zondag 19 april 2015

De applicatuur van de roman

"De applicatuur van de roman heeft u nog lang niet onder de knie," schreef Dietz. Dat was heldere taal, niet aan dovemansoren. Ik had het verhaal in één ruk geschreven, in een paar maanden tijd, zonder pauzen, zonder rustpunt. Ik wist dat het geen meesterwerk was, verwachtte een kritiek die mij op het juiste been zou zetten. Nou, dit was het: bestudeer eerst eens de applicatuur van de roman. Daarvan schrok ik wel. Hoeveel romans had ik niet, vanaf mijn vijftiende, gelezen? Honderden? Duizenden? Ik wist toch zeker wat een roman was?
Mijn grootste wens was er zelf een te schrijven. Niet een romannetje, maar zo iets als Dostojewski had geschreven. In feite was ik er in 1956 al eens aan begonnen, in de tijd dat die Russische schrijver mijn idool was en ik alles van hem probeerde te lezen. Mijn eerste exemplaar van "De idioot" had ik al in 1950 weten te bemachtigen, toen de "Russische Bibliotheek" van Van Oorschot nog niet bestond. Het was dan ook een Duitse vertaling. De eerste zin van mijn roman luidde: "Op een koude, mistige novembermorgen verliet een zekere jongeman de buurt achter de Sint Nikolaaskerk en begaf zich op weg naar het Damrak." Een vriend van mij verklaarde het begin voor meesterlijk, maar hij had Dostojewski noch Balzac gelezen en al helemaal niet Valéry. Het verhaal heette "De zonde" en was geïnspireerd op "Misdaad en straf". Het ging om de vraag van het geweten: hoe merk je dat dat werkt? De roman kwam niet af omdat ik geen einde kon verzinnen. Mijn held deed wel een zonde, maar ik kon indertijd niet bedenken hoe hij ermee klaar kwam. (Biechten zou geen romaneske oplossing zijn geweest, het ging om een moreel en psychologisch probleem waarvan mijn personage geen oplossing van Hogerhand kon verwachten. Het was zijn probleem, niet dat van Hogerhand.)
Dat was dus duidelijk een gebrek in mijn romankennis. Met dat gebrek heb ik jarenlang kunnen leven. In de tweede helft van de tachtiger jaren echter begreep ik dat het schrijven van een of liefst meer romans mijn eigenlijke taak was, niet dat rechtsgeleerde onderwijs aan de universiteit dat ik gaf. En ik dacht dat ik eerst iets simpels moest schrijven, om te oefenen, om de "applicatuur van de roman" in de vingers te krijgen. Voor de hand scheen te liggen het liefdesromannetje: liefde op het eerste gezicht, wederwaardigheden, happy end; hij pak weg een chirurg en zij een verpleegkundige. Ik meende mij te herinneren dat ik er van dergelijke in mijn jeugd een aantal had gelezen en ik zocht in mijn geheugen naar een titel, om mijn beeld op te frissen. Tenslotte kwam ik op "Adolphe" van Benjamin Constant. Een voor mijn doel natuurlijk volstrekte misgreep maar het duurde een tijd voor ik dat begreep. Er was geen happy end en de liefde op het eerste gezicht was heel twijfelachtig. Ik verdwaalde in een onderzoek, een interpretatie van het boekje, schafte literatuur en vertalingen aan en probeerde een essay te schrijven. Ik vond het Franstalige proefschrift van de latere hoogleraar Verhoeff, maar was het niet eens met zijn lezing. Adolphe was een "tendre", een tedere man, meende hij en werd er professor op. Ik vond dat minnetjes. Wat was "teder" nu voor een psychologische categorie? Met andere woorden, wat dan nog? Dan was hij maar een tedere, moest hij daarom Ellénore zo slecht behandelen? Enfin, ik kwam tot een andere theorie, een waar ik nog steeds achter sta.
Als voorbeeld voor een romannetje deugde "Adolphe" dus niet. Ik ging schrijflessen nemen. Ik leerde een Amerikaan kennen die afgestudeerd schrijver was. Zijn universitaire studie had vier jaar geduurd. Toen bleek hem dat hij geen ideeën had en was hij maar in de ICT-sector gegaan. Hij paste op mij de methoden toe waaraan hijzelf onderworpen was geweest. Ik moest in een week tijd een boek lezen, het navertellen en die navertelling met hem bespreken. Klonk makkelijk genoeg. Edoch, hij kende geen Nederlandse boeken ... en ik niet genoeg Engelse. Voor de eerste keer moest ik het sprookje van "Roodkapje" lezen en navertellen. Dat was leuk. Er kwam een heel nieuw, heel realistisch kort verhaal uit, getiteld "Aurora", waar hij "op zichzelf" enthousiast over was, maar wat niet de bedoeling was. Ik had het thema en de plot gebruikt in een ander verhaal, maar dat was geen Roodkapje meer, hoewel Aurora wel degelijk een rode muts droeg.
Vervolgens moest ik de "Frankenstein" lezen, navertellen en zo voorts. Dat haalde ik nog wel, meen ik mij te herinneren, maar daarna moest ik de subplot van Edmund in "King Lear" navertellen. Die tekst had ik nog nooit gelezen en voor zo iets moet je thuis zijn in Shakespeare. Ik kende de "Hamlet" en "Macbeth" goed, maar dat hielp niet. De week was om toen ik nog niet verder was dan wat hij bedoelde met een "subplot".
Ik besefte dat het zo niet ging. Lezen en navertellen was zeker nuttig, maar ik had veel te veel tijd nodig om aan de Engelstalige literatuur te wennen. En hij kon niks met de Nederlandse. Einde cursus.
Niet dat ik ophield met schrijven. Ik schreef aan herzieningen van "Liefde", maakte aantekeningen, ontwerpen, personages, situaties, doordacht de plot opnieuw. De liefdesroman die ik eerder, in mijn jeugd, had gekend en nu zou kunnen herlezen en navertellen kon ik mij echter nog altijd niet herinneren. Het moest er een zijn die ik vroeger gelezen had, "Kristien Lavransdochter" misschien, maar die was voor mijn doel weer veel te dik. "Terug tot Ina Damman" kwam in de buurt, ook "Liefdeleven" van Emants, "Een liefde" van Van Dijssel, "Der liefde bloesem" van Van Schendel, "Aan de weg der liefde" van Couperus", "Rituelen" van Nootenboom en zo maar door. Waarschijnlijk wilde ik mij ook niet herinneren dat ik in mijn jeugd niet alleen maar literaire romans had gelezen. Dat besefte ik veel later, zoals ik heb verteld in "Mijn ontdekking van de literatuur".
"Liefde" was per saldo geleidelijk aan ontstaan, zonder goed begrip van de roman, ineens had ik een verhaal te pakken gehad. Ik had er als een razende aan geschreven, bang dat ik het kwijt zou raken, dat ik gestoord zou worden en mijn aandacht ergens anders heen zou gaan zodat er weer niks van een roman kwam. Ik had het echter moeten bestempelen tot "klad", wegleggen en een reis om de wereld gaan maken, liefst langer dan 80 dagen. In plaats daarvan was ik onmiddellijk beginnen te zoeken naar een uitgever, met het al vertelde debacle. Ik kreeg tenslotte het verhaal rond, maar ik moest erkennen dat ik de applicatuur van de roman inderdaad niet onder de knie had gehad. Aangezien ik geen goede leraar kon vinden - mensen die in aanmerking kwamen, een editor, een agent, vonden mij te oud om nog in te investeren - besloot ik de roman stelselmatig te gaan bestuderen. Ik wilde nu wel eens weten welke de definitie en de bestanddelen van een roman waren, kortom, wat die "applicatuur van de roman" was.
Eerst, meen ik mij te herinneren, schreef ik een geschiedenis van mijn literaire ontwikkeling. De resultaten staan hier ("Zeehandelaar in het dorp: belezenheid") en hier ("Mijn ontdekking van de literatuur"). Ik bestudeerde "Le roman" van Michel Raimond
en andere boeken over de roman. Ik werkte ook aan een geschiedenis van de roman, om de soorten te leren kennen. "Een poëtica van de Europese roman" (1987) van B.F. van Vlierden was heel behulpzaam, maar in de eerste plaats was het boek niet af, maar in de tweede plaats vond ik zijn inleiding met de twee paragrafen "Ontwikkelingsschets van de Europese roman" en "Voorgeschiedenis" à raison van een kleine 7 pagina's veel te summier, zeker toen ik een aantal boeken in mijn eigen bibliotheek terugvond die ik al veel eerder had gekocht, zoals de "Histoire du roman moderne" van R.-M. Albérès. Het hek was voor mij helemaal van de dam toen in 1997 "The True Story of the Novel" van Margaret Anne Doody
verscheen waarin voor het eerst metterdaad een geschiedenis van de roman van de Griekse Oudheid tot de moderne tijd wordt verteld.
Ik zal hier niet alle titels vermelden die ik langzamerhand verzameld heb. Ik was in 2003 in staat een causerie te houden over mijn onderwerp waarbij ik een beeld schetste van de geschiedenis van de roman vanaf de Oudheid met een uitgebreide literatuurlijst en in 2004 een cursus. Ik begon met "AfrodisiakA", bedoeld als digitaal maandblad over de geschiedenis van de roman. Ik werd geleidelijk meer een theoreet over de roman dan een romanschrijver, almaar op zoek naar die verdomde applicatuur van de roman. (Hoewel ik ook alweer aantekeningen begon te maken voor een "global novel".)
Misschien is dus ook dit debacle weer heel vruchtbaar. Oftewel, misschien is de theorie van de roman even leuk als de roman zelf. Wie weet.