vrijdag 27 december 2013

Modernisme 1

Wat waren die moderniteit en dat modernisme dat ik via mijn ouders heb leren kennen? Ik heb een kleine catalogus van verschijnselen waarin zij zich openbaarden, maar hoe definieer ik dat waarnaar die verschijnselen verwijzen? Modern zijn was voor mijn ouders: "niet ouderwets zijn". Met die woorden, herinner ik mij, definieerden zij hun idee. Ouderwets waren de mensen van het dorp waaruit zij geëmancipeerd waren. Men kan het woord dus vervangen door "traditioneel" en traditioneel was grotendeels 19e eeuws.
Neem bij voorbeeld de devotie, de vorm waarin het katholicisme werd beleden. In de kerk van mijn ouders stonden op een aantal plaatsen heiligenbeelden. Zij waren van gips en beeldden de heilige mensen in devote houdingen af: voor de borst gevouwen handen, ten hemel gerichte blik, het gezicht in een sentimentele plooi van lijdende vroomheid. De kleren van deze figuren waren neo-antiek of zo, d.w.z. zij droegen allemaal jurken, mannen zowel als vrouwen die moesten herinneren aan de Romeinse tijd, de grote tijd van de christenvervolgingen en martelaren voor het geloof. De beelden moesten nederigheid, overgave, aanbidding uitstralen en op die manier de kerkganger tot voorbeeld strekken in zijn eigen leven. Nederigheid was de grootste deugd, getuige ook het feit dat de zonde tegen de H. Geest de ergste was. Zij bestond in de ontkenning van het woord Gods, zoals het heette, neergelegd in de H. Schrift. (Twijfelde je als kind aan een zo'n woord, geloofde je bv. niet dat de zon bij een bepaalde gelegenheid stilstond, dan kreeg je een draai om je oren en soms erger.)
Toen ik er nog woonde werd de kerk gemoderniseerd. Een kunstschilder uit het dorp kreeg de opdracht om de op vlakke muren aangebrachte schilderingen die sommige bijbelse verhalen uitbeeldden, op een meer moderne manier te herschilderen. Dat gebeurde weliswaar in een aan de kunstacademie in Maastricht geleerde stijl, maar de verhalen en hun moraal bleven hetzelfde. Om de discrepantie tussen vorm en inhoud waarbij de buitenkant gemoderniseerd werd, maar de inhoud dezelfde bleef gaat het mij hier niet.
Deze geloofsbelevenis begon men toch wel té traditioneel en ouderwets te vinden, zij moest maar eens gemoderniseerd worden, tot niet ieders tevredenheid. Het zoetelijke, kwijnende, kwezelachtige van de 19e eeuwse kerkkunst had afgedaan.
Hetzelfde gebeurde in de katholieke filosofie: het in de tweede helft van de 19e eeuw gegroeide neo-thomisme kwam onder druk te staan van allerlei andere filosofieën die kennelijk meer aansloten bij het algemene levensgevoel. De denktrant werd "echter", minder dogmatisch, minder georiënteerd aan de letterlijke H. Schrift en aan de filosofie van Thomas van Aquino, maar kwam onder invloed van een nieuw naturalisme en realisme. Men begon bij voorbeeld te begrijpen dat het driftleven het opvolgen van de kuisheidsgeboden soms frustreerde, dat er kritisch naar de bijbel gekeken kon worden zonder zijn geloof te verliezen, dat de toestand van de armen niet alleen een kwestie was van filantropie en de toestand van de arbeiders niet een gevolg van luiheid, dat de mens misschien wel degelijk van de aap afstamde, dat de geschiedenis misschien niet in het aards paradijs begon maar een geologische oorsprong had, enz.
Een mooi voorbeeld van een studie waarin neothomisme en moderne filosofie met elkaar werden vergeleken is het door mij al vaker genoemde boek van die naam van H. Robbers, S.J., die deze vergelijking met open oog voltrok. De belangrijkste moderne filosofische stromingen die hij in het ruim dertig bladzijden omvattende hoofdstuk "Wat is moderne wijsbegeerte?" onbevangen besprak waren: neo-positivisme, dialectisch-materialisme, existentialisme, fenomenologie, idealisme, vitalisme, pragmatisme, metafysika.
Het eerste was een filosofie die gebaseerd was op de resultaten van de wetenschappen en de technologie; zij was "de reactie van een natuurwetenschappelijke, aan de moderne physica geschoolde denkrichting tegenover die metaphysische richtingen, welke vol waren van elementen van wereldbeschouwing, die de philosophie in het neo-kantianisme, in de phaenomenologie en later nog in het existentialisme in de eerste dertig jaren dezer eeuw te zien gaf". "Elementen van wereldbeschouwing", die velen nou juist beschouwen als de kern van de filosofie, verwees deze richting naar het rijk van de fantasie, de literatuur. Het dialectisch-materialisme was natuurlijk de meestal materialistisch genoemde filosofie van Karl Marx en haar verdere ontwikkeling. Van het existentialisme "schijnt men wel te mogen zeggen: ...zij is een wijsbegeerte van den mens, van den mens, zoals hij in de wereld is". De fenomenologie zoekt het wezen der dingen vast te stellen, daarin verder gaande dan een loutere beschrijving; zij probeert de vraag te beantwoorden wat het ding dat er zo en zo uitziet of aanvoelt "eigenlijk" is. Het idealisme ging er, zoals al eeuwen, van uit dat de dingen verschijnselen zijn waarin andere dan de oppervlakkige realiteit zichtbaar wordt, namelijk hun ideeën. Vitalisme en pragmatisme hebben een grote verwantschap; voor deze twee richtingen, de eerste meer een Franse, de tweede een Amerikaanse, geldt dat zij het leven opvatten als een bewegelijk élan, als een vloeiende stroom waarin de mens zich moet handhaven, zoals een zwemmer in een sterke stroomversnelling, zonder zijn doel uit het oog te verliezen. De metafysika bezint zich op het achter en/of in alles heersende "zijn".
Het is niet gemakkelijk de materiële verschijnselen van de moderniteit te koppelen aan de moderne filosofie. Om enkele voorbeelden te noemen: in de organische vormen van de "Jugendstil" kan men het vitalisme herkennen, in het socialistisch realisme het dialectisch-materialisme, in een aantal romans van bv. Sartre het existentialisme, in de zogenaamde ideeënroman vaak het idealisme, maar van een eenheid in de filosofische stromingen aan de hand waarvan men het moderne of modernistische denken zou kunnen definiëren is geen sprake. Nog moeilijker is het deze definitie te bereiken via de moderne verschijnselen. Veel filosofen proberen echter juist deze weg te begaan.