zaterdag 23 december 2006

Verder

Er komt weer bijster weinig terecht van blogging. Ik heb het vreselijk druk. Ik werk aan een nieuwe homepage. Daarbij probeer ik zoveel mogelijk zonder een editor uit te komen en alles in "kladblok" te schrijven. Zo leer je het tenminste. Later kan ik altijd nog op een editor overstappen.
Daarnaast schrijf ik aan een artikel over juridische aspecten in de "Kallirhoë" van Chariton van Afrodisias. Ik ben zo'n beetje halverwege. Het moet "a historical study in law and literature" - ja, het moet in het Engels - worden, toegespitst op de eerste Europese roman, (als je het eens bent met die mensen die deze roman dateren in de eerste helft of rond het midden van de eerste eeuw n.C.). "Law and literature" is langzamerhand een apart vak geworden, vooral in de Verenigde Staten van Noord-Amerika. Van de week zag ik nog een overzicht van de "beweging" in Wikipedia.
Ik heb mij ook nog een paar dagen beziggehouden met een artikel van mijn oud-collega Laurens Winkel, getiteld "The Peace Treaties of Westphalia as an instance of the reception of Roman Law" (2004), dat hij mij - "met beste groet"- stuurde. (Het staat in Lesaffer, R., ed., Peace Treaties and International Law in European History. From the Middle Ages to World War One, Cambridge 2004, pg. 222-237.) Daartoe moest ik mij weer eens in de geschiedenis van het volkenrecht verdiepen, o.a. in Ernst Reibsteins "Völkerrecht. Eine Geschichte seiner Ideen in Lehre und Praxis" en in Peter Haggenmachers "Grotius et la doctrine de la guerre juste". In die beide boeken wordt de ontwikkeling van het volkenrechtsdenken in de 16e en de 17e eeuw geschetst, zo ongeveer van Francisco de Vitoria tot en met Hugo de Groot. Dat had Laurens niet geraadpleegd en dat merk je aan zijn artikel. Ik heb hem mijn commentaar geschreven, maar daar deed hij niets meer mee. Het komt hierop neer dat de Vrede van Westfalen (1648) niet de eerste gelegenheid is geweest waarbij de twee door hem beschreven romeinsrechtelijke figuren ("uti possidetis" en "restitutio (in integrum)") zijn gehanteerd. Dat was al veel eerder gebeurd, namelijk onder andere in het verdrag van Tordesillas van het einde van de 15e eeuw. Hij daagde mij uit zelf een artikel te schrijven. Als hij eens wist hoe druk een gepensioneerde het heeft. En trouwens, waar bemoei ik mij mee?
O ja, en die brief aan NRC-Handelsblad? Niet geplaatst. Was waarschijnlijk te moeilijk voor de lezers van de kwaliteitskrant.

dinsdag 12 december 2006

Rechters

Gisteren emailde ik aan NRC-Handelsblad n.a.v. zijn voorpagina-artikel van 11 december 2006 het volgende: (De citaten aan het begin en het einde van mijn brief zijn uit het voorpagina-artikel.)

"Geachte redactie,

"Rechters vrezen dat de kwaliteit van de rechtspraak verloren gaat...". Een goede maand geleden werd een proces afgesloten dat bijna acht jaar heeft geduurd. Met een schikking. Bij het begin van het geding was de gedaagde belast met het leveren van het bewijs dat hij aan de koper van een appartement van hem had meegedeeld dat er asbest in zat. Hij betoogde dat hij daarvan niet op de hoogte was geweest, maar wel alles had verklaard wat hij erover kon zeggen, dat de onderdelen waarin het asbest zat tot het casco behoorden, dat er geen asbest aanwezig was en nog een paar punten. Gedaagde werd in eerste instantie op bijna alle punten in het ongelijk gesteld. In beroep werd hij op bijna alle punten in het gelijk gesteld. Het geding begon opnieuw. Aangenomen kon worden, oordeelde de rechtbank in tweede instantie, dat het erin had gezeten (het was allang verwijderd), dat gedaagde ervan geweten had en dat hij het niet had meegedeeld. Op het punt gekomen dat eiser - na een jaar voorbreiding - ging bewijzen dat de onderdelen waarin volgens hem het asbest zat, niet tot het casco en dus tot de aansprakelijkheid van de Vereniging van Eigenaren behoorden, verklaarde de rechter ineens en als voorlopig oordeel dat hij, de eiser, niet had bewezen dat hij schade leed. Op het verweer van de eiser dat de gedaagde toch niet aan zijn mededelingsplicht had voldaan oordeelde de rechter dat dat er niet toe deed. Partijen moesten de gang op om een schikking te treffen. Die kwam er. De rechter had dus beslist wat hij al aan het begin van het geding, acht jaar geleden, had moeten beslissen. Alle geredekavel over (verzuim van) mededelingsplicht, eigendom van het casco, al dan niet aanwezigheid van asbest, wetenschap bij de verkoper was volstrekt overbodig geweest. Partijen hadden beiden ongeveer 50.000,- euro aan proceskosten uitgegeven. Misschien dat de kwaliteit van de rechtspraak toch niet achteruit gaat door ""de toenemende productiedwang, werkbelasting en bureaucratisering". Een proces van acht jaar over zaken die er volgens de rechter zelf niet toe deden is niet te rechtvaardigen met een beroep op deze drie factoren.
Mr. Ton Lenssen"

zaterdag 9 december 2006

Ontdekkingsreizigers

Gisterenavond kijkend naar "Master and Commander: The Far Side of the World" (2003) werd ik regelmatig herinnerd aan Joseph Banks wiens biografie is geschreven door o.a. Patrick O'Brian. Tijdens een pauze zocht ik het boek op en vond ernaast ook de nog veel meer uitgebreide biografie die Harold Carter heeft geschreven. Joseph Banks (1743-1820), - "botanist, explorer, President of the Royal Society and one of Australia's founding fathers", zoals de achterkant van het boek van O'Brian laat weten, "explorer, plant hunter, scientist" zoals hij op de voorkant wordt aangekondigd, - reisde o.a. met de ontdekkingsreiziger James Cook mee om botanisch onderzoek te doen. In "Master and Commander" treedt de arts Stephen Maturin (Paul Bettany) op die vaak met commander Jack Aubrey (Russell Crowe) musiceert op viool en contrabas, tot groot chagrijn van de bemanning die het allemaal maar gekras vindt. Net als Banks doet hij onderzoek op de eilanden waar het schip aanlegt. Het verhaal is overigens niet dat van een ontdekkingsreis, maar van de achtervolging, in 1806, van een Frans oorlogsschip, de Acheron. Een poos vreesde ik dat ik naar een staal van plagiaat zat te kijken, tot ik in de TV-gids las dat de film gebaseerd is op de serie over kapitein Aubry en scheepsarts Maturin van... Patrick O'Brian (1914-2000).
In 1988 heb ik zijn Banks-biografie besproken voor NRC-Handelsblad, niet vermoedend dat deze auteur een van de populairste schrijvers van de Verenigde Staten was. Ik besprak toen ook "Voyages of Discovery. Captain Cook and the Exploration of the Pacific" (1987) van Lynne Withey (NRC-Handelsblad van 28-5-1988).
Ik kan mij niet herinneren waarom ik mij toen zo interesseerde voor de ontdekkingsreizerij. Ik had wel eens een voordracht gehouden over Columbus, op de middelbare school, en kende het verhaal van Marco Polo. Ik heb zeker ervan gedroomd ontdekkingsreiziger te worden, maar ik werd in feite een ambtenaar en docent aan de universiteit. Misschien wilde ik het kader waarin ik leefde, in het begin van 1988 doorbreken, wilde ik de oneindigheid gaan exploreren. Ik weet het niet meer. Het bespreken van boeken over deze materie is natuurlijk een mooie gelegenheid om je met de acteurs van die reizen te identificeren. Eraan terugdenkend vind ik het een dwaze onderneming. De mensen waarmee ik mij wilde identificeren, waren meer de auteurs dan de acteurs.

donderdag 7 december 2006

Exit kies

Ik moest eigenlijk dinsdag jl. naar de tandarts om te zien wat er aan mijn ontstoken kies kon worden gedaan. Terwijl ik maandag echter nog onder de douche stond belde zij mij op met de vraag of ik over tien minuten kon komen. Door de antibiotica en de pijnstillers had ik nergens meer last van, behalve dat zij en ik al jaren discussieerden over de vraag of die kies er niet uit moest. Ontstoken was hij in ieder geval. Ik voelde het alleen nauwelijks. Enfin, "ga maar even zitten". (Het viel mij op dat zij "zitten" zei. Waarschijnlijk vinden tandartsen dat liggen zitten. Om niet met psychologen verward te worden.) Ja, hij moest er nú uit. Ik schrok mij het leplazarus. Ik dacht dat ik nog wel een week de tijd zou krijgen om mij mentaal voor te bereiden. Ik was wel bang, maar niet laf en stemde meteen toe. Spuit voor verdoving, vijf minuten in de wachtkamer, terug op de stoel, vijf minuten later was de kies eruit en het gat dichtgenaaid. Tot op de dag van vandaag heb ik alleen maar last van het touwtje van de hechting. Waw.
Van de ontsteking heb ik veel meer last gehad.
Niettemin ben ik in staat geweest op dinsdag 28 november in Maasmechelen te gaan luisteren naar Purbayan Chatterjee, sitar, en vrijdag 1 december naar de beeldschone Timora Rosler, cello, en Klára Würtz, piano, die Schumann en Brahms speelden.
En eergisteren heb ik "The Departed" gezien. Dat is (het verhaal van) de moeder van Billy Costigan (Leonardo diCaprio) die in het begin overlijdt. Ik geloof dat de film zo heet omdat het hele verhaal wordt gedomineerd door de moeder van Billy, die dankzij zijn mafiose vader en verdere familie uitstekend geschikt is om te infiltreren in de mafia van Frankie Costello (Jack Nicholson) en dankzij zijn moeder om het er zonder morele schade vanaf te brengen. Niet iedereen ziet dit, maar bij de begrafenis van die moeder staat ergens het woord "departed". Op dat moment, vooraan in de film, weet je nog niet wat er boven je hoofd hangt, maar op het einde begrijp je dat onze Billy een moederskind is dat zijn goede inborst niet kan verloochenen. Volgens Scorsese.
Intussen heb ik natuurlijk "Shalimar" uit en het loopt niet af zoals ik in een vorige log voorspelde, maar toch logisch. Ik heb ook "Travels in the Scriptorium" van Paul Auster gelezen. Het is maar 130 bladzijden en gedrukt in vrij grote letters. Het boek is bovendien heel spannend en je hebt het dus zo uit. Het Engels is ook niet moeilijk. Ik denk dat het gaat over een schrijver die door een aantal van zijn personages, die hij buiten de beschaving, in Barbarije, flink heeft laten lijden, wordt achtervolgd. Maar of dit juist is kan ik niet beoordelen aangezien ik daarvoor te weinig van Auster - je weet wel, de scenarioschrijver van de prachtige film "Smoke", met Harvey Keitel en William Hurt - heb gelezen. De spanning gaat dus nog door, want ik wil zelf vaststellen of ik gelijk heb en dus zijn personages leren kennen.

zaterdag 2 december 2006

Kiespijn

Al dagen kiespijn, dikke wang, antibiotica, pijnstillers. Ik had het hele gebit er wel uit kunnen trekken. Heb niet veel kunnen doen. In ieder geval niet iets voor mijn blog. So be it.

maandag 20 november 2006

Boeken 2

Weer eens werkende aan mijn biografie van Maria Kinsky bladerde ik een aantal mij allang bekende boeken door om mij in de sfeer van de dertiger jaren in Duitsland ("Cabaret"!) te verplaatsen: wat had haar ertoe gebracht van haar geloof af te vallen? Een gebeurtenis en zo ja, welke? Geen gebeurtenis, maar een verandering in de algemene mentaliteit? Ik las wat in de biografie van Heidegger door Safranski, in die van Carl Schmitt door Novak en Benderski, in de herinneringen van Sebastian Haffner, Golo Mann en Stephan Zweig, ik kocht zelfs de jeugdherinneringen "Über die Brücke" van de filosofiehistoricus Kurt Flasch wiens "Das philosophische Denken im Mittelalter" ik erg bewonder.
Misschien was dit project van mij al een aantal jaren geleden uitgelokt door Martin Walsers "Ein springender Brunnen" of nog veel langer geleden door "Het stierenoffer" van Louis Ferron dat mij een van de meest diepgaande analyses van mijn bovengenoemde thema lijkt. In ieder geval zat ik er tot over mijn oren in. Komt ineens Günter Grass met zijn bekentenis dat hij op zijn vijftiende lid van de Waffen-SS is geweest. Ik was verbaasd over de hoeveelheid stof dat daarop in Duitsland opgewaaid werd. Men is daar nog steeds niet klaar met dat nazi-verleden. Ook Walser heeft het geweten. Hij beschrijft de jeugd van een jochie dat te jong was om veel te begrijpen van wat er in de dertiger jaren om hem heen gebeurde en dus vrij argeloos door het leven ging.
Voor Duitsland kwam "Ich nicht" van Joachim Fest op tijd. Hier kon men lezen dat er ook onschuldige Duitsers (i.c. Duitse intellectuelen) waren geweest. Ik heb het boek na zo'n 100 bladzijden opzij gelegd. De "Ich" uit de titel is niet Joachim Fest zelf, maar zijn vader. Die, een leraar, had als lijfspreuk "Etiam si omnes - ego non". (Als ze allemaal te hoop lopen, ik niet.) Ik heb geen idee wat Grass over zijn vader had kunnen zeggen, de vader van het jochie van Walser was volmaakt onschuldig, een gevoelige, muzikale man, die zich met politiek niet wilde inlaten. Ik vind de titel "Ich nicht" misleidend en niet eerlijk. Kinderachtig eigenlijk. Schrijf dan een "Mon père est un héros" (in het Duits).
Ik vind overigens die (auto)biografieën van al die al dan niet meelopende Duitsers weinig interessant. Voor de zoveelste keer lees je dat zij, ondanks alle nazisme, gewoon kattekwaad hebben uitgehaald, verliefd werden en andere dingen die kinderen vóór het tijdperk van de TV deden. Het enige interessante is dan de meestal korte passage over de keuze voor of tegen het nationaal-socialisme. Daar zijn nu langzamerhand wel alle nuances van geboekstaafd, lijkt mij. Weet iemand nog iets beters?

donderdag 16 november 2006

Boeken


Ik moet nodig weer eens wat bloggen. Ik was "ziek". Niet grieperig of zo, ziek zijn dat je voelt als koorts of vermoeidheid zodat je niks kan doen, maar ik had last van mijn hart. Sinds half augustus heb ik een pacemaker die wel niet alles in orde brengt, bij voorbeeld weinig tot niets doet aan mijn regelmatig terugkerende hartkloppingen, maar die voor veel mensen een geruststelling is. Ton gaat weer verder. We zullen het zo maar laten. Usque ad...? Ik heb dus weer de energie om te bloggen. Van enthousiasme. Vanmiddag was ik bij "De Tribune" om te kijken of de geschiedenis van Maastricht van Pierre Ubachs er al was. Niet. Wordt morgen gepresenteerd. Ik kan dan niet, want ik ga dan naar kasteel Vilain XIIII in het deel van Maasmechelen uitmakende Leut, waar Thomas en Benjamin Dieltjens en het Quince Quartet muziek van Brahms en Webern uitvoeren. Ik heb daar een abonnement en kan dit niet missen, de presentatie van het boek van Ubachs ten spijt. Wat ik wel aantrof bij "De Tribune": "Europe East & West" (2006) van Norman Davies. Die ken ik nog van "Europe: A History" dat ik achter elkaar uitgelezen heb toen ik mijn cursus "De actualiteit van de Europese geschiedenis" gaf. Een schitterende auteur. Ernaast lag van de niet minder schitterende schrijver Robin Lane Fox "The Classical World. An Epic History From Homer to Hadrian" (2005). Ondanks het feit dat het boek zo'n 600 pagina's leestekst omvat en dus voor mij - op mijn leeftijd - veel te dik is, kon ik het niet laten liggen. Nog pas enkele maanden geleden heb ik met groot plezier en veel profijt een groot aantal lijvige passages in "Christians and Pagans" van hem herlezen.
En dat terwijl ik nog pas middenin "Shalimar the Clown" ben. Het stond al bijna een jaar in de kast te wachten.
Maar ja, ik lees eigenlijk niet op actualiteit, maar omdat het past in het een of ander programma van me. In dit geval dat van de definiëring van de roman. Sinds enige tijd probeer ik de uitlating van Kundera dat de roman van de laatste vier eeuwen, dus vanaf Cervantes, alle thema's die Heidegger in "Sein und Zeit" aan de orde stelt, allang had aangepakt, terwijl de filosofie ze verwaarloosde, te verifiëren. Denk je dat eens in: de filosofie kwam gewoon niet op die thema's die wij nu van het grootste belang vinden, thema's zoals het avontuur, het innerlijke leven, de geschiedenis, de tijd, de mythe, het dagelijkse leven, het ogenblik. Niemand, behalve de keukenmeiden, lette op de roman. Hij hoorde niet bij de literaire kanon. En zij die troost van de filosofie verwachtten, zoals sinds Boëthius gebruikelijk is, wisten, door kanonbepaaldheid, niet waar hun keukenmeiden haar diepe wijsheden vandaan hadden. Nou vind ikzelf dat Hegel ook al aardig interessante dingen over de roman heeft gezegd en er ook veel uit heeft opgestoken. Die roman is de burgerlijke benadering van het epos. Hij bereikt het epos niet, zegt Hegel, maar doet er zijn uiterste best voor. Zijn stof is echter niet de epische, het is een en al huiselijkheid en individualiteit, door Hegel zelf zelfs "Katzenjammer" genoemd. Geen "vaderland, zedelijkheid, familie enz. und ihrer Entwicklungen" speelt er een beslissende rol in. En dat burgerlijke achter- en binnenkamertjesgedoe, dat geknijp in het donker, zou het existentialisme (van Heidegger) voorbereiden! Het epos, bedacht ik zelf, zou thans wel eens "the global novel" kunnen zijn en meteen wist ik waarom ik "Shalimar" wilde lezen. Delillo had van zijn "Cosmopolis" gezegd dat het de "global novel" was waarop wij allemaal wachten, maar nee, het is niks vergeleken bij "Shalimar". Daar hebben wij een topdiplomaat, Max Ophuls, ambassadeur van de Verenigde Staten van Amerika (V.S.) in India, onmiddellijk na John Kenneth Galbraith en vóór Chester Bowles (die in werkelijkheid onmiddellijk na Galbraith kwam). Hij is een Straatsburgse jood van gegoede familie die tijdens de Tweede Wereldoorlog is weten te ontkomen - zijn bejaarde ouders waren te naief om op tijd te vertrekken en werden beiden vermoord - en in de V.S terecht kwam waar hij op een goede dag gevraagd werd de V.S. te vertegenwoordigen in India. Rushdie vertelt met veel gemak de geschiedenis vanaf de Tweede Wereldoorlog waarin Max Ophuls een belangrijke rol heeft vervuld. Ik heb, toen ik aan de UvA de geschiedenis van het volkenrecht doceerde, geprobeerd de relevante contemporaine wereldgeschiedenis bij te houden en lees zo'n overzicht dus met groot plezier, niet gestoord door ondeskundigheid van de auteur die het perfect doet. Hij ontwikkelt een volledige biografie van Ophuls, wat mij erg deed denken aan "Earthly Powers" van Anthony Burgess die in dat boek minstens even virtuoos twee biografieën van fictionele figuren schrijft. Het boek heet echter niet "Max Ophuls", maar "Shalimar the Clown". Dit personage treedt al meteen aan het begin op als de chauffeur van Ophuls die Ophuls, ook al vrij vooraan in het boek de hals doorsnijdt. De plot is daardoor tamelijk voorspelbaar geworden, maar dat deert niet bij iemand als Rushdie die vertelt en vertelt zonder dat het verveelt. Tegen het midden treden de betrekkingen tussen India en Pakistan steeds meer naar de voorgrond. Niet alleen vinden er gevechten tussen militairen plaats, maar het begin van het terrorisme wordt zichtbaar. Een broer van Shalimar is een bomexpert. Ik denk dat ook de buitenechtelijke dochter van Ophuls, India genoemd, een terroriste wordt. Bestudeert Rushdie in dit boek het ontstaan van het terrorisme? Is "de wereld van Max Ophuls", de diplomatie oude stijl, er de bakermat van? Ik heb het zelf wel eens gedacht, na de val van het Sovjetregime. Volgens de een of andere logica moest het komen. De aandacht van de wereld was lang genoeg bevangen geweest door de bokswedstrijd van de twee supermachten en nu konden andere protagonisten de agora op. (Vreemd, die waren ook gedurende de laatste vier eeuwen genegeerd! Betekent dat iets?) Hoe het ook afloopt met al deze personages, het boek gaat aardig in de richting van "the global novel" die de opvolger van het epos zou kunnen worden. Het volkenrechtelijke vlak, waar zo'n ambassadeur zich op beweegt, is de epische toestand bij uitstek, waarover later.