Posts tonen met het label autoritair. Alle posts tonen
Posts tonen met het label autoritair. Alle posts tonen

maandag 4 januari 2016

Mijn opvoeden

Een blogbericht over de opvoeding die ikzelf gaf. Volgens mij was zij anti-autoritair. Ik heb er op een heel bepaald moment toe besloten. Ik was niet beïnvloed door enig pedagogisch geschrift of door enige beweging, bv. de anti-autoritaire, maar ik was op het idee gekomen door een model dat ik in de organisatietheorie had aangetroffen. Die ging niet over opvoeding, maar over organisatie. Ik erken dat dit een vreemd uitgangspunt voor de opvoeding is, maar het is nu eenmaal niet anders gebeurd. Ik leg het uit.
Het moet einde 60-er jaren zijn geweest en wij woonden in Soest. Ik werkte bij de gemeente Utrecht als ambtenaar in algemene dienst ter secretarie. Ik was pas een jaar eerder afgestudeerd, als jurist, maar ik was al vanaf 1959 ambtenaar geweest, eerst bij de gemeente Maastricht, vervolgens bij de provincie Utrecht. Op beide plaatsen had ik een centrale positie, op de ene als redacteur van alle van de dienst uitgaande stukken, op de andere als secretaris van de planologische dienst en de planologische commissie. En op beide plaatsen kwamen organisatie-perikelen aan de orde. In Maastricht werkte ik onder een goed organiserende directeur, in Utrecht ging het om het organiseren van de voorbereiding van streekplannen. Die kant van het werk intrigeerde mij enorm en ik had er een bibliotheekje over aangeschaft.
Toen ik, februari 1968, bij de gemeente Utrecht kwam was daar juist een reorganisatie op handen, maar men was weinig deskundig op het gebied. Om kort te gaan, ik werd ontdekt en ik schreef de zogenaamde "Management-nota" waarin het management van de hele gemeentelijke dienst onder handen werd genomen. Een van de maatregelen die genomen werden was de opdracht aan diensthoofden om zich te onderwerpen aan cursussen over managementtechnieken. Ik heb die georganiseerd. Daarbij deed men een ontdekking. Een van de problemen die reorganisatie nodig maakten was de overbelasting van de diensthoofden. Deze kwam doordat men een autoritair idee van het leidinggeven had. Alles moest door de chef beslist worden en hij gaf opdrachten. Het gevolg daarvan was dat hij niet kon delegeren en overbelast raakte. Geleerd werd nu dat de chef niet het uitgangspunt van de productie van een eenheid was, maar een soort minister van buitenlandse zaken, de "linking pin", zoals het toen heette. De initiatieven moesten van de medewerkers komen, de chef hoefde ze alleen maar te coördineren en naar buiten te brengen. "Naar buiten" was bij de gemeentelijke organisatie naar de politieke organen, dus burgemeester en wethouders en de gemeenteraad.
Als gezinshoofd had ik indertijd het idee - geërfd van mijn ouders - dat ik leiding moest geven aan mijn kinderen. Ik had er destijds twee, een 8, de ander 4 jaar oud. De kennismaking met een heel ander concept van leidinggeven bracht bij mij een ander opvoedingsideaal voort: men moest kinderen niet dirigeren, maar begeleiden. Gedurende mijn hele jeugd was het dirigeren de normale manier van doen geweest, dirigeren aangevuld met geweld, slaag. Mijn eerste beslissing was dat ik mijn kinderen nooit meer zou slaan. Slaan, ook het geven van een "tik", was, begreep ik, een teken van eigen onmacht. Ten tweede besliste ik dat ik met mijn kinderen zou praten over alles wat zij te berde brachten en dat ik ze in alles serieus zou nemen. Dat was, kort samengevat, mijn vertaling in de opvoedkunde van het organisatorische model van het "horizontale leidinggeven": ik bedacht het horizontale opvoeden. Het principe daarvan was, zoals duidelijk mag zijn, dat kinderen zelf moeten leren hun opvattingen en verlangens, kortom zichzelf te ontwikkelen.
Ik dacht dus niet anti-autoritair, maar horizontaal. Het ene kwam voort uit een revolutionaire pedagogie, het andere uit de organisatieleer.
Of ik nooit ingreep? Ik heb minstens twee keer een van mijn kinderen uit het water moeten halen omdat zij te vroeg vonden dat zij al konden zwemmen. Of ik geen ideaal voor mijn kinderen had? Ik ging ervan uit dat ik alleen maar een ideaal kon hebben met iets dat ikzelf realiseerde, en dat ik bij mijn begeleiding niet iets hogers voor ze moest willen dan ikzelf aankon. (Ik was inmiddels academicus en was even later universitair docent, wat, voor wat de opvoeding betreft, betekende dat zij mijn voorbeeld niet moesten, naar kónden navolgen.)
Wat vonden de kinderen zelf daarvan, wordt mij vaak gevraagd. En hun moeder? Zij is al meer dan 25 jaar geleden overleden en ik kan het haar niet meer vragen. Wat mijn kinderen, tenslotte drie, betreft deed ik onlangs een leuke ontdekking. Sinds het einde van de zestiger jaren, toen ik zover was, heb ik mijn ideeën niet meer bijgesteld, het bleef bij de twee modellen van de verticale en de horizontale opvoeding, waarbij ik wat later, toen dat spraakgebruik in omloop kwam, sprak van de anti-autoritaire opvoeding. Onlangs echter vond ik op een website vier opvoedingsstijlen: autoritair, toegeeflijk, democratisch en verwaarlozend. De democratische wordt ook autoritatieve genoemd. Kijk, denk ik, ik besloot destijds tot de democratische oftewel autoritatieve stijl. "Ouders die regels stellen en tegelijkertijd oog hebben voor de wensen en behoeften van hun kind zijn democratische of autoritatieve opvoeders. Zij geven leiding met liefde, houden rekening met de ontwikkeling van hun kind en overleggen met hun kind. De regels die ze stellen onderbouwen ze met argumenten. Het kind wordt gesteund en aangemoedigd." Mooier zou ik het niet kunnen zeggen. Tegenwoordig zou ik mijn omweg via de organisatie en de politieke theorie ook niet meer nodig hebben. Destijds echter wel degelijk.
In mijn blogbericht "Autoritair en autoriteit" van een jaar geleden heb ik al proberen uit te leggen dat autoriteit niet hetzelfde is als autoritair, nu heb ik de juiste term: het bijvoeglijk naamwoord van autoriteit is autoritatief of democratisch en niet autoritair. Het laatste is schijn-, onmachtige autoriteit.

P.S. Ik vertelde dit onlangs aan iemand die het allemaal wel geloofde, maar zich afvroeg hoe dit bij mijn kinderen "overkwam". Grotendeels weet ik dat natuurlijk niet. Het is ook een ander probleem dan het concipiëren van zijn ouderschap zoals ik hier beschreven heb. Niemand kan bepalen hoe zijn bedoelingen "overkomen", tenzij het van de andere kant te kennen wordt gegeven. Soms kan het heel lang duren voor dat plaatsvindt.

vrijdag 16 januari 2015

Autoriteit en autoritair

In de tijd dat ik aan de universiteit colleges en werkgroepen gaf, werd ik nog wel eens onderbroken door de een of andere student die vond dat ik “er teveel omheen praatte”. Hij verlangde dat ik “gewoon” zei “hoe het is”. Dat had ik graag gewild, maar ik wist het op zo’n moment ook niet. Niet dat ik er niet over had nagedacht, ik had integendeel alle literatuur die ik maar kon bemachtigen geraadpleegd en was tot de slotsom gekomen dat niemand wist hoe het was. Ik gaf tijdens mijn onderwijs dus een verslag van mijn speurtocht. Die was niet op niets uitgelopen, zij had mij duidelijk gemaakt hoe “men” over het desbetreffende onderwerp dacht, welke opvattingen erover waren. Ik was zeker dichter bij de zaak gekomen, maar niet zover dat ik kon zeggen hoe zij was.
Neem een voorbeeld: democratie. Er zijn niet alleen talloze vormen van democratie, maar ook veel opvattingen erover. Of neem zo iets als de rechtsstaat of de staat of het recht. Aan de universiteit kan men niet volstaan met een enkelvoudige definitie, die hoort men al op de middelbare school te hebben gehad. Aan de universiteit leert de student zelfstandig te denken en op rationele wijze zijn standpunt te bepalen, het punt waar hij staat in een debat.
De student die van mij vroeg een eenvoudige definitie te geven - “gewoon hoe het is”, - dichtte mij iets toe wat ik niet had. Beter gezegd, wat ik wel had, maar in een heel andere vorm dan hij bedoelde. Hij bekleedde mij met het gezag van de alwetende geleerde, die niet bestaat. Hij bekleedde mij met autoriteit.
Een keer is het mij overkomen dat er zo iemand was die mij verweet dat ik autoritair was omdat ik alleen maar onderwijs wilde geven zoals ik wilde. Dat stelde mij voor een interessant probleem, dat ik misschien ook in een werkgroep wel eens behandeld heb. Hoe is het verband tussen autoriteit en autoritair? Is een autoriteit autoritair? En oefent iemand die autoritair is, gezag uit? Het antwoord op allebei de vragen is ontkennend.
Dat ik onderwijs kon geven over onderwerpen van mijn vak kwam doordat ik er een autoriteit in was. Nu is dat een heel relatief ding. Ik was een autoriteit in mijn verhouding tot mijn studenten, maar niet in verhouding tot de schrijver van het handboek dat de studenten moesten bestuderen. Ik was een autoriteit in verhouding tot mijn studenten in hun eerste jaar, hun tweede enz.. Ik had niet het ius promovendi en had dus minder autoriteit dan de hoogleraar. Allemaal formeel gesproken uiteraard. Misschien wist ik wel een onderwerp binnen het vak dat mijn hoogleraar niet beheerste, maar ik wel, dan was ik informeel, inhoudelijk autoriteit voor hem. En zo voorts. Ik wacht mij wel mijn dokter niet te beschouwen als een autoriteit op het gebied van de geneeskunde. Noch de architect die mijn huis bouwt. Dat wil allemaal niet zeggen dat ik alles van die vaklui klakkeloos moet aanvaarden. Ik heb een zekere mondigheid en kan een eind weegs meedenken in andermans vak. (Ik zeg “ik”, maar ik bedoel ieder mondig of volwassen mens.)
Een interessant geval van autoriteit is het vaderschap. (Of ouderschap.) De mens wordt onmondig, onervaren, onhandig, onwetend geboren, hij kan alleen maar ademen, krijsen, drinken, verteren, boeren, poepen, piesen. Verder moet hij alles leren. Dat gebeurt in zijn opvoeding. Die doet hij niet zelf, hij wordt opgevoed. In beginsel door zijn ouders, wat later door zijn kameraadjes. In het begin echter moet hij alles van het leven aanvaarden van zijn ouders. Zij zijn zijn autoriteit, zij spreken met gezag tegen hem, zij maken hem duidelijk hoe het is. Zijn ouders hebben vooralsnog het zogenaamde “ouderlijke gezag”. Terecht, want je kunt nog niks.
Naarmate de mens leert kan hij zijn ouders duidelijk maken wat hij wil of wat hij niet wil en ontworstelt hij zich aan de enkelvoudige autoriteit van de ouders. Het proces duurt door de bank genomen tot de volwassenheid, ik zal maar geen jaar noemen.
Wat doet de opvoeder? Hij voedt op, maar wat is dat, hoe doe je dat? In het Latijn - mag ik even? - heet het “educere”, uitleiden. Niet moeilijk, het is hetzelfde als induceren of produceren, maar met een “e”. Die betekent “uit”. Zoals een product een voortbrengsel is, zou je kunnen spreken van een “educt” een uitbrengsel. Ik verzin maar een paar woorden, een “educt” is een volwassene, iemand die uit zijn kindsheid is geleid. Opvoeden is dus uitleiden, uit de kindsheid leiden. En waarheen dan wel? Naar de volwassenheid uiteraard. Mooie nieuwe vraag: wat is volwassenheid? Volwassenheid is de capaciteit om zelf zijn eigen leven te leiden, om onafhankelijk, zelfstandig te zijn. En dat dankzij de genoten opvoeding.
Vroeger werd die met veel geweld bewerkstelligd. Je kreeg straffen als je niet gehoorzaam was, anders gezegd, als je je opvoeder niet gehoorzaamde. Meestal was die opvoeding autoritair. Zij berustte op geweld en niet op gezag. De goede opvoeding berust daar nu juist wel op. De goede opvoeder moet dus het kind in kennis stellen van, attenderen op de dingen die voor het leven belangrijk zijn. Hij moet de keuzen die hij daarbij maakt ook kunnen beredeneren, hij moet ze kunnen rechtvaardigen. Of het kind op de gegeven raadslagen ingaat en ze overneemt, is zijn eigen keuze. (Soms moet wel een zachte drang worden uitgeoefend. De dingen die voor het leven belangrijk zijn, zijn niet allemaal gemakkelijk aan te leren, zij komen niet aanwaaien, men moet soms geholpen worden om door te zetten, maar altijd dankzij rationele overtuigingskracht.)
Naarmate het kind meer volwassen is - daags na de geboorte is het al aan zijn opvoeding begonnen - zal het zich meer verzetten tegen het gezag van zijn ouders. Soms moet daar heftigheid aan te pas komen en zal het kind de opvoeder een autoritaire houding verwijten. Dat is een argument in het proces van opvoeding en volwassenwording, dat een dialoog, een gesprek is. (Het eerste krijsen is al een uiting, van pijn of honger, en moet adequaat beantwoord worden.) Het kan best zijn dat een opvoeder autoritair is, maar dan handelt hij niet krachtens zijn autoriteit, niet krachtens zijn levenservaring die hij zijn kind moet bijbrengen zolang het er zelf geen heeft. Hij handelt dan buiten zijn bevoegdheid, buiten de kring van de dialoog, probeert niet het kind zelfstandig te laten worden, maar probeert het te dwingen iemand anders te zijn.
De opvoeder mag niet zijn autoriteit “wegcijferen”. Doet hij dat wel, dan laat hij/zij het kind zwemmen in een oeverloos bad. Er is daar niets tastbaars, per saldo dus niets. Het kind kan zich niet oriënteren, geen weg in zijn leven vinden. De opvoeder mag zijn autoriteit ook niet misbruiken, want dan wordt hij autoritair. Treedt hij op krachtens zijn autoriteit, dan is hij gezaghebbend, is hij autoritair, dan is hij bruut.
Dat is het zo’n beetje. Verwar autoriteit niet met autoritair gedrag of een autoritair karakter en ga heen.