Een paar dagen geleden zag ik in een boekhandel in Luik een stapel - van meer dan tien - exemplaren van "Un coeur intelligent" van Finkielkraut liggen. Het wordt daar dus ergens behandeld, bij de universiteit of zo. Dat is minder dan een maand na het verschijnen van het boek. (Op de dag dat het werd aangekondigd heb ik mij naar Luik gerept om het te kopen, maar men moest nog een paar dagen wachten voor het zou arriveren.) Gaat men overhaast te werk?
Ik had zelf, na een maand blogging over en naar aanleiding van het boek, een gevoel van over-blogging. Wat zegt dit eigenlijk allemaal? Finkielkraut schijnt filosofen duidelijk te willen maken dat zij meer romans moeten lezen. Als wat doet hij dat? Als filosoof of als letterkundige? Dat filosofen gemaand moeten worden is al veel eerder vastgesteld. Eigenlijk is trouwens ook allang bekend dat romanschrijvers te weinig filosofen lezen (en er vaak maar een eind op los bazelen met een filosofie van de kouwe grond). Of bedoelt Finkielkraut dat politici meer romans moeten lezen? Misschien doen zij dat niet genoeg omdat romanschrijvers politiek meestal verwarren met moraal, zo niet moralisme en dus weinig bruikbaars opleveren. Nussbaum is tenminste duidelijk, zij heeft het tegen rechters. (Dat wel, maar van het rechterlijke vak weet zij helemaal niks, hetgeen ze zelf schrijft. Sic!)
Maar al die mooie bedoelingen terzijde gelaten, wat moeten wij met dat intelligente hart? Het lijkt toch wel sterk romantische rimram. Kijk eens om je heen. Wat gebeurt er? Wat kun je waarnemen, als je tenminste niet de hele week zit te wachten tot je weer snuivend en spuitend kunt gaan feesten of kunt gaan shoppen op steeds meer duizenden kilometers afstand waar precies dezelfde merken worden aangeboden als waar je woont? In wat voor wereld leven we? Moet je de media geloven, wat ik niet aanraad, dan is het enige interessante de dominantie van de Verenigde Staten. Vertel mij niet dat het lezen van de laatste Roth of Rushdie of Irving of Safran Foer of Byatt of Lodge of Beigbeder of Zo toch immens veel plezier kan geven. Ja, als je met je kop in het zand leest, als je met andere woorden de roman niet serieus neemt en er amusement van maakt. Zo van: "even weg, in een andere wereld".
Dat bedoelt de ware romanschrijver (van Kundera) echter niet! Hij wil juist de realiteit weergeven, beter, op een hoger plan dan de politici en historici kunnen. Niet dat daar veel van terecht komt. Wij wachten nog steeds op dé "global novel". Wij wachten nog steeds op de roman, het epos dat ons - "in a novelistic way" - duidelijk weet te maken wat de Amerikanen in het Midden-Oosten doen. Niet militair, niet diplomatiek, maar geopolitiek gesproken. En geopolitiek niet als Amerikaanse buitenlandse politiek opgevat maar als visie vanuit de globus in zijn geheel, vanuit de kosmopolis. (Misschien is het een roman over de secretaris-generaal van de Verenigde Naties?) Kan, moet men daarvoor een "intelligent hart/gevoelige intelligentie" hebben?
Misschien is de gedachte nog niet zo irreëel. De Amerikanen zijn bezig hun strategie in Afghanistan om te gooien. In plaats van al die dingen die ze tot nu toe vergeefs hebben toegepast gaan ze nu de "hearts and minds" van de Afghanen winnen. En guess what? "Hearts and minds" is niets anders dan hart en verstand. Zij, die Amerikanen, gaan er natuurlijk vanuit dat zij weten wat dat is, dat zij er alles van weten. De boeken die Finkielkraut bespreekt, hebben zij allang gelezen en nog veel meer van dezulke. (Petraeus in ieder geval. De "literaire generaal" zou ook een mooie titel zijn.) Sterker nog, want dat zijn allemaal westerse romans, zij kennen ook Rumi en Avicenna en andere uit Afghanistan afkomstige schrijvers "by heart". Of niet? Wel, zo niet dan weten ze ook niet waarin de "hearts and minds" van de Afghanen bestaan.
Posts tonen met het label Martha Nussbaum. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Martha Nussbaum. Alle posts tonen
maandag 12 oktober 2009
donderdag 8 oktober 2009
Een intelligent hart 7
De wijsheid van de roman ligt dus niet in de auteur noch in de personages, maar in de romanvorm. De roman is intelligenter en hartelijker dan de auteur en vanzelfsprekend nog intelligenter en hartelijker dan die domoren die door de auteur gecreëerd zijn. De roman is de gastvrijheid zelf.
Is dat het geval met alle romans? Natuurlijk niet. Kundera beperkt zich tot de "grote romans" en Finkielkraut en Nussbaum bespreken ook alleen maar romans die zij belangrijk genoeg vinden. En die grote romans zijn, alweer volgens Kundera, geschreven door de "ware romanciers".
Hoe is het mogelijk dat de roman deze capaciteiten heeft? Het antwoord op die vraag is afhankelijk van de definitie van de roman en die is ver te zoeken. Eigenlijk is het echter toch ook heel eenvoudig. De roman is het meest veelzijdige literaire of linguïstische (sub)genre. Hij is zo wendbaar dat hij - in ieder geval het meest - in staat is om de wendingen in het leven te volgen. Met de roman kan men alle kanten uit. Hij kan in gewone taal onder woorden brengen als ook in poëtische, wetenschappelijke, filosofische, journalistieke enz. Hij overstijgt de geschiedenis door - intelligent en betrokken - te speculeren over de ontbrekende stukken. Door zijn poëtische mogelijkheden kan hij het onzegbare zeggen, door zijn realisme dat wat moreel onaanvaardbaar wordt geacht maar toch uitgesproken moet worden. Door zijn gewone taalgebruik kan hij de journalistiek overtreffen. Door zijn voorstellingsvermogen kan hij de juridische kortbondigheid verhelderen en voorstelbaar maken.
Kan hij... wat wil zeggen dat niet alle romans het doen of zelfs maar hoeven te doen. Er is natuurlijk een schaal van benadering van de goede roman, maar als middel is de roman het beste in staat om het leven zelf op het spoor te blijven. Hij heeft de wijsheid van het leven, het leven dat om zichzelf de moeite waard is. Als het maar niet teveel verziekt wordt.
Is dat het geval met alle romans? Natuurlijk niet. Kundera beperkt zich tot de "grote romans" en Finkielkraut en Nussbaum bespreken ook alleen maar romans die zij belangrijk genoeg vinden. En die grote romans zijn, alweer volgens Kundera, geschreven door de "ware romanciers".
Hoe is het mogelijk dat de roman deze capaciteiten heeft? Het antwoord op die vraag is afhankelijk van de definitie van de roman en die is ver te zoeken. Eigenlijk is het echter toch ook heel eenvoudig. De roman is het meest veelzijdige literaire of linguïstische (sub)genre. Hij is zo wendbaar dat hij - in ieder geval het meest - in staat is om de wendingen in het leven te volgen. Met de roman kan men alle kanten uit. Hij kan in gewone taal onder woorden brengen als ook in poëtische, wetenschappelijke, filosofische, journalistieke enz. Hij overstijgt de geschiedenis door - intelligent en betrokken - te speculeren over de ontbrekende stukken. Door zijn poëtische mogelijkheden kan hij het onzegbare zeggen, door zijn realisme dat wat moreel onaanvaardbaar wordt geacht maar toch uitgesproken moet worden. Door zijn gewone taalgebruik kan hij de journalistiek overtreffen. Door zijn voorstellingsvermogen kan hij de juridische kortbondigheid verhelderen en voorstelbaar maken.
Kan hij... wat wil zeggen dat niet alle romans het doen of zelfs maar hoeven te doen. Er is natuurlijk een schaal van benadering van de goede roman, maar als middel is de roman het beste in staat om het leven zelf op het spoor te blijven. Hij heeft de wijsheid van het leven, het leven dat om zichzelf de moeite waard is. Als het maar niet teveel verziekt wordt.
zondag 4 oktober 2009
Een intelligent hart 6
"In de eerste versie van de "Anna Karenina" die Tolstoi schetste was Anna een heel onsympathieke vrouw en haar tragische einde was gerechtvaardigd en verdiend. De definitieve versie van de roman is heel anders, hoewel ik niet geloof dat Tolstoi tussentijds zijn morele opvattingen heeft veranderd, integendeel, ik zou zeggen dat hij onder het schrijven een andere stem heeft gehoord dan die van zijn moraal. Hij hoorde wat ik graag zou noemen de wijsheid van de roman." Zo schrijft Kundera in "L'art du roman". "Alle ware romanschrijvers hebben een oor voor deze bovenpersoonlijke wijsheid, hetgeen verklaart waarom de grote romans altijd een beetje intelligenter zijn dan hun auteurs," voegt hij eraan toe.
Ik herinnerde mij deze uitspraken van Kundera terwijl ik, zelf enigszins bevreemd, de slotalinea van mijn vorige blog nog eens las. Waren dat wel goede vragen die ik daar stelde? De romans van Couperus die ik daar noem bevatten zeker personages die vervuld zijn van de -ismen die ik opsom, maar schuilt daarin de wijsheid van de roman? Het antwoord ligt in het bovenstaande citaat. Natuurlijk zijn een aantal personages vervuld van zekere opvattingen die men kan bestuderen of in ieder geval toetsen aan hun algemene versies. Men kan zich dan de vraag stellen wat voor soort anarchist bij voorbeeld Zanti in "Majesteit" is. Of wat voor soort "imperialist" de keizer is in vergelijking met zijn zoon in "Wereldvrede". Voor zover dat al wijsheid oplevert, is dat wijsheid in, niet van de roman. Wat Kundera bedoelt is de wijsheid die opgesloten ligt in de literaire vorm die wij roman noemen. In die vorm is Couperus in staat grote en kleine zielen ten tonele te voeren, zonder er een moreel oordeel over uit te spreken, ze zo te beschrijven dat zij voor zichzelf spreken. Deze mogelijkheid biedt de roman als zodanig. Aldus Kundera.
En aldus ook de Vincent Descombes die ik eerder noemde, in zijn "Philosophie du roman".
De wijsheid van de roman ligt dan in de opschorting van het morele oordeel ten gunste van een breder uithalen over de feiten. Ik denk dat ook Nussbaum dat bedoelde in "Poetic Justice", waar zij rechters maant hun juridische oordeel op te schorten totdat zij zich een goede voorstelling kunnen maken van de feiten. Je zou bijna zeggen dat dat logisch is en bij de rechters bekend, maar als men de uitvoerigheid van de roman eenmaal ervaren heeft kan men bijna niet meer volstaan met de beknoptheid die men vaak in juridische lectuur ontmoet. En die gerechtvaardigd wordt in de retorika, die nog steeds het model voor het juridische en morele redeneren levert. Te geringe uitvoerigheid is meestal het gevolg van het idee dat men wel weet hoe de vork in de steel zit.
In de literatuur leidt deze opvatting er vaak toe dat er dingen worden verteld die "eigenlijk" niet door de beugel kunnen, dat wil zeggen die moreel verwerpelijk worden geacht, maar literair verantwoord zijn. De angst voor het onbekende wordt dan weggenomen en de oordeelvorming reëler.
Ik herinnerde mij deze uitspraken van Kundera terwijl ik, zelf enigszins bevreemd, de slotalinea van mijn vorige blog nog eens las. Waren dat wel goede vragen die ik daar stelde? De romans van Couperus die ik daar noem bevatten zeker personages die vervuld zijn van de -ismen die ik opsom, maar schuilt daarin de wijsheid van de roman? Het antwoord ligt in het bovenstaande citaat. Natuurlijk zijn een aantal personages vervuld van zekere opvattingen die men kan bestuderen of in ieder geval toetsen aan hun algemene versies. Men kan zich dan de vraag stellen wat voor soort anarchist bij voorbeeld Zanti in "Majesteit" is. Of wat voor soort "imperialist" de keizer is in vergelijking met zijn zoon in "Wereldvrede". Voor zover dat al wijsheid oplevert, is dat wijsheid in, niet van de roman. Wat Kundera bedoelt is de wijsheid die opgesloten ligt in de literaire vorm die wij roman noemen. In die vorm is Couperus in staat grote en kleine zielen ten tonele te voeren, zonder er een moreel oordeel over uit te spreken, ze zo te beschrijven dat zij voor zichzelf spreken. Deze mogelijkheid biedt de roman als zodanig. Aldus Kundera.
En aldus ook de Vincent Descombes die ik eerder noemde, in zijn "Philosophie du roman".
De wijsheid van de roman ligt dan in de opschorting van het morele oordeel ten gunste van een breder uithalen over de feiten. Ik denk dat ook Nussbaum dat bedoelde in "Poetic Justice", waar zij rechters maant hun juridische oordeel op te schorten totdat zij zich een goede voorstelling kunnen maken van de feiten. Je zou bijna zeggen dat dat logisch is en bij de rechters bekend, maar als men de uitvoerigheid van de roman eenmaal ervaren heeft kan men bijna niet meer volstaan met de beknoptheid die men vaak in juridische lectuur ontmoet. En die gerechtvaardigd wordt in de retorika, die nog steeds het model voor het juridische en morele redeneren levert. Te geringe uitvoerigheid is meestal het gevolg van het idee dat men wel weet hoe de vork in de steel zit.
In de literatuur leidt deze opvatting er vaak toe dat er dingen worden verteld die "eigenlijk" niet door de beugel kunnen, dat wil zeggen die moreel verwerpelijk worden geacht, maar literair verantwoord zijn. De angst voor het onbekende wordt dan weggenomen en de oordeelvorming reëler.