Posts tonen met het label Milan Kundera. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Milan Kundera. Alle posts tonen

maandag 22 juli 2013

De macht van de roman

Milan Kundera legt in “Le Rideau” uit wat alleen de roman vermag. (Hij bedoelt daarmee: wat noch het geloof noch de filosofie, noch de wetenschap noch de domme en de onontwikkelde mensen vermogen.) Hij vertelt om dit duidelijk te maken het verhaal van de novelle “Blatende kudde” van de Japanse romanschrijver Kenzaburo Oé. "Op een avond komt in een bus vol Japanners een bende dronken soldaten van een buitenlands leger binnen, die een reiziger, een student, beginnen te terroriseren. Zij dwingen hem zijn broek uit te trekken en zijn achterste te laten zien. De student merkt wel het verstolen lachen om hem heen, maar de soldaten dwingen de helft van de andere reizigers ook hun broek te laten zakken. Op een gegeven ogenblik stopt de bus, de soldaten gaan naar buiten en de gedeculloteerden - ik vind het te jammer om dit woord te vertalen - trekken hun broek op. De anderen ontwaken uit hun passiviteit en dringen er bij de vernederden op aan om de soldaten bij de politie te gaan aangeven. Een van hen, een onderwijzer, bijt zich in de student vast: hij stapt met hem uit, begeleidt hem tot bij zijn huis, vraagt zijn naam om zijn vernedering openbaar te maken en de vreemdelingen in staat van beschuldiging te stellen. Het geval eindigt met een uitbarsting van haat tussen hen. Het is een magnifieke geschiedenis van lafheid, schaamte, sadistische brutaliteit die wil doorgaan voor liefde voor de justitie... Maar, zegt Kundera dan, ik vertel dit alleen maar om de vraag te stellen: wie zijn deze vreemde soldaten? Het zijn natuurlijk Amerikanen die na de oorlog Japan bezet houden. En, als de schrijver praat over “Japanse” reizigers, waarom noemt hij dan niet de nationaliteit van de soldaten? Politieke censuur? Stijleffect? Nee. Denk je eens in dat de Japanse reizigers gedurende het hele verhaal geconfronteerd waren met Amerikaanse soldaten. De novelle zou door de kracht van dat woord, helder en luid uitgesproken, gereduceerd zijn tot een politieke tekst, tot een beschuldiging aan het adres van de bezetters. Het afzien van dat bijvoeglijk naamwoord voldoet om het politieke aspect te hullen in een vage schemer en het licht te werpen op het belangrijkste raadsel dat de romanschrijver interesseert: het raadsel van de existentie." (Vertaald uit Milan Kundera, Oeuvre, II, Pléiade, pg. 989/90.) De huidige - modernistische - roman weigert te bestaan als illustratie van een historische periode, als beschrijving van een maatschappij, als verdediging van een ideologie, hij stelt zich uitsluitend in dienst van "dat wat alleen de roman kan zeggen". Om een uitdrukking van F.J.J. Buytendijk te gebruiken: hij beeldt niet af, hij ver-beeldt de existentie, hij brengt haar in beeld, haar op die manier onthullende (in haar raadselachtigheid). Oftewel, het is de verbeeldingskracht, de imaginatie die de - moderne - roman kenmerkt. Kundera zelf brengt het onder woorden in het interview met Christian Salmon dat het tweede deel van "L'Art du roman" uitmaakt. "...men moet begrijpen wat de roman is," zegt hij daar. "Een historicus vertelt u gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden. De misdaad van Raskolnikov daarentegen heeft niet plaatsgevonden. De roman onderzoekt niet de realiteit, maar de existentie. En de existentie is niet wat er gebeurd is, de existentie is het veld van de menselijke mogelijkheden, alles wat de mens kan worden, alles waartoe hij in staat is. De romanschrijvers brengen de existentie in kaart door deze of gene menselijke mogelijkheid te onthullen. Maar, nog eens: existeren wil zeggen "in-de-wereld-zijn". Men moet dus én het personage én zijn wereld begrijpen als mogelijkheden. Bij Kafka is dat allemaal duidelijk: de kafkaiaanse wereld lijkt op geen enkele bekende werkelijkheid, hij is een extreme en niet gerealiseerde mogelijkheid van de menselijke wereld. Het is waar dat deze mogelijkheid achter onze reële wereld doorschijnt en een voorafbeelding van onze toekomst schijnt te zijn. Daarom spreekt men van de profetische dimensie van Kafka. Maar zelfs al hadden deze romans niets profetisch, zij zouden hun waarde behouden. Zij vatten immers een mogelijkheid van de existentie (mogelijkheid van de mens en van zijn wereld) en laten ons zodoende zien wat wij zijn, waartoe wij in staat zijn." Inderdaad, waartoe wij allemaal in staat zijn, het goede, maar ook het slechte.

maandag 12 oktober 2009

Een intelligent hart 3

Een paar dagen geleden zag ik in een boekhandel in Luik een stapel - van meer dan tien - exemplaren van "Un coeur intelligent" van Finkielkraut liggen. Het wordt daar dus ergens behandeld, bij de universiteit of zo. Dat is minder dan een maand na het verschijnen van het boek. (Op de dag dat het werd aangekondigd heb ik mij naar Luik gerept om het te kopen, maar men moest nog een paar dagen wachten voor het zou arriveren.) Gaat men overhaast te werk?
Ik had zelf, na een maand blogging over en naar aanleiding van het boek, een gevoel van over-blogging. Wat zegt dit eigenlijk allemaal? Finkielkraut schijnt filosofen duidelijk te willen maken dat zij meer romans moeten lezen. Als wat doet hij dat? Als filosoof of als letterkundige? Dat filosofen gemaand moeten worden is al veel eerder vastgesteld. Eigenlijk is trouwens ook allang bekend dat romanschrijvers te weinig filosofen lezen (en er vaak maar een eind op los bazelen met een filosofie van de kouwe grond). Of bedoelt Finkielkraut dat politici meer romans moeten lezen? Misschien doen zij dat niet genoeg omdat romanschrijvers politiek meestal verwarren met moraal, zo niet moralisme en dus weinig bruikbaars opleveren. Nussbaum is tenminste duidelijk, zij heeft het tegen rechters. (Dat wel, maar van het rechterlijke vak weet zij helemaal niks, hetgeen ze zelf schrijft. Sic!)
Maar al die mooie bedoelingen terzijde gelaten, wat moeten wij met dat intelligente hart? Het lijkt toch wel sterk romantische rimram. Kijk eens om je heen. Wat gebeurt er? Wat kun je waarnemen, als je tenminste niet de hele week zit te wachten tot je weer snuivend en spuitend kunt gaan feesten of kunt gaan shoppen op steeds meer duizenden kilometers afstand waar precies dezelfde merken worden aangeboden als waar je woont? In wat voor wereld leven we? Moet je de media geloven, wat ik niet aanraad, dan is het enige interessante de dominantie van de Verenigde Staten. Vertel mij niet dat het lezen van de laatste Roth of Rushdie of Irving of Safran Foer of Byatt of Lodge of Beigbeder of Zo toch immens veel plezier kan geven. Ja, als je met je kop in het zand leest, als je met andere woorden de roman niet serieus neemt en er amusement van maakt. Zo van: "even weg, in een andere wereld".
Dat bedoelt de ware romanschrijver (van Kundera) echter niet! Hij wil juist de realiteit weergeven, beter, op een hoger plan dan de politici en historici kunnen. Niet dat daar veel van terecht komt. Wij wachten nog steeds op dé "global novel". Wij wachten nog steeds op de roman, het epos dat ons - "in a novelistic way" - duidelijk weet te maken wat de Amerikanen in het Midden-Oosten doen. Niet militair, niet diplomatiek, maar geopolitiek gesproken. En geopolitiek niet als Amerikaanse buitenlandse politiek opgevat maar als visie vanuit de globus in zijn geheel, vanuit de kosmopolis. (Misschien is het een roman over de secretaris-generaal van de Verenigde Naties?) Kan, moet men daarvoor een "intelligent hart/gevoelige intelligentie" hebben?
Misschien is de gedachte nog niet zo irreëel. De Amerikanen zijn bezig hun strategie in Afghanistan om te gooien. In plaats van al die dingen die ze tot nu toe vergeefs hebben toegepast gaan ze nu de "hearts and minds" van de Afghanen winnen. En guess what? "Hearts and minds" is niets anders dan hart en verstand. Zij, die Amerikanen, gaan er natuurlijk vanuit dat zij weten wat dat is, dat zij er alles van weten. De boeken die Finkielkraut bespreekt, hebben zij allang gelezen en nog veel meer van dezulke. (Petraeus in ieder geval. De "literaire generaal" zou ook een mooie titel zijn.) Sterker nog, want dat zijn allemaal westerse romans, zij kennen ook Rumi en Avicenna en andere uit Afghanistan afkomstige schrijvers "by heart". Of niet? Wel, zo niet dan weten ze ook niet waarin de "hearts and minds" van de Afghanen bestaan.

donderdag 8 oktober 2009

Een intelligent hart 7

De wijsheid van de roman ligt dus niet in de auteur noch in de personages, maar in de romanvorm. De roman is intelligenter en hartelijker dan de auteur en vanzelfsprekend nog intelligenter en hartelijker dan die domoren die door de auteur gecreëerd zijn. De roman is de gastvrijheid zelf.
Is dat het geval met alle romans? Natuurlijk niet. Kundera beperkt zich tot de "grote romans" en Finkielkraut en Nussbaum bespreken ook alleen maar romans die zij belangrijk genoeg vinden. En die grote romans zijn, alweer volgens Kundera, geschreven door de "ware romanciers".
Hoe is het mogelijk dat de roman deze capaciteiten heeft? Het antwoord op die vraag is afhankelijk van de definitie van de roman en die is ver te zoeken. Eigenlijk is het echter toch ook heel eenvoudig. De roman is het meest veelzijdige literaire of linguïstische (sub)genre. Hij is zo wendbaar dat hij - in ieder geval het meest - in staat is om de wendingen in het leven te volgen. Met de roman kan men alle kanten uit. Hij kan in gewone taal onder woorden brengen als ook in poëtische, wetenschappelijke, filosofische, journalistieke enz. Hij overstijgt de geschiedenis door - intelligent en betrokken - te speculeren over de ontbrekende stukken. Door zijn poëtische mogelijkheden kan hij het onzegbare zeggen, door zijn realisme dat wat moreel onaanvaardbaar wordt geacht maar toch uitgesproken moet worden. Door zijn gewone taalgebruik kan hij de journalistiek overtreffen. Door zijn voorstellingsvermogen kan hij de juridische kortbondigheid verhelderen en voorstelbaar maken.
Kan hij... wat wil zeggen dat niet alle romans het doen of zelfs maar hoeven te doen. Er is natuurlijk een schaal van benadering van de goede roman, maar als middel is de roman het beste in staat om het leven zelf op het spoor te blijven. Hij heeft de wijsheid van het leven, het leven dat om zichzelf de moeite waard is. Als het maar niet teveel verziekt wordt.

vrijdag 18 september 2009

Een intelligent hart 2

Intussen - d.w.z. tussen het voorgaande en wat ik in het vooruitzicht heb gesteld - stootte ik op de titel: "The Intelligent Heart. Transform Your Life With The Laws Of Love" (1997), door David McArthur & Linda Brown. Ik ga hier niet op in, hoewel ik er Alain Finkielkraut op zou willen attenderen, behalve met het volgende. In een summary van Linda Brown treft men de volgende zinsnede aan: "When using the intelligence of the heart along with the intelligence of the head, we tap into divine guidance." Als wij de intelligentie van het hart samen met de intelligentie van het hoofd gebruiken putten wij uit goddelijke begeleiding. Nou, nou.
Bedoelt Finkielkraut dit misschien ook? Hij verwijst vaak naar Kundera, o.a. naar zijn vermelding van een joods spreekwoord dat heel gis zegt: "De mens wikt, God lacht," een mooie correctie op het serieuze - je zou bijna zeggen: deïfaitistische - "de mens wikt, God beschikt" van ons. Kundera vermeldt het spreekwoord niet alleen, maar hij maakt er de geest van de roman van. "Ik denk graag," schrijft hij, "dat de romankunst ter wereld gekomen is als de echo van de lach van God." Dit is zijn antwoord op de vraag naar de wijsheid van de roman: de wijsheid van de roman bestaat in de lach van God.
Dat is prima, zou je zeggen, maar er is iets mee. Want hoe gaat dat in zijn werk? Zijn de romans geïnspireerd door (de lach van) God, zoals de bijbel of de koran? Zijn de romanciers een soort shamanen of media? Vaak noemt men ze de apen van God. Zijn er schrijvers te noemen als bewijs van de stelling van Kundera? Hijzelf noemt inderdaad Tolstoi, maar toch vooral Rabelais, Cervantes, Fielding, Sterne, Goethe, Laclos. Allemaal geestige romanciers, toch? Dus geïnspireerd, door de lach van God. Misschien vinden de joden van het spreekwoord waar Kundera op wijst de Heilige Geest wel de Lach van God! En waarom niet? Wie zegt dat de heilige geest een aristotelische of cartesiaanse filosoof was?
Een Nederlandse schrijver die zich wel eens met het probleem van de inspiratie van de romancier bezig hield, was Couperus.
(Wordt vervolgd.)

maandag 14 september 2009

Een intelligent hart 1

Koning Salomon smeekte de Eeuwige hem een intelligent hart ("coeur intelligent") te geven. Dat is lang geleden, maar na de vorige eeuw heeft dit gebed om een gevoelige scherpzinnigheid ("perspicacité affective") nog steeds zijn waarde. Met deze twee zinnen begint het nieuwste boek van de Franse filosoof Alain Finkielkraut, Un coeur intelligent, 2009. (Hij schijnt er zich niet van bewust te zijn dat hij van de ene op de andere zin het adjectief en het substantief omkeert. Wil hij een intelligent hart of een gevoelige scherpzinnigheid? Het antwoord op deze vraag is wel van belang, zoals zal blijken.)
God, echter, zwijgt, vervolgt het "Avant-propos" van Finkielkraut. Wij moeten het dus elders zoeken. Voor onze gevoelige intelligentie of intelligente gevoeligheid kunnen wij niet terecht bij Hem noch bij de geschiedenis (van de vorige eeuw), wij kunnen ons met enige kans op succes richten tot de literatuur. Haar bemiddeling is geen garantie, zonder haar zou de genade van een intelligent hart echter voor altijd onbereikbaar zijn. En wij zouden misschien de wetten van het leven kennen, maar niet zijn jurisprudentie, voegt hij er aan toe.
Het boek van Finkielkraut, de filosoof, bestaat vervolgens uit 9 studies aan de hand van 8 romans van 8 romanciers, namelijk Milan Kundera (La plaisanterie), Vassili Grossman (Alles stroomt), Albert Camus (Le premier homme), Philip Roth (The Human Stain), Joseph Conrad (Lord Jim), Fjodor Dostojewski (Aantekeningen uit het ondergrondse), Henry James (Washington Square), Karen Blixen (Het feest van Babette) en een autobiografie, de "Geschichte eines Deutschen" van Sebastian Haffner.
Een filosoof die 8 literaire werken bespreekt. Hij geeft in zijn eerste zin al aan waarom, maar daar staat een voor een filosoof niet vanzelfsprekende stelling. Zeker, er zijn filosofen die proberen de filosofie van de roman te definiëren, Vincent Descombes bij voorbeeld in zijn "Proust. Philosophie du roman" (1987), maar hij beperkt zich toch maar tot de filosofische roman bij uitstek, de "Recherche du temps perdu". En hij heeft niet de probleemstelling van Finkielkraut, de speurtoch naar het intelligente hart/de gevoelige intelligentie, de combinatie van gevoel en gedachte, de overwinning van de tegenstelling tussen Verlichting en Romantiek.
Finkielkraut legt niet uit wat Salomon met dit hart wilde. Waarvoor had hij het nodig en waarvoor moeten wij het hebben? Een kleine indicatie voor wat hemzelf betreft staat in het "Avant-propos". Wat ik in mijn vertaling heb samengevat in de woorden "na de vorige eeuw", wordt door de auteur gespecificeerd. Het was namelijk de eeuw die "geruïneerd is door de gezamenlijke wandaden van de bureaucraten, d.w.z. van een zuiver functionele intelligentsia, en van de bezetenen, d.w.z. van een oppervlakkige, binaire, abstracte sentimentaliteit die soeverein onverschillig was voor de bijzonderheid en voor de kwestbaarheid van de individuele lotgevallen". In de plaats van die bureaucratische instelling en van die sentimentaliteit hebben wij behoefte aan een gevoelig verstand. En dat wordt aangetroffen in de literatuur.
Ook deze stelling is niet nieuw. Kundera schreef in "L'art du roman" al dat de roman van de laatste vier eeuwen een taak waarnam die eigenlijk die van de filosoof was. De filosofie kwam er pas op met Heidegger.
Dat deze bede nog steeds valabel is, heeft ook Hannah Arendt al geschreven, zegt Finkielkraut, en op haar manier heeft ook Martha Nussbaum dit desideratum tot uitdrukking gebracht. In "Poetic Justice. The Literary Imagination and Public Life" (1995) schreef zij, zich niet inspirerende op Salomon, maar op Adam Smith ("The Theory of Moral Sentiments"), een juiste formulering voor wat Smith noemde de "judicious spectator", de oordeelkundige toeschouwer. "Tot zijn belangrijkste morele bekwaamheden behoort het vermogen om zich levendig voor te stellen wat het is om elk van de personen te zijn van wie hij zich de situatie voorstelt", schrijft zij. En zij is eveneens van mening dat wij toe zijn aan een meer gevoelsmatig openbaar leven en besteedt haar hele boek aan de analyse van een aantal romans door de lezing waarvan dat geleerd kan worden. De bureaucraten en bezetenen van Finkielkraut zijn bij Nussbaum allen die deelnemen aan het openbare leven, maar in het bijzonder de rechters. Ligt de probleemstelling van Finkielkraut (en Kundera) op het gebied van filosofie en literatuur, die van Nussbaum beweegt zich op het terrein van recht/politiek en literatuur. Alle drie proberen zij een houding in het openbare leven te vinden en alle drie zoeken zij die in de roman. Ook Adam Smith hechtte een aanzienlijk belang aan literatuur als bron voor morele begeleiding.
Wat zeiden de mensen van "das philosophische Kwartet" gisterenavond hiervan?