donderdag 24 januari 2008

(Nederland in?) Afghanistan

Juurd Eijsvoogel bezint zich in het Handelsblad van zaterdag jl. op de vraag "Hoe moet het dan wel in Afghanistan?" Hij neigt naar een (her)bezinning. (Herbezinning als we aannemen dat de besluiten om deel te nemen aan de missie aldaar en de verlenging van die deelneming "bezonnen" zijn genomen.) Zijn antwoord op de in de titel van zijn bijdrage geformuleerde vraag is een serie van vragen. In de eerste plaats de vraag of we, in het licht van de opmerkingen van Gates, “wel in staat zijn zo’n guerrilla te bestrijden en de Talibaan te verslaan (of, zoals Nederland het liever ziet, ze ‘irrelevant te maken’)." Dat is de vraag die Gates beantwoord had/heeft.
Eijsvoogel komt dan op nog andere vragen: het is daar kennelijk “... een kwestie van lange adem ... hebben de bondgenoten wel het uithoudingsvermogen om het twintig dertig jaar vol te houden? Hebben ze het geld er op den duur nog voor over? Is het opbouwen van een Afghaanse staat, vrijwel uit het niets, wel een realistische ambitie? Is dat niet veel te hoog gegrepen?”
Zijn conclusie: “Als we verzuimen op zulke fundamentele vragen een antwoord te zoeken, staan we straks met een mond vol tanden. Dat zou pas echt “ronduit beledigend“ zijn...”.
Eijsvoogel gaat er kennelijk van uit dat "wij" alleen maar in Afghanistan zijn om er orde in de governance van het land te brengen, resp. dat in te voeren. Van de Amerikanen is intussen bekend dat zij alleen maar blijven zolang hun doelstellingen niet gerealiseerd zijn, i.c. drugs- en terrorismebestrijding. Hun idee is altijd geweest dat zij dat wel zullen fixen en dan weg kunnen wezen. Voor hen is het dus geen vraag of zij het wel lang volhouden.
Eijsvoogel is echter voor wat betreft zijn eigen vraag en op zijn eigen niveau (zo iets als achtergrondvragen) op zijn wenken bediend door een vijftal oud-generaals van de NAVO. Zij gaan zelfs nóg een heel stuk verder en analyseren in een 150 pagina's tellend papier en passant de hele wereldsituatie om te komen tot het advies om voor de hele wereld een kolonels-regime-van-generaals in te stellen, bestaande uit Amerikaanse en NAVO, in ieder geval westerse generaals, die bovendien de bevoegdheid krijgen om "preemptive" nucleair wapentuig te gebruiken. Als de analyse van de "heren Vijf" juist zou zijn, zou er misschien nog iets, niet veel, voor te zeggen zijn. De analyse is echter, als ik Hegel mag citeren, die van de kamerheer die zijn heer beoordeelt: geen goede kamerheer.