Posts tonen met het label Philip Roth. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Philip Roth. Alle posts tonen

dinsdag 16 november 2010

De wereld en ik 6

Ik voel dat ik steeds meer getrokken word naar mijn huidige omgang met de wereld en het relaas van mijn ontwikkeling verdring. Ik was echter nu juist op zoek naar een tegenhanger van iemand uit de veertiger (b.v. Bacevich) of zelfs zestiger jaren (b.v. Obama) en dan liefst een Amerikaan, een lid van het volk dat de baas in de wereld is. Er is zeker een ding dat hun oordeel over de toestand in de wereld er anders laat uitzien dan te verwachten is van iemand uit Europa en dat is de directe aanraking met de Tweede Wereldoorlog. Europa was, zoals het fraai heet, het “Europese Theater van de Tweede Wereldoorlog“, zeg maar het slagveld, terwijl de Amerikanen veilig aan de andere kant van de Atlantische Oceaan zaten. Natuurlijk, zij stuurden soldaten hierheen, maar de bevolking zelf had weinig te vrezen van het oorlogsgeweld. De Europeanen daarentegen waren gewikkeld in die strijd en de burgerbevolking werd daarbij niet geschoond. Het ligt voor de hand dat er daar een gigantisch reservoir van optimisme bestond dat hier vrijwel verdwenen was. Niet alleen was slechts een relatief klein deel van de bevolking betrokken geweest bij de oorlogsvoering, er was ook nog flink aan verdiend. In Europa was iedereen erbij betrokken geweest en het werelddeel was economisch totaal aan de grond. Hier had doodsangst geregeerd, daar had men in een pastoraal paradijs geleefd. Geen wonder dat de Europese geesten vervuld waren van pessimisme en fatalisme, dat er een neiging was om in te keren in het meest elementaire, zoals in het existentialisme plaatsvond. Dat leek wel op het Amerikaanse pragmatisme, maar benadrukte nu juist veel meer de donkere kant van de “condition humaine”, in tegenstelling tot de Amerikaanse filosofie van het aanpakken. Die hadden mooi praten.
Ik heb dat zelf ook aan den lijve ondervonden en erger mij altijd nog aan dat padvinders-optimisme dat van die kant getoond wordt. Pragmatisme is best aardig, als de omstandigheden meewerken, hetgeen voor de Verenigde Staten “toevallig” - en zeker niet door eigen verdiensten - het geval was. Ik behoor ook niet tot de generaties - te beginnen met de babyboemers - die met groot gemak dat Amerikaanse pragmatisme menen te kunnen overnemen. Wie dat doet verdringt het feit - en de “horror” - van de Tweede Wereldoorlog: het was inderdaad een “theater”, namelijk van al het onmenselijke dat denkbaar is. De Tweede Wereldoorlog was een waarschuwing van de Geschiedenis dat men voorzichtig moet zijn met optimisme, een les die de Amerikanen blijkbaar maar niet ter harte kunnen nemen.
In “American Pastoral” vertelt Philip Roth het verhaal van Seymour “Swede” Levov, een blonde joodse jongen in “our neighbourhood” (Weequahick) in Newark die uitblinkt door athletische gaven. Hij is voor de buurt waarin hij woont een toonbeeld van talent en geslaagdheid en daarmee iemand die hoop geeft. “... door de “Swede” trad de buurt in een fantasie over zichzelf en over de wereld, de fantasie van sportliefhebbers overal ... onze gezinnen konden de manier waarop dingen gaan, vergeten en van een athletische prestatie de schatkamer van al hun hoop maken. In de eerste plaats konden zij de oorlog vergeten.” De “Swede” ontwikkelde zich daar tot een ogenschijnlijk harmonieuze persoonlijkheid, tot 1968, als zijn zestienjarige dochter, “to bring the war home”, een bom gooit in een supermarkt die totaal verwoest wordt en het leven kost aan een toevallig aanwezige huisarts. De “Swede” stort dan helemaal in, treedt, kort samengevat, in een existentiële toestand. Dat effect had de Vietnam-oorlog op de - sommige - Amerikanen. Zij ondervonden voor het eerst de oorlog aan den lijve en tenminste bij de direct betrokkenen bracht dat de toestand teweeg die in Europa aan hele massa’s was toegebracht.
Madeleine Albright vertelt dit op een wat andere manier. Hoofdstuk drie van “The Mighty and the Almighty” is getiteld “Good Intentions Gone Astray: Vietnam and the Shah”: goede bedoelingen die op een dwaalspoor komen... Het is het einde van de vijftiger jaren. “Voor de meeste Amerikanen was het een tijd van morele duidelijkheid. Mijn vader schreef boeken over de gevaren van het communisme en ikzelf had weinig moeite met het scheiden van de globale “good guys” van de schurken. Er waren niet veel openbare haarkloverijen, tenminste niet in de Verenigde Staten, toen vice-president Nixon beweerde dat “Wij staan aan de kant van God.” Een paar weken nadat ik afstudeerde ontmoette Nixon de opschepperige premier van de Sovjet-Unie, Nikita Kroesjtsjov, in het zogenaamde “keuken debat” bij een tentoonstelling van moderne huisraad in Moskou. De vice-president poneerde dat het V.S.-systeem superieur was door te wijzen op de hoge kwaliteit van de Amerikaanse huisapparaten. Dit technologische onderscheid werd, in 1961, meer dan geëvenaard door een concreet bewijs van een moreel onderscheid, de bouw van de Berlijnse Muur (of, zoals Oost-Duitse leiders haar bij voorkeur noemden, de “anti-fascisme beschermingsmuur”). Anders dan de communisten had de vrije wereld er geen behoefte aan barrières op te werpen om hun bewoners te beletten te ontsnappen. Het Westen, met de Verenigde Staten aan de leiding, was duidelijk bezig de oorlog van de ideeën te winnen. Toen kwam Vietnam. De Amerikaanse verwikkeling in de oorlog in Zuid-Oost Azië, zich uitstrekkende van het begin van de zestiger jaren tot het voorjaar van 1973, bezoedelde wat zo helder had geleken.”
Ik heb de neiging hieraan toe te voegen: toen pas. Pas door de Vietnam-oorlog werden de Amerikanen wakker en begonnen ze te beseffen dat men aan pragmatisme, volgens hetwelk men altijd vooruit kon, niet genoeg had. Philip Roth vertelt het verhaal van de “Swede” in een deel van zijn roman dat getiteld is “Paradise Remembered”. De toestand die hij daarin beschrijft duurde ook bij hem tot de Vietnam-oorlog. Amerikanen, althans de inwoners van de Verenigde Staten, hadden al in de dertiger jaren het gevoel dat zij in “het laatste Arcadië” leefden, “een onschuldige en quasi-utopische schuilplaats voor de cumulatieve dwaasheden en doortraptheden van de corrupte wereld aan gene zijde van de oceaan”, zoals de historicus Paul Johnson in “A History of the Modern World” (1983) schreef. Vietnam bracht de val uit het paradijs en het verlies van de onschuld. Een groot schrijver als Philip Roth weet dit en weet dit onder woorden te brengen, de meeste Amerikanen echter steunen regeringen die nog altijd geloven in een “Manifest Destiny” van het Amerikaanse volk om de hele wereld te bevrijden.

zondag 18 oktober 2009

The Humbling

Terwijl ik “Inherent Vice” nog niet uit had, op 29 september jl., ging ik een dagje naar Breda. Ik ken(de) de stad praktisch niet en dwaalde wat door de binnenstad. Zonder veel fiducie, mag ik wel zeggen, skeptisch over de betekenis van de stad. Er is immers geen universiteit, maar wel een militaire academie, de perfecte antithese. (Tja, zo ben ik.) In de Nieuwstraat zag ik ineens een boekhandel. Zoals ik altijd doe voor een boekhandel bleef ik staan en bestudeerde zorgvuldig de etalage. Was het ook zo’n tweede hands geval waar niks interessants te vinden is, zoals je er in veel provinciesteden aantreft? De gepresenteerde boeken waren allemaal nieuw, nieuwe uitgaven ook. Ik werd nog opmerkzamer dan ik al geworden was. Wat was dit? De boekhandel heette volgens een uithangbord “LATTE’s and LITERATURE”. Latte’s? Toch geen Italiaanse caffè latte en literatuur? Jawel, een boekhandel met een coffee bar, de perfecte combinatie. Ik naar binnen. Diepe lederen fauteuils, een toonbank waar koffie werd gemaakt en verkocht, hoge tafeltjes met barkrukken en boekenkasten. Niks tweede hands, alles nieuw en bij nadere inspectie een serie van de allernieuwste Engelse en Amerikaanse titels en alles bij elkaar een van de aardigste boekhandels die ik ooit bezocht heb.
Ik pikte er “The Humbling” van Philip Roth uit, “vandaag net binnengekomen,” zei de eigenaar van de winkel. “Alweer een Roth,” kon ik niet nalaten te roepen. Ik had “Indignation” niet zo mooi gevonden, niet na “Exit Ghost” dat ik een tweede keer heb gelezen. “Indignation” las ik even na “On Chesil Beach” van Ian McEwan en dat laatste vond ik veel mooier.
Met “The Humbling” heeft Roth het - voor mij - weer goedgemaakt. Het gaat over een 65-jarige acteur die veertig jaar lang groot succes heeft gehad, maar ineens in een gat valt. Hij is na toe aan zelfmoord, beseft dit en laat zich opnemen voor een kuur van een kleine maand in een kliniek. De kuur levert niets op. De oorzaak van de crisis is niet te achterhalen en de man, Simon Axler, is intelligent genoeg om alle hypothezen zelf te bedenken, zodat hij ook met zijn behandelaars niet verder komt.
In het tweede van de uit drie delen bestaande novelle krijgt Axler bezoek van de dochter van een echtpaar collega’s, zo’n beetje van dezelfde leeftijd. Axler heeft bij de geboorte nog geassisteerd bij de keuze van haar naam, Pegeen Mike, naar een personage in een toneelstuk van de Ierse toneelschrijver John Millington Synge “The Playboy of the Western World”. Pegeen, zoals zij verder in “The Humbling” wordt genoemd, heeft op jonge leeftijd gekozen voor een leven als lesbienne, zeer tegen de zin van haar ouders, van wie zij totaal vervreemd is. Op het ogenblik van haar ontmoeting met de man die haar peetvader kon zijn, is zij veertig. Volkomen onverwacht besluit zij haar leven een hetero-wending te geven, voor Axler te vallen en een relatie met hem te beginnen.
Simon Axler heeft aan het begin van het verhaal niet kunnen besluiten tot zelfmoord, maar er was eigenlijk niks anders in zijn gedachten. Niemand, ook niet de mooiste aanbieding heeft hem ertoe kunnen verleiden zijn acteurscarrière weer op te pakken. Die was definitief voorbij, dacht hij. Zij berustte op het misverstand dat hij van nature een acteur was, terwijl hij in werkelijkheid zijn acteursleven lang een speler had gespeeld. Door zijn relatie met Pegeen bloeit hij weer op. Zelfvertrouwen en vitaliteit keren terug. Het bedrijven van seks met Pegeen, het omvormen van haar tot weer een vrouwelijke vrouw geven hem nieuwe energie en zij gaan zelfs zover met hun seksspelen dat zij een half dronken mooie jonge vrouw uit een bar oppikken om een trio te vormen. Beiden beseffen het risico, het risico namelijk dat Pegeen terug zal vallen in haar lesbische verleden. Daags na deze escapade kondigt Pegeen aan dat zij een kind van Axler wil, om hun relatie te bezegelen. Axler bezoekt een specialist om advies te vragen over de gevaren die een kind bedreigen dat verwekt is door een man van zijn leeftijd. Hij keert enthousiast naar huis terug om het Pegeen, die van zijn tochtje naar het ziekenhuis niet op de hoogte was, te vertellen. Pegeen woont een eind verderop, maar zal in het weekend komen en dan krijgen ze tijd genoeg om alles te bespreken.
Als Pegeen komt verdiept zij zich onmiddellijk in werk dat zij heeft meegebracht. Axler wacht af. Als hij in bed de liefde met haar wil bedrijven, zegt zij dat haar hart er niet naar uitgaat. Bij het ontbijt zegt zij zonder inleiding dat hun relatie beëindigd is. Na een korte uitzichtloze discussie verlaat zij het huis. Axler is weer alleen met zijn zelfmoordplannen, zoals aan het begin van het verhaal...
Het boek beslaat in de uitgave van Jonathan Cape 140 bladzijden. Het leest zich in vier à vijf uur. Het is geconcentreerd op de voor het relaas relevante dingen en laat zich nergens afleiden. Men leest het dan ook ademloos.