woensdag 7 oktober 2015

Zoonschap

Over het zoonschap. Tevergeefs zal men het woord in onze woordenboeken zoeken. Het is echter gemakkelijk in te zien dat de zoon, net als de vader, iets beleeft dat zoonschap kan worden genoemd. Het is dus, net als het vaderschap, een stelsel van beelden, voorbeelden, patronen, normen en wat dies meer zij, dat het leven van de zoon bepaalt. Naar gelang van de persoonlijkheid van de zoon is het iets tussen een stram corset en vrijbuiterij. Dat brengt niet mee dat er niets algemeens aan te ontdekken valt, integendeel.
Een van de meest bestudeerde modellen is het Oedipus-complex, ontwikkeld door Sigmund Freud. Hoe omschrijft Freud het Oedipus-complex? Dat gebeurt al in "Die Traumdeutung" (1900) (in de Studienaufgabe op de pgg. 265-270). Hij weidt daar zijn theorie over de oorsprongen van de psychoneurose uit tot de psychische gesteldheid van álle kinderen. Het gaat er volgens hem om dat alle kinderen verliefd zijn in de ene ouder en de andere haten. Bij neurotici is dat uitvergroot, bij normale kinderen minder evident en minder intensief, maar niettemin wel degelijk aanwezig. (De meeste mensen geloven dit niet. "Ik houd van allebei mijn ouders," zeggen zij en geloven het ook zelf. Zo is het in hun bewustzijn aanwezig. Dat is echter niet wat Freud bedoelt. Die verliefdheid en haat zijn aanwezig in het onbewuste, een gebied dat voor de meeste mensen onbereikbaar en dus onbekend is, maar vanwaar het denken en handelen sterk beïnvloed wordt. Door dromen worden de verschijnselen die zich daar voordoen kenbaar, evenals door de psycho-analyse.) Dat deze wetenschap omtrent de verhouding tussen ouders en kinderen algemeen geldig is, blijkt uit de stof van de sagen van lang vervlogen tijden, zoals de Oedipus-sage en, recenter, de geschiedenis van Hamlet, door Shakespeare verteld.

Oedipus is de zoon van Laios, koning van Thebe, en zijn vrouw Jokaste. Omdat een orakel zijn vader verkondigd had dat zijn nog ongeboren zoon hem eens zou vermoorden, wordt de zuigeling in de wildernis gezet om te sterven. Hij wordt echter door een herder gered en groeit als koningszoon op aan een ander hof. Onzeker over zijn afkomst raadpleegt hij als hij ouder is eveneens een orakel. Dat luidt dat hij zijn geboorteplaats moet mijden omdat hij gedoemd is zijn vader te vermoorden en met zijn moeder te trouwen. Een keer op weg ontmoet hij Laios, een kwaadaardige oude man die hij niet kent, en doodt hem na een hevige ruzie. Dan komt hij bij Thebe aan waar hij de raadsels van de Sfinx, die de toegang tot de stad verspert, oplost, als dank waarvoor de bevrijde Thebanen hem tot koning kiezen en de hand van Jokaste schenken. Een tijd lang regeert hij de stad en verwekt twee zonen en twee dochters bij Jokaste van wie hij niet weet dat zij zijn moeder is. Dan breekt de pest uit. En weer wordt er een orakel geraadpleegd. Het zegt dat de pest ophoudt als de moordenaar van Laios verdreven is. Waar echter is hij? Niemand kent hem immers, Oedipus zelf weet niet wie zijn slachtoffer was. Freud gaat uit van de bewerking van het verhaal door de toneelschrijver Sophocles. In diens stuk, "Oedipus koning" getiteld, komen enkele figuren ten tonele die informatie hebben over de gang van zaken vlak na de geboorte van Oedipus, waaruit zonneklaar komt vast te staan dat de zuigeling van destijds Oedipus was en dat hij de moordenaar van Laios is. Oedipus steekt zichzelf de ogen uit en vertrekt als bedelaar, Jokaste verhangt zich.
Zo vertelt Freud in het kort de Oedipus-sage, waaraan hij de bevestiging van zijn theorie van de, in het onbewuste bewaarde incestneigingen van het kind, ontleent. Waarom grijpt ons, moderne mensen, het verhaal van koning Oedipus nog zo aan? Men zou zeggen dat het gaat om een noodlotsgeschiedenis, een onontkoombaar noodlot. Dat maakt echter geen indruk op ons, zegt Freud. De oorsprong van onze bewogenheid door het verhaal moet niet daarin worden gezocht, maar "in de bijzonderheid van de stof". "Er moet in ons innerlijk een stem klinken die de dwingende kracht van het noodlot in de ‘Oedipus koning’ kenbaar maakt. ... Zijn noodlot grijpt ons alleen maar daarom aan, omdat het ook het onze kan zijn, omdat het orakel voor onze geboorte dezelfde vloek over ons uitspreekt als over hem. Wij allemaal zijn misschien voorbestemd om onze eerste seksuele gevoelens op de moeder te richten en de eerste haat en onze eerste gewelddadigheid tegen de vader; onze dromen overtuigen ons daarvan." Het verhaal van Oedipus is dan de vervulling van een wens van onze kindheid, waaraan Freud toevoegt dat neurotici er niet over heen komen, terwijl het "ons" lukt "onze seksuele gevoelens van de moeder af te wenden en onze jaloezie tegen de vader te vergeten".
(Onnodig erop te wijzen dat Freud het hier alleen maar over mannelijke kinderen heeft, maar dat doet er niet zoveel toe voor de geldigheid van zijn - halve - theorie. De recente feministische literatuur heeft hem hierin gecorrigeerd.)
Dat "ons" dat lukt is wel verdacht. Blijf er niets over van die vroege gevoelens? Kan het Oedipus-complex ook bij "normale" mensen op latere leeftijd oplaaien? Het antwoord lijkt bevestigend te zijn. Afhankelijk van allerlei factoren in iemands leven kan het weer de kop opsteken, kan er dus een regressie plaatsvinden, een terugkeer naar een onverwerkt stuk van het leven. Dat "afwenden" en dat "vergeten" kunnen oppervlakkige vermommingen zijn van onbewuste neigingen die voortbestaan. Openbaren zij zich dan openen zij tegelijkertijd een mogelijkheid om zich expliciet met zijn verleden uiteen te zetten en te verzoenen. Is dat nodig?
Er zijn genoeg mensen die hun verleden, hun jeugd dus het liefst vergeten en daar ook glansvol in slagen. In feite verraadt zo iets echter al dat men er niet enthousiast over is. Anders gezegd, in feite vindt men dat men het slachtoffer van zijn jeugd is. Men is misbruikt, gedomineerd, gedrild, verwaarloosd, verraden, belemmerd en zo voorts. Het gevaar is dat men zich, als men het zo stelt, zelf beschouwt, definieert als slachtoffer. Ik moet hier denken aan een uitlating van Obama in zijn "Dreams from my father". (Zie hier mijn blog van 29 november 2010, "De wereld en ik 7". ) Schrijvende over de positie van de Amerikaanse zwarte bevolking komt hij tot de slotsom dat het zich verschansen in rassenhaat niet de goede weg is. Het zou een "withdrawal into a smaller and smaller coil of rage," zijn, "until being black meant only the knowledge of your own powerlessness", een zich terugtrekken in een kluwen van kwaadheid totdat zwart zijn alleen maar het bewustzijn van je eigen machteloosheid betekent. Dat speelt niet alleen een rol in de directe relatie met de blanke, maar tekent iemands hele mentaliteit.
(Terloops attendeer ik op het woordje "from" in de titel van zijn boek. Er staat dus niet "of". Barack Obama benadrukt hiermee dat een aantal van zijn dromen afkomstig zijn van zijn vader. Geen Oedipus-complex dus voor de president van de VS. Hij had gemakkelijk een lijst van verwijten aan het adres van zijn vader kunnen ophoesten, maar neemt onbevreesd idealen van zijn vader over. Wat hem toen hij zijn boek schreef, met zijn vader verenigde dat was de zaak van de zwarte mensen in de VS.)
Wat Obama onder woorden brengt is een keuze waarvoor niet alleen de gediscrimineerde zwarten staan, maar iedereen die gediscrimineerd wordt, iedereen dus die niet in zijn eigenwaarde erkend wordt. Wie zich daaraan niet ontworstelt is een slachtoffer. Een zich gedekt houden, achter een sluier, een masker van toegeeflijkheid, leidt tot vereenzaming en ressentiment. En ressentiment is een kluwen van kwaadheid en kwaadaardigheid die iemands hele leven vergallen.


(N.B. De term "zoonschap" staat niet in het Groene Boekje, maar wel degelijk in Van Dale. Hij
 betekent: hoedanigheid van zoon te zijn.)