel zijn.) Sterker nog, want dat zijn allemaal westerse romans, zij kennen ook Rumi en Avicenna en andere uit Afghanistan afkomstige schrijvers "by heart". Of niet? Wel, zo niet dan weten ze ook niet waarin de "hearts and minds" van de Afghanen bestaan.

donderdag 8 oktober 2009

Een intelligent hart 7

De wijsheid van de roman ligt dus niet in de auteur noch in de personages, maar in de romanvorm. De roman is intelligenter en hartelijker dan de auteur en vanzelfsprekend nog intelligenter en hartelijker dan die domoren die door de auteur gecreëerd zijn. De roman is de gastvrijheid zelf.
Is dat het geval met alle romans? Natuurlijk niet. Kundera beperkt zich tot de "grote romans" en Finkielkraut en Nussbaum bespreken ook alleen maar romans die zij belangrijk genoeg vinden. En die grote romans zijn, alweer volgens Kundera, geschreven door de "ware romanciers".
Hoe is het mogelijk dat de roman deze capaciteiten heeft? Het antwoord op die vraag is afhankelijk van de definitie van de roman en die is ver te zoeken. Eigenlijk is het echter toch ook heel eenvoudig. De roman is het meest veelzijdige literaire of linguïstische (sub)genre. Hij is zo wendbaar dat hij - in ieder geval het meest - in staat is om de wendingen in het leven te volgen. Met de roman kan men alle kanten uit. Hij kan in gewone taal onder woorden brengen als ook in poëtische, wetenschappelijke, filosofische, journalistieke enz. Hij overstijgt de geschiedenis door - intelligent en betrokken - te speculeren over de ontbrekende stukken. Door zijn poëtische mogelijkheden kan hij het onzegbare zeggen, door zijn realisme dat wat moreel onaanvaardbaar wordt geacht maar toch uitgesproken moet worden. Door zijn gewone taalgebruik kan hij de journalistiek overtreffen. Door zijn voorstellingsvermogen kan hij de juridische kortbondigheid verhelderen en voorstelbaar maken.
Kan hij... wat wil zeggen dat niet alle romans het doen of zelfs maar hoeven te doen. Er is natuurlijk een schaal van benadering van de goede roman, maar als middel is de roman het beste in staat om het leven zelf op het spoor te blijven. Hij heeft de wijsheid van het leven, het leven dat om zichzelf de moeite waard is. Als het maar niet teveel verziekt wordt.

zondag 4 oktober 2009

Een intelligent hart 6

"In de eerste versie van de "Anna Karenina" die Tolstoi schetste was Anna een heel onsympathieke vrouw en haar tragische einde was gerechtvaardigd en verdiend. De definitieve versie van de roman is heel anders, hoewel ik niet geloof dat Tolstoi tussentijds zijn morele opvattingen heeft veranderd, integendeel, ik zou zeggen dat hij onder het schrijven een andere stem heeft gehoord dan die van zijn moraal. Hij hoorde wat ik graag zou noemen de wijsheid van de roman." Zo schrijft Kundera in "L'art du roman". "Alle ware romanschrijvers hebben een oor voor deze bovenpersoonlijke wijsheid, hetgeen verklaart waarom de grote romans altijd een beetje intelligenter zijn dan hun auteurs," voegt hij eraan toe.
Ik herinnerde mij deze uitspraken van Kundera terwijl ik, zelf enigszins bevreemd, de slotalinea van mijn vorige blog nog eens las. Waren dat wel goede vragen die ik daar stelde? De romans van Couperus die ik daar noem bevatten zeker personages die vervuld zijn van de -ismen die ik opsom, maar schuilt daarin de wijsheid van de roman? Het antwoord ligt in het bovenstaande citaat. Natuurlijk zijn een aantal personages vervuld van zekere opvattingen die men kan bestuderen of in ieder geval toetsen aan hun algemene versies. Men kan zich dan de vraag stellen wat voor soort anarchist bij voorbeeld Zanti in "Majesteit" is. Of wat voor soort "imperialist" de keizer is in vergelijking met zijn zoon in "Wereldvrede". Voor zover dat al wijsheid oplevert, is dat wijsheid in, niet van de roman. Wat Kundera bedoelt is de wijsheid die opgesloten ligt in de literaire vorm die wij roman noemen. In die vorm is Couperus in staat grote en kleine zielen ten tonele te voeren, zonder er een moreel oordeel over uit te spreken, ze zo te beschrijven dat zij voor zichzelf spreken. Deze mogelijkheid biedt de roman als zodanig. Aldus Kundera.
En aldus ook de Vincent Descombes die ik eerder noemde, in zijn "Philosophie du roman".
De wijsheid van de roman ligt dan in de opschorting van het morele oordeel ten gunste van een breder uithalen over de feiten. Ik denk dat ook Nussbaum dat bedoelde in "Poetic Justice", waar zij rechters maant hun juridische oordeel op te schorten totdat zij zich een goede voorstelling kunnen maken van de feiten. Je zou bijna zeggen dat dat logisch is en bij de rechters bekend, maar als men de uitvoerigheid van de roman eenmaal ervaren heeft kan men bijna niet meer volstaan met de beknoptheid die men vaak in juridische lectuur ontmoet. En die gerechtvaardigd wordt in de retorika, die nog steeds het model voor het juridische en morele redeneren levert. Te geringe uitvoerigheid is meestal het gevolg van het idee dat men wel weet hoe de vork in de steel zit.
In de literatuur leidt deze opvatting er vaak toe dat er dingen worden verteld die "eigenlijk" niet door de beugel kunnen, dat wil zeggen die moreel verwerpelijk worden geacht, maar literair verantwoord zijn. De angst voor het onbekende wordt dan weggenomen en de oordeelvorming reëler.

zaterdag 3 oktober 2009

Een intelligent hart 4

Ik gebruikte op het einde van mijn voorlaatste bericht de term "inspiratie van de romancier". Dat is, letterlijk, dat wat hem bezielt. Natuurlijk ben ik er mij van bewust dat de mens en dus ook de romancier naast het hart een ziel heeft, althans dat dit twee verschillende instanties in de mens zijn. Ik weet niet waarom Finkielkraut van mening is dat de roman voortkomt uit het hart van de auteur, maar op het einde van de 19e eeuw zocht men het meer in de ziel. De, onze, Tachtigers probeerden met een faustische pneumatiek aan de trivialiteit van hun omgeving te ontsnappen en op te gaan in de Al-Ziel (Verwey).
Ook Couperus vatte haar op als een last resort. Het zou mij niets verbazen als hij zich gedrongen heeft gevoeld om daar, ter ontnuchtering, de “kleine zielen” tegenover te plaatsen, zichzelf daarmee echter de allures van de alwetende schrijver aanmetende. Na lezing van zijn “Boeken der kleine zielen” is wel duidelijk wat hij onder een kleine ziel, onder kleinzieligheid verstaat. Maar wat staat daar tegenover in zijn optiek? Welke grote zielen heeft hij beschreven?
Tussen de kleine zielen is alleen Brauws aan te wijzen, maar die is te weinig uitgewerkt om een werkelijk goed beeld te krijgen. In “Majesteit” en “Wereldvrede” echter, dat in “Metamorfoze” “Het boek van anarchisme” wordt genoemd, komen minstens twee “grote zielen” voor: de keizer, Othomar, en de anarchist, Zanti. Ik was dus wel op de goede weg toen ik vermoedde dat een schrijver als Couperus iets interessants over de “grote ziel” gezegd zou kunnen hebben.
Ik heb daar lang op geteerd en, zonder veel succes, geprobeerd er iets mee te doen. Ik dacht er bij voorbeeld over een roman te schrijven waarin het thema van “Wereldvrede” opnieuw zou worden opgenomen, of een artikel over het opmerkelijke toeval dat Couperus met een roman kwam waarin een figuur als Othomar een portrettering was van czaar Nicolaas II, die vier jaar later - voor iedereen, behalve dus Couperus, onverwacht! - het initiatief nam tot de Haagse Vredesconferentie van 1899.
Een poos geleden las ik toevallig “Kindersouvenirs” van Couperus en begreep wat hij onder een “grote ziel” verstaat, tenminste onder die welke hijzelf is. Couperus voelde zich een “grote ziel”, wat bij hem betekent een genereuze ziel. De Chinese schrijnwerker, in “Kindersouvenirs”, omschrijft de “grote ziel” als volgt:

“Daarmee bedoel ik, dat de kleine meneer (Couperus dus - T.L.) gelúkkig zal worden in het leven, dat hem wacht, omdat zijn ziel “groot” zal zijn en zal zien rondom hem, en al het moois zal zien wat er is op de wereld en in de mens. De “grote zielen”, die dat zo zien, zijn de dichters en de kunstenaars: zij bootsen de natuur en het leven na, en die nabootsingen zijn hun geluk. Hun zielen zijn “groot”, omdat zij veel zien en veel begrijpen, en op hun beurt veel geven van wat zij ontvangen; want de “grote zielen” zijn mild. En omdat zij ontvangen en geven, en zien en bewonderen en nabootsen, zijn zij gelukkig, is hun leven gelukkiger dan van vele andere mensen: zij zijn de gezegenden van de goden, en de goden hebben hen lief...” (Verzameld Werk, VII, pg. 678/9.)

Waw, nietwaar?
In “Van oude mensen” legt hij Lot Pauws, de journalist, eveneens woorden in de mond die zijn opvatting van het schrijver- en kunstenaarschap betreffen en die de in het citaat vertolkte opvatting nader uitwerken.
Is Couperus dan niet de auteur van "De boeken der kleine zielen"? Ik bedoel iemand die juist geweldig genoeg geïnteresseerd is in kleine zielen om er zo'n lijvig boek over te schrijven? Was hij er niet mee geëngageerd, zong hij er niet de lof van? M.a.w. was hij dan geen populist?
De “Dionysos-studiën” zeggen daarover wel iets, te beginnen met de “opdracht”: “Na de Kleine Zielen, vóór Dionysos...”, waarbij dat “vóór” aardig dubbelzinnig is. Schrijft hij deze gedichten voordat hij aan het boek “Dionysos” begint of zegt hij erin dat hij niet voor de kleine zielen, maar voor Dionysos is? “Na ‘t scheemren veler kleine Zielen lot” dwalen “zijn morgens” “langs lange marmergodenvolle zalen”.
Echter

“mijn ziel is twee: een kind van noordewee,
Duikt zij deemoedig onder noordeluchten
En voelt zich éen met grauwe lucht en zee.

Maar als de schemervisioenen vluchten
Na ‘t kleurloos schaadwen duistrer kleinen leed,
Slaakt zij naar bláuwe lucht haar jubelkreet.”


Duidelijk is de zaak voor hem kennelijk niet. Hij pendelt heen en weer tussen “grauw” en “blauw”. En hoe komt hij van “Eline Vere”, “Noodlot” en “Extaze”, via “Majesteit”, “Wereldvrede” en “Hooge troeven”, bij “Psyche” en “Fidessa”? En brengen die laatste twee hem op de grootzieligheid?
Intussen is het niet eenvoudig vast te stellen wat precies de grote ziel vervult. Is het het anarchisme of het verlangen naar wereldvrede in “Majesteit” en “Wereldvrede”? Is het de leer van Dionysos in “Dionysos”? Misschien de oosterse wijsheid in “De stille kracht” (1900)? Een soort Mythras-leer in “De zonen der zon”? Het christendom, zoals in “Jahve”? Wat zegt “De berg van licht”? Zijn Iskander en Xerxes (afgebeeld als) grote zielen? Wat zocht Couperus in Romeinse verhalen als “De berg van licht” en “De comedianten”? Deed ook hij aan anthroposofie? Deed hij iets met Goethe? Waar haalde hij zijn Dionysos vandaan? Van Nietzsche? In het register van de biografie van Bastet komt Nietzsche niet voor. Wie het weet...

En dat de roman ondubbelzinnig de zetel van het intelligente hart zou zijn is eigenlijk ook niet vol te houden.

Tomgram: Pepe Escobar, Pipelineistan's Ultimate Opera

Ter afwisseling:
Tomgram: Pepe Escobar, Pipelineistan's Ultimate Opera

Posted using ShareThis

vrijdag 18 september 2009

Een intelligent hart 2

Intussen - d.w.z. tussen het voorgaande en wat ik in het vooruitzicht heb gesteld - stootte ik op de titel: "The Intelligent Heart. Transform Your Life With The Laws Of Love" (1997), door David McArthur & Linda Brown. Ik ga hier niet op in, hoewel ik er Alain Finkielkraut op zou willen attenderen, behalve met het volgende. In een summary van Linda Brown treft men de volgende zinsnede aan: "When using the intelligence of the heart along with the intelligence of the head, we tap into divine guidance." Als wij de intelligentie van het hart samen met de intelligentie van het hoofd gebruiken putten wij uit goddelijke begeleiding. Nou, nou.
Bedoelt Finkielkraut dit misschien ook? Hij verwijst vaak naar Kundera, o.a. naar zijn vermelding van een joods spreekwoord dat heel gis zegt: "De mens wikt, God lacht," een mooie correctie op het serieuze - je zou bijna zeggen: deïfaitistische - "de mens wikt, God beschikt" van ons. Kundera vermeldt het spreekwoord niet alleen, maar hij maakt er de geest van de roman van. "Ik denk graag," schrijft hij, "dat de romankunst ter wereld gekomen is als de echo van de lach van God." Dit is zijn antwoord op de vraag naar de wijsheid van de roman: de wijsheid van de roman bestaat in de lach van God.
Dat is prima, zou je zeggen, maar er is iets mee. Want hoe gaat dat in zijn werk? Zijn de romans geïnspireerd door (de lach van) God, zoals de bijbel of de koran? Zijn de romanciers een soort shamanen of media? Vaak noemt men ze de apen van God. Zijn er schrijvers te noemen als bewijs van de stelling van Kundera? Hijzelf noemt inderdaad Tolstoi, maar toch vooral Rabelais, Cervantes, Fielding, Sterne, Goethe, Laclos. Allemaal geestige romanciers, toch? Dus geïnspireerd, door de lach van God. Misschien vinden de joden van het spreekwoord waar Kundera op wijst de Heilige Geest wel de Lach van God! En waarom niet? Wie zegt dat de heilige geest een aristotelische of cartesiaanse filosoof was?
Een Nederlandse schrijver die zich wel eens met het probleem van de inspiratie van de romancier bezig hield, was Couperus.
(Wordt vervolgd.)

maandag 14 september 2009

Een intelligent hart 1

Koning Salomon smeekte de Eeuwige hem een intelligent hart ("coeur intelligent") te geven. Dat is lang geleden, maar na de vorige eeuw heeft dit gebed om een gevoelige scherpzinnigheid ("perspicacité affective") nog steeds zijn waarde. Met deze twee zinnen begint het nieuwste boek van de Franse filosoof Alain Finkielkraut, Un coeur intelligent, 2009. (Hij schijnt er zich niet van bewust te zijn dat hij van de ene op de andere zin het adjectief en het substantief omkeert. Wil hij een intelligent hart of een gevoelige scherpzinnigheid? Het antwoord op deze vraag is wel van belang, zoals zal blijken.)
God, echter, zwijgt, vervolgt het "Avant-propos" van Finkielkraut. Wij moeten het dus elders zoeken. Voor onze gevoelige intelligentie of intelligente gevoeligheid kunnen wij niet terecht bij Hem noch bij de geschiedenis (van de vorige eeuw), wij kunnen ons met enige kans op succes richten tot de literatuur. Haar bemiddeling is geen garantie, zonder haar zou de genade van een intelligent hart echter voor altijd onbereikbaar zijn. En wij zouden misschien de wetten van het leven kennen, maar niet zijn jurisprudentie, voegt hij er aan toe.
Het boek van Finkielkraut, de filosoof, bestaat vervolgens uit 9 studies aan de hand van 8 romans van 8 romanciers, namelijk Milan Kundera (La plaisanterie), Vassili Grossman (Alles stroomt), Albert Camus (Le premier homme), Philip Roth (The Human Stain), Joseph Conrad (Lord Jim), Fjodor Dostojewski (Aantekeningen uit het ondergrondse), Henry James (Washington Square), Karen Blixen (Het feest van Babette) en een autobiografie, de "Geschichte eines Deutschen" van Sebastian Haffner.
Een filosoof die 8 literaire werken bespreekt. Hij geeft in zijn eerste zin al aan waarom, maar daar staat een voor een filosoof niet vanzelfsprekende stelling. Zeker, er zijn filosofen die proberen de filosofie van de roman te definiëren, Vincent Descombes bij voorbeeld in zijn "Proust. Philosophie du roman" (1987), maar hij beperkt zich toch maar tot de filosofische roman bij uitstek, de "Recherche du temps perdu". En hij heeft niet de probleemstelling van Finkielkraut, de speurtoch naar het intelligente hart/de gevoelige intelligentie, de combinatie van gevoel en gedachte, de overwinning van de tegenstelling tussen Verlichting en Romantiek.
Finkielkraut legt niet uit wat Salomon met dit hart wilde. Waarvoor had hij het nodig en waarvoor moeten wij het hebben? Een kleine indicatie voor wat hemzelf betreft staat in het "Avant-propos". Wat ik in mijn vertaling heb samengevat in de woorden "na de vorige eeuw", wordt door de auteur gespecificeerd. Het was namelijk de eeuw die "geruïneerd is door de gezamenlijke wandaden van de bureaucraten, d.w.z. van een zuiver functionele intelligentsia, en van de bezetenen, d.w.z. van een oppervlakkige, binaire, abstracte sentimentaliteit die soeverein onverschillig was voor de bijzonderheid en voor de kwestbaarheid van de individuele lotgevallen". In de plaats van die bureaucratische instelling en van die sentimentaliteit hebben wij behoefte aan een gevoelig verstand. En dat wordt aangetroffen in de literatuur.
Ook deze stelling is niet nieuw. Kundera schreef in "L'art du roman" al dat de roman van de laatste vier eeuwen een taak waarnam die eigenlijk die van de filosoof was. De filosofie kwam er pas op met Heidegger.
Dat deze bede nog steeds valabel is, heeft ook Hannah Arendt al geschreven, zegt Finkielkraut, en op haar manier heeft ook Martha Nussbaum dit desideratum tot uitdrukking gebracht. In "Poetic Justice. The Literary Imagination and Public Life" (1995) schreef zij, zich niet inspirerende op Salomon, maar op Adam Smith ("The Theory of Moral Sentiments"), een juiste formulering voor wat Smith noemde de "judicious spectator", de oordeelkundige toeschouwer. "Tot zijn belangrijkste morele bekwaamheden behoort het vermogen om zich levendig voor te stellen wat het is om elk van de personen te zijn van wie hij zich de situatie voorstelt", schrijft zij. En zij is eveneens van mening dat wij toe zijn aan een meer gevoelsmatig openbaar leven en besteedt haar hele boek aan de analyse van een aantal romans door de lezing waarvan dat geleerd kan worden. De bureaucraten en bezetenen van Finkielkraut zijn bij Nussbaum allen die deelnemen aan het openbare leven, maar in het bijzonder de rechters. Ligt de probleemstelling van Finkielkraut (en Kundera) op het gebied van filosofie en literatuur, die van Nussbaum beweegt zich op het terrein van recht/politiek en literatuur. Alle drie proberen zij een houding in het openbare leven te vinden en alle drie zoeken zij die in de roman. Ook Adam Smith hechtte een aanzienlijk belang aan literatuur als bron voor morele begeleiding.
Wat zeiden de mensen van "das philosophische Kwartet" gisterenavond hiervan?

maandag 7 september 2009

Inherent Vice

Lees "Inhrent Vice" van Thomas Pynchon. Een bespreking in de New York Times boekenbijlage is hier te vinden. Thomase Pynchon is hier, zoals de flap vermeldt "working in an unaccustomed genre", namelijk de detective. Het boek is bedoeld als een ode aan auteurs als Dashiel Hammett en Raymond Chandler en dat merk je al bij de eerste zin: "She came along the alley and up the back steps the way she always used to." De detective is Doc Sportello, afkomstig uit de hippie- en surferscene van de zeekant van Los Angeles, en het verhaal speelt in de 60er jaren, de hoogtijdagen van de hippiecultuur. Doc rookt weed en is niet altijd even helder, evenals de figuren uit de scene die hij interviewt om zijn probleem op te lossen. De taal is van de 60er jaren en je moet er even inkomen. Je moet ook even wennen aan allerlei typisch Amerikaanse merknamen, popgroepen van toen, hun nummers en dergelijke. Pynchon, die in 1974 de National Book Award voor "Gravity's Rainbow" kreeg en sindsdien geldt als een van de belangrijkste post-modernistische schrijvers, heeft zich hier verkleed als een auteur uit de 60er jaren. Ik weet nog niet waar het naartoe gaat, maar het is moeilijk het boek opzij te leggen, misschien omdat ik allang geen detective meer heb gelezen. De sfeer, dat is waar het vooral om gaat, is helemaal Chandler.

woensdag 26 augustus 2009

Afrodisiaka

Allemaal reclame voor mijn site "Afrodisiaka", zoals iedereen kan zien. (Foto genomen in Luik op 26 augustus 2009.)

Posted by Picasa

zaterdag 20 juni 2009

Superieur Amerika

Amerikanen kunnen troost vinden in de gedachte dat zij niet het ergste getroffen worden door de huidige recessie. Dat lijkt mij de bedoeling van het artikel van Peter Zeihan waarnaar ik in mijn vorige inzending linkte. Het Amerikaanse systeem, schrijft hij, "is far more stable, durable and flexible than most of the other global economies". Hij "bewijst" dit door de grote economieën van de wereld - van de VS, Rusland, China, Europa - met elkaar te vergelijken. Hoe doet hij dat? Hij gaat uit van het principe dat locatie economie gestalte geeft en begint dan aan een onderzoek van "the long-term picture of why different regions follow different economic paths". Het belangrijkste aspect van de Verenigde Staten is niet gewoon hun omvang, maar de omvang van hun land dat bruikbaar is. In tegenstelling tot Rusland en China waarvan het land grotendeels onbruikbaar is voor landbouw, bewoning en ontwikkeling beschikken de Verenigde Staten, dankzij het Midden Westen, over 's werelds grootste aaneensluitende massa bewerkbare grond. Bovendien hebben de Verenigde Staten een uniek maritiem transportsysteem. De Mississippi, met de Red, de Missouri, de Ohio en de Tennessee rivieren, is het grootste samenhangende netwerk van bevaarbare rivieren van de wereld, terwijl de Verenigde Staten in de San Fransisco Bay, de Chesapeake Bay en de Long Island Sound/New York Bay drie van de grootste en beste natuurlijke havens ter wereld hebben. En of het nog niet genoeg is liggen er op een paar mijl afstand van de kust van Texas en de oostkust series eilanden die als barrières functioneren tegen het geweld van de elementen en zodoende het kustverkeer aanzienlijk bevorderen. "The real beauty" van deze twee gegevens is dat zij op hun beurt nauw samenhangen en elkaar in de hand werken: de grootste akker ter wereld heeft ook nog het beste natuurlijke aan- en afvoersysteem. Ten derde, deze geografie heeft er ook voor gezorgd dat de VS weinig concurrentie van de buren hebben. Canada is veel kouder en veel bergachtiger en Mexico heeft alleen maar kleine lappen bruikbare grond, gescheiden door woestijnen en bergen, te droog, te tropisch en te bergachtig. Bij deze stand van zaken hebben de VS geen groot staand leger nodig om zich tegen deze buren te beschermen. En dit maakt het de V.S. eveneens mogelijk zich op andere dingen te richten. Op het bezetten van andere landen bij voorbeeld, maar dat vermeldt het artikel van Zeihan niet. Hij ziet als nadelen van al deze voordelen die voor hem samenvallen met het kapitalistische systeem, dat de overheid zich niet inlaat met de economie, ongelijkheid, sociale spanningen en, natuurlijk, de speculatieve bubbels die recessies veroorzaken. In termen van lange termijn economische efficiency en groei echter, is het vrije kapitalistische systeem ongeëvenaard. (Ja, als je zulke mooie dingen van anderen hebt kunnen afpakken, dan zit je - op de lange termijn - gebeiteld. Amerika, het land van de (ge)dode indiaan.) En voor het heden? Zijn de VS in recessie? Natuurlijk. Zal dat voor altijd zijn? Natuurlijk niet. Zo lang de geografische voordelen intact blijven, moet je wel erg paranoïde en pessimistisch zijn om iets anders te zien dan lange termijn economische expansie voor zo'n stuk land.
Het artikel, dat ik hier zoveel mogelijk letterlijk heb vertaald, bespreekt dan verder de relatieve nadelen van Rusland (met zijn - noodzakelijke - staatsinterventionisme), China (met zijn separatisme) en Europa (met zijn verdeeldheid), wat hier niet ook nog eens uitgemeten hoeft te worden, de boodschap is duidelijk.
Maar nu mijn vragen. Hebben de Amerikanen die momenteel met ontslag worden bedreigd, hier iets aan? Natuurlijk niet. Kan het de endemische sociale onrust en ongelijkheid verhelpen? Natuurlijk niet. Voorkomt het de bubbels? Natuurlijk niet. Zijn die dingen allemaal irrelevant? Natuurlijk niet. Maakt het de Amerikanen tevreden? Of course not. Hebben ze hun imperialisme nu niet meer nodig? Natuurlijk niet.
Het verhaal is uiterst slordig en tegenstrijdig. Een gegeven geografische gesteldheid is geen economisch systeem, m.a.w. geografisch geweldig gunstige mogelijkheden zijn niet het vrije kapitalistische systeem, zij zijn er - een set van de mogelijke - voorwaarden voor. Als er tussen de twee een noodzakelijke correlatie zou bestaan, zou het idioot zijn om overal elders, waar de voorwaarden niet vervuld zijn, het vrije kapitalistische systeem te willen invoeren, zoals nu gebeurt. Men kan de omgekeerde stelling verdedigen: geografisch geweldig gunstige mogelijkheden maken het tot stand komen van een systeem overbodig en dus onmogelijk. Anders gezegd, als de Amerikanen in het gebied dat zij par droit de conquête als het hunne claimen, een economisch systeem denken te hebben moeten ze dat toch niet teveel propageren. En zeker niet in de vorm van exceptionalisme, "manifest destiny" en andere leuzen. Het bezit van zo'n stuk grond als de Amerikanen als het hunne beschouwen is een toevalstreffer, voor mijn part Gods wil, maar niet iets waar de bezitters zich op kunnen beroemen. Zij hebben het niet gemaakt.
Tot slot, ik zou niet weten wie er gediend is met zo'n verhaal als dit. Het komt neer op de boodschap dat op de lange termijn alles goed komt. Dat geloof ik graag. De paus zegt het ook voortdurend. En al die gedode indianen bewijzen het.

maandag 15 juni 2009

Tomgram: The Ir-Af-Pak War

De macht van Obama:
Tomgram: The Ir-Af-Pak War

Posted using ShareThis
Tom Engelhardt over de macht die Obama, naast zijn retorische, ter beschikking staat en hoe de garnizoenisering van de hele aarde door de VS voortschrijdt van Irak naar Afghanistan naar Pakistan naar Iran. Obama, die ook wel wat monumenten ter zijner eer en glorie wil hebben, net zoals de Franse presidenten dat allemaal doen, gaat nu in Pakistan een ambassade bouwen. Tenminste, zo heet het officieel. Het gaat ongeveer 1.000.000.000.000.- di dollari kosten. Op de website Prinsjesdag2008.nl staat dat “het totaal van wat we met z'n allen verdienen in het Nederlandse productieproces, met daarbij het geld dat binnenkomt uit de indirecte belastingen en subsidies die de kostprijs van producten en/of diensten verlagen”, d.w.z. het bruto nationaal product voor 2009, € 622.000.000.000- bedraagt; onze rijksuitgaven worden geraamd op: € 179.000.000.000,-. Dus als wij ons hele nationale inkomen zouden besteden aan zo'n ambassade, zouden wij haar niet kunnen betalen.

Deze is ook heel informatief:
Alfred McCoy, Back to the Future in Torture Policy, een artikel over de martelinstellingen en -praktijken waarover Obama kan beschikken. Hij schijnt een heel slimme man te zijn, maar hebben wij daar wat aan?
Toen George W. in Irak binnenviel speculeerde iedereen over de vraag wat de VS daar te zoeken hadden. Onze regering, die die inval steunde, - alleen maar politiek, hoor! - had het goede antwoord: de VS beschermen ons daar. Wat genuanceerder: de Amerikanen beschermden er - inderdaad, toegegeven - zichzelf, maar daardoor ook hun cliënten, o.a. Nederland dus. En zo zijn wij de lakeien van de VS geworden, een middeleeuwse staat gebaseerd op martel-, omkopings- en shoot-on-sight-praktijken. Kan het nou echt niet anders?

De macht van Amerika
Als God de macht van de VS al niet gewild heeft, dan toch zeker de natuur. Lees maar hier, een mooi artikel à la Montesquieu van Peter Zeihan van "STRATFOR Global Intelligence". Echt 18e eeuws dus. Maar goed, nu weten we waarom Amerikanen zo superieur en exceptioneel zijn. Het gekke is dat ze niet tevreden kunnen zijn en almaar meer willen, op kosten natuurlijk van anderen.

woensdag 4 februari 2009

Enquête en de oorlog in Irak

Op 20 december 2005 dienden vier leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal een voorstel in tot wijziging van de Enquêtewet, die al 150 jaar oud was. In januari 2008 was de behandeling rond en de nieuwe wet trad in werking op 1 april 2008. Een aprilgrap? Vandaag blijkt dat het ding overbodig is.
In het debat over de vraag of het onderzoek naar het waarom van het besluit tot steunverlening aan de oorlog in Irak moet worden gedaan op grond van de Enquêtewet of niet werd duidelijk dat een regeling waaraan twee jaar is gewerkt met groot gemak en zonder duidelijke motivering terzijde kan worden geschoven en vervangen door een inderhaast bedachte onderzoekscommissie. De PvdA die een sleutelpositie in het debat innam inzoverre niet aan iedereen duidelijk was welk haar standpunt zou zijn, had een meetlat uitgevonden aan de hand waarvan zij het voorstel van de minister-president om een commissie in het leven te roepen beoordeelde. Afgezien van vijf belangrijke punten die niet in het ontwerp van de commissie voorkwamen en nu door de PvdA toegevoegd mochten worden, was de PvdA van mening dat er een goede commissie was bedacht. Één meetpunt heeft zij niet gehanteerd, namelijk de vraag of en waarom niet gewoon gebruik zou worden gemaakt van de Enquêtewet. Waarom zo'n omslachtige en halfrijpe constructie gekozen? Er werd van verschillende kanten betoogd dat het resultaat beter zou zijn dan met een enquêtecommissie. De wet op de enquête is dus niet goed, overbodig, whatever.
Stel nu eens dat de minister-president gewoon had gezegd: "Ik ben van mening dat de publieke opinie - van nu - aanleiding geeft tot een onderzoek. Ik wil daar graag aan tegemoetkomen. Ik geef het verzet tegen een onderzoek dat ik zes jaar heb gevoerd bij dezen op en zal mij niet verzetten tegen een initiatief van het parlement tot het houden van een onderzoek inzake enz."
Ik hoef niet te speculeren om te weten dat het debat van vandaag dan niet had hoeven plaatsvinden. (Hoeveel kost een dag parlementair werk? En hoeveel het overbodige werk van twee jaar aan een nieuwe wet?) Misschien had er behoefte bestaan aan een onderscheiding voor de minister-president, want dat zou nog eens een mooie daad zijn geweest. In plaats daarvan kán hij het niet laten om het initiatief aan zich te houden. Waarom? Ja, dat is de nieuwste vraag die de zaak nog meer vertroebelt dan zij al was.

zaterdag 10 januari 2009

Rede en religie

Twee jaar geleden, in januari 2007, maakte ik in dit blog een paar opmerkingen over een lacune in de geschiedenis van de filosofie, het hiaat - van drie eeuwen - tussen Ockham en Descartes. Wat mij in die geschiedenis vooral boeide dat was de vraag van Louis Bouyer naar de oorzaken van de dechristianisering in de 16e eeuw. Met die vraag had ik kennisgemaakt in de 50er jaren, toen het boek van Bouyer in de vorm van een vertaling van Sjeng Tans in Nederland werd geïntroduceerd. Sinds die tijd heeft de problematiek van de verhouding tussen het christelijke en het seculiere denken mij op gezette tijden beziggehouden. Ik vatte haar hoofdzakelijk op als een persoonlijk probleem, dat van iemand die van fundamentalistisch christelijk seculier werd of, zoals ik op andere momenten dacht en denk, was geworden.
Het was vooral de zogenaamde realiteit die mij de concrete vragen dicteerde waarin zich deze algemene problematiek aan mij opdrong. Ik was successievelijk ambtenaar en wetenschappelijk medewerker aan een juridische faculteit en zowel het bestuurlijke als het juridische denken leken mij te conflicteren met het geloof zoals ik het had opgevat. Ook de toenmalige ideologie, zoals ik haar percipieerde en meemaakte, geïnspireerd op de geschriften van Marx e.t.q., evenals de ludieke wending in het maatschappelijke gedragspatroon, kon ik niet in overeenstemming brengen met - mijn interpretatie van - het christelijke geloof.
Al in 1960 had ik daar afscheid van genomen, meer op het gevoel, op een literaire intuïtie dan op de "rede" (waarop ik zo dadelijk kom), ja, misschien wel op een volstrekt orthodoxe theologische intuïtie. Als God, zo redeneerde ik, inderdaad de god van de Liefde was zoals Dante hem beschreef, dan moest ik niet voortdurend, op zijn minst eens per week, aan zijn kop zeuren, maar hem vergeten, zoals de romanschrijver de lezer moet vergeten. Zolang ik immers aan hem bleef denken, was ik aan hem gebonden - keek ik hem naar de ogen - en dat zou hij vast niet willen, hij zou mijn volkomen zelfstandigheid willen. En als ik iets voor hem wilde doen, dan was het een leven waaraan hij plezier kon beleven. Let wel, waaraan hij, zoals hij was, plezier kon beleven en dat kon hij vast niet aan de wekelijkse psalmpomperij waarmee de godvrezende luitjes hem meenden te eren of zo.
Met deze misschien paradoxale opvatting kan ik nog steeds leven. "Von Zeit zu Zeit," denk ik graag, "seh' Ich den Alten gern und hüte mich mit ihm zu brechen."
In de 80er jaren kreeg ik vakmatig te maken met het oorlogsrecht. Een ogenblik dacht ik het pacifisme te moeten omhelzen, maar ik realiseerde mij heel snel dat het mij te absoluut was. Het verzet tegen - bij voorbeeld - de neutronenbom was mij ook teveel geïnfiltreerd door christelijke elementen, Bergrede-interpretaties in het bijzonder. En ik geloofde niet in de kracht van demonstraties als middel om de politiek te beïnvloeden, althans ik geloofde niet dat zij het geduldige werk van de diplomatie overbodig maakten, zoals nog wel eens te horen was. Aangezien ik de geschiedenis van het volkenrecht doceerde, had ik toegang tot het onderdeel van de geschiedenis van het oorlogsrecht, d.w.z. tot de door Augustinus, Thomas van Aquino, Spaanse neoscholastici, Hugo de Groot, natuurrechtsleraren en positivisten ontwikkelde theorieën. Het bracht mij weer op het christelijke denken van de Middeleeuwen, een denken dat, zeker onder het pausschap van Pius XII, intensief tot gelding werd gebracht. Ik besloot mij er meer in te verdiepen, niet in de laatste plaats om het intellectuele milieu van mijn eigen jeugd als vormende kracht in kaart te brengen. (Dit leidde al meteen tot een verrassend resultaat: had ik tot dan toe mijn christelijke, katholieke verleden maar liever verzwegen of verdrongen, ik kon nu zonder schroom praten over het christelijke verleden van Europa, dus van ons allemaal. Dat was een opluchting.)
Europa, leerde ik, had, na de vroegchristelijke periode en tot de Reformatie, een tweetal tijdperken doorlopen die door historici werden aangeduid als augustinistisch en thomistisch. Het verschil zat in de plaats van de rede. Terwijl zij in de augustinistische opvatting ondergeschikt was gemaakt aan het geloof, kreeg zij bij Thomas een zelfstandige functie. Ik leerde ook dat de rede in de tijd van Thomas in de gedaante van het humanisme een zelfstandige plaats nastreefde. Ik stortte mij op het humanisme en de Renaissance en kwam weer terug op de vraag van Bouyer of de Renaissance misschien de factor is geweest die Europa - hij schreef zelfs "de wereld" - onchristelijk heeft gemaakt (nadat het/hij het in de Middeleeuwen was geworden).
Ik denk niet dat het seculier worden van Europa plaatsvond in de filosofie en het humanisme alleen. Seculariteit is wel een opvatting of standpunt, maar meestal gewoon verdisconteerd in een praktijk. Men heeft geen geloof nodig om te weten hoe men een gebroken been moet spalken of hoe men een achterband moet plakken of hoe men zijn zaken financieel goed op orde moet houden of hoe men moet voorkomen dat het dak van zijn huis waait en dat soort dingen. Er is met andere woorden een immens gebied van het leven waar de pastoor noch de dominee iets te zoeken heeft, maar waar gewoon de dijken onderhouden moeten worden wil men niet verdrinken. Dat gebied is zo groot (geworden?) dat men voor de godsdienst met een klein uurtje per week kan volstaan en zelfs niets merkt als men ook dat nog vergeet (omdat men zo nodig moet recreëren, bij voorbeeld op de meubelboulevard).
Uiteraard bracht mijn gepieker over dit soort dingen in de loop der jaren een forse bibliotheek in huis, in hoofdzaak van historische aard. Om hier niet de hele catalogus te reproduceren volsta ik met het noemen van een van mijn laatste aanwinsten: "Der Gott der Philosophen" van Wilhelm Weischedel, volgens de ondertitel een "Grundlegung einer philosophischen Theologie im Zeitalter des Nihilismus". Het boek beslaat twee "Bände" waarvan het eerste een lijvige geschiedenis, in 375 bladzijden, van de filosofische theologie, iets anders gezegd: van de geschiedenis van de verhouding van geloof en rede. Die geschiedenis beslaat niet alleen 375 pagina's, maar ook bijna 2 millennia.
Misschien iets voor de "essayisten" die volgens de boekenbijlage van NRC-Handelsblad van vrijdag 9 januari jl. "zoeken naar een plaats voor de rede in een religieuze wereld - en vice versa". Ik kom natuurlijk op dit verhaal van mij naar aanleiding van wat daar geschreven wordt. Ger Groot "bespreekt" er een zestal boeken over deze thematiek, waar hij één bladzijde voor nodig heeft. Je leert daar dus niks van, maar dat is normaal in dat blad.