Weegt de missie in Afghanistan zwaarder dan de binnenlandse problemen van Nederland? Natuurlijk niet. Als we doorgaan zoals het gaat zijn wij binnenkort tot geen enkele missie meer in staat, buiten- of binnenlandse. Dat beseft het grootste deel van de bevolking en van haar parlement. Gesteld voor de keuze heeft het CDA gekozen voor de missie in Afghanistan en niet voor het Nederlandse binnenlandse belang. Niet de PvdA is de kwaaie pier, maar het CDA.
Het is ook niet nodig alle details van het wie wat gezegd heeft, wanneer, hoe laat te kennen: Uruzgan/Afghanistan is, gelet op onze eigen situatie, geen kabinetscrisis waard. (Wie trouwens goed luisterde moest tot de conclusie komen dat het CDA maandenlang gedramd heeft, veronderstellende dat men Bos wel over de streep kon chanteren.)
Het CDA heeft zelfs nagelaten om de zogenaamde "nieuwe situatie" in de VS aan de kamer duidelijk te maken en haar op grond van die uiteenzetting te vragen om haar oordeel te herzien. Dat die "nieuwe situatie" grond is voor een herziening is zodoende alleen de - niet met het parlement gedeelde - visie van het CDA. Misschien zou het vruchtbaar zijn als men in Den Haag eens wat meer Amerikaanse kranten, websites en blogs leest over die "nieuwe situatie". De scepsis druipt er daar vanaf. Regeren is praktisch onmogelijk geworden. De boel is, zoals Tom Engelhardt citeerde: "broken". En in Afghanistan zelf zijn de Amerikanen overgegaan op de sorry-diplomatie, die natuurlijk niets uithaalt. (Het toppunt is het aanbieden van excuses eerst aan Karzai en een dag later aan het Afghaanse volk. Wat voor antwoord heeft McChrystal op die laatste aanbieding gekregen... van het Afghaanse volk?)
Posts tonen met het label Balkenende. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Balkenende. Alle posts tonen
dinsdag 23 februari 2010
zondag 14 september 2008
Bordewijk en de herenmoraal
Een heer was vroeger iemand die zelf geen arbeid hoefde te verrichten, daarvoor had hij zijn slaven, horigen, lijfeigenen of arbeiders naar gelang de historische periode. Zijn "arbeidethos" geldt dus per definitie niet voor hemzelf, maar voor die mensen die in zijn levensonderhoud (en luxe) voorzien. Hijzelf moest voldoen aan een ander ethos: hij moest zich bezig kunnen houden, per saldo, want ik ga het niet opsommen, met zo min mogelijk functionele dingen. Toen dat allemaal met de Franse Revolutie was afgeschaft werd de heer iemand die van zijn rente leefde en zijn tijd doorbracht op de herensoos of in salons. Deze "geschiedenis van de heer" was in de 20e eeuw blijkbaar nog niet helemaal afgelopen.
Een sprekend voorbeeld geeft Bordewijk die zijn protagonist in "Karakter", genaamd Katadreuffe, nadat hij zijn studie rechten voltooid heeft en advocaat is geworden, laat bepeinzen dat hij nu wel eens "heer" zou kunnen worden. (Ja, waarom niet?) Daar had hij geen tijd voor gehad omdat hij, zoals ik in mijn vorige blog uitlegde, zijn studie in de avonduren had moeten doen. Hoe dan ook, hij formuleert voor zichzelf een program voor zijn "cursus hoe word ik een heer". Dat luidt als volgt. Zijn opgave is “heer te worden, niet te schijnen, te wórden”. En dat ziet er als volgt uit:
“Hij moest kunnen meespreken over alles, niet met de boekengeleerdheid van een lexicon, maar schertsenderwijs. Hij moest een vlotte conversatie kunnen ontwikkelen onder mannen, en, op een andere wijze weer, bij vrouwen, zijn litteratuur kennen, vreemde talen spreken met het juiste accent, hún litteraturen kennen, - hij moest op de hoogte zijn van plastische kunsten, van muziek, - hij moest vlot leren reizen in vreemde landen, hij moest kunnen vertellen van steden, landschappen, volkeren, gebruiken en eigen ondervindingen, hij moest geestig kunnen zijn, en vooral wellevend, gekleed zonder overdrijving steeds in de juiste stukken van de juiste snit, - hij moest kunnen spreken over sport en over politiek, de binnenlandse en de buitenlandse, over de conjunctuur, de beurs, over opera en toneel en film, - hij moest kunnen kaarten, kunnen dansen, kunnen praten over goed logies, goed eten en vooral goede wijn, - hij moest kunnen lunchen zoals hij het de zakenmannen had zien doen in het restaurant, met de geslotenheid van een bolwerk, het stond hem tegen, maar het moest. En er moest nog zo ontzaglijk veel gebeuren.”
Het duizelt je hierbij. Wáár moest hij al dit gefazel kunnen opbrengen? Nog steeds in de soos, in de salon, achter het bureau waarop hij bigot zijn benen kon leggen? De man was toen om en nabij 28. Je vraagt je af wat er van hem is terechtgekomen.
Het was 1938 toen het relaas van zijn leven door Mr. Bordewijk werd afgesloten. De auteur heeft er geen vervolg op geschreven. Wij bleven dus zitten met de vraag: wordt hij nog een heer of niet? Alras hadden wij andere zorgen, de Tweede Wereldoorlog brak uit. Na die oorlog, waarin wij grondig hadden kennisgemaakt met "Herren", interesseerde ons niet meer of Katadreuffe of iemand anders een heer was geworden, wij hadden andere dingen aan ons hoofd: de Wederopbouw. Er moest toen kort gezegd even flink worden doorgewerkt. Niettegenstaande het feit dat wij het daar druk mee hadden, produceerden wij - overkwam ons, want de Pil was er nog niet - ook nog de Babyboom, de generatie van ondankbare koters die zich niet wensten te realiseren welk een paradijs - welk een gedemocratiseerde herensoos - wij voor hen hadden klaargezet.
Déze lui regeren nu het land. Hun opperhoofd, bij de Nederlandse Stam minister-president genaamd, - een soort achterhoede-representant ervan, een Orlando furioso in de pas van Roncesvalles, - zegt tegen de "nu aanstormende" generatie dat zij de mouwen moeten oprollen en de armen eruit steken. Hij doet daarbij een beroep op een romanpersonage, waarbij hij ervan getuigt dat hij er niet veel van begrijpt. Katadreuffe is of een "Streber" (Ter Braak) of een would-be-gentleman, beide als voorbeeld even weinig geschikt als de VOC.
Een sprekend voorbeeld geeft Bordewijk die zijn protagonist in "Karakter", genaamd Katadreuffe, nadat hij zijn studie rechten voltooid heeft en advocaat is geworden, laat bepeinzen dat hij nu wel eens "heer" zou kunnen worden. (Ja, waarom niet?) Daar had hij geen tijd voor gehad omdat hij, zoals ik in mijn vorige blog uitlegde, zijn studie in de avonduren had moeten doen. Hoe dan ook, hij formuleert voor zichzelf een program voor zijn "cursus hoe word ik een heer". Dat luidt als volgt. Zijn opgave is “heer te worden, niet te schijnen, te wórden”. En dat ziet er als volgt uit:
“Hij moest kunnen meespreken over alles, niet met de boekengeleerdheid van een lexicon, maar schertsenderwijs. Hij moest een vlotte conversatie kunnen ontwikkelen onder mannen, en, op een andere wijze weer, bij vrouwen, zijn litteratuur kennen, vreemde talen spreken met het juiste accent, hún litteraturen kennen, - hij moest op de hoogte zijn van plastische kunsten, van muziek, - hij moest vlot leren reizen in vreemde landen, hij moest kunnen vertellen van steden, landschappen, volkeren, gebruiken en eigen ondervindingen, hij moest geestig kunnen zijn, en vooral wellevend, gekleed zonder overdrijving steeds in de juiste stukken van de juiste snit, - hij moest kunnen spreken over sport en over politiek, de binnenlandse en de buitenlandse, over de conjunctuur, de beurs, over opera en toneel en film, - hij moest kunnen kaarten, kunnen dansen, kunnen praten over goed logies, goed eten en vooral goede wijn, - hij moest kunnen lunchen zoals hij het de zakenmannen had zien doen in het restaurant, met de geslotenheid van een bolwerk, het stond hem tegen, maar het moest. En er moest nog zo ontzaglijk veel gebeuren.”
Het duizelt je hierbij. Wáár moest hij al dit gefazel kunnen opbrengen? Nog steeds in de soos, in de salon, achter het bureau waarop hij bigot zijn benen kon leggen? De man was toen om en nabij 28. Je vraagt je af wat er van hem is terechtgekomen.
Het was 1938 toen het relaas van zijn leven door Mr. Bordewijk werd afgesloten. De auteur heeft er geen vervolg op geschreven. Wij bleven dus zitten met de vraag: wordt hij nog een heer of niet? Alras hadden wij andere zorgen, de Tweede Wereldoorlog brak uit. Na die oorlog, waarin wij grondig hadden kennisgemaakt met "Herren", interesseerde ons niet meer of Katadreuffe of iemand anders een heer was geworden, wij hadden andere dingen aan ons hoofd: de Wederopbouw. Er moest toen kort gezegd even flink worden doorgewerkt. Niettegenstaande het feit dat wij het daar druk mee hadden, produceerden wij - overkwam ons, want de Pil was er nog niet - ook nog de Babyboom, de generatie van ondankbare koters die zich niet wensten te realiseren welk een paradijs - welk een gedemocratiseerde herensoos - wij voor hen hadden klaargezet.
Déze lui regeren nu het land. Hun opperhoofd, bij de Nederlandse Stam minister-president genaamd, - een soort achterhoede-representant ervan, een Orlando furioso in de pas van Roncesvalles, - zegt tegen de "nu aanstormende" generatie dat zij de mouwen moeten oprollen en de armen eruit steken. Hij doet daarbij een beroep op een romanpersonage, waarbij hij ervan getuigt dat hij er niet veel van begrijpt. Katadreuffe is of een "Streber" (Ter Braak) of een would-be-gentleman, beide als voorbeeld even weinig geschikt als de VOC.
zaterdag 6 september 2008
Karakter: lange neus of extraneus
In NRC Handelsblad van gisteren 5 september beklaagt ene Christiaan Weijts er zich over dat P.-J. Balkenende zich voor een boutade aan de Erasmus Universiteit beroept op "Karakter" van Bordewijk zonder het echt gelezen te hebben. "Het is ongelofelijk," schrijft Weijts, "Balkenende heeft het einde niet gelezen! Al zijn paternalistische praatjes over "het karakter van Nederland" en "karakter op de werkvloer" hangt hij op aan een roman die hier nu juist een lange neus naar trekt."
Ik vrees dat de heer Weijts "Karakter" zelf niet goed heeft gelezen. Hij beweert dat "Karakter juist over de ontluistering en schaduwkant gaat van dit arbeidsethos". Dat is niet waar. Wat Balkenende zei is evenmin waar, maar iets minder dan wat Weijts ervan maakt.
De roman van Bordewijk gaat niet over het arbeidsethos. Het hoofdpersonage Katadreuffe weet zich omhoog te werken, maar komt, als hij zover is tot de slotsom dat hij geen "heer" is geworden, dat hij zich niet met godsdienst heeft ingelaten en dat hij de twee vrouwen in zijn leven, zijn moeder en een secretaresse op het werk, niet de nodige aandacht heeft gegeven. Dat zich omhoog werken is niet gegaan over de ruggen van ander personeel op het kantoor waar hij werkt of door zich op dat kantoor uit de naad te werken, maar doordat hij zich in zijn avonduren met succes voorbereidde op het staatsexamen en vervolgens op een rechtenstudie. Dat heeft hij zo intensief gedaan, dat hij voor weinig anders aandacht heeft gehad. Het gaat dus bij Bordewijk niet om een lange neus, maar om een extraneus.
Tegenwoordig heeft iedere universiteit voor avond- en/of weekendstudenten de nodige faciliteiten en bovendien is er de Open Universiteit. Dat was er in de tijd van Katadreuffe, de dertiger jaren, allemaal niet. Je was grotendeels autodidact, op zijn best had je een repetitor kunnen vinden. Katadreuffe zal over zijn studies zo'n acht à tien jaar hebben gedaan, pak weg van zijn 18e tot zijn 28e. Kwam dat door het arbeidsethos van destijds? Welnee. Dat kwam omdat hij niet op het gym had gezeten, ook al niet een gevolg van een arbeidsethos.
Bordewijk noemde zijn roman eerst "Karakters", meervoud. Mogelijk had hij een roman in zijn hoofd van botsende karakters, drie stuks, de vader, de moeder en de zoon. Wat de vader bezielde is niet duidelijk, de moeder was door hem zo'n beetje verkracht toen zij bij hem dienstmaagd was en op staande voet vertrokken. Na de geboorte van Jacob Willem Katadreuffe, de vrucht van die verkrachting, wilde zij geen enkele steun van vader Dreverhaven aanvaarden. Noch de vader noch de moeder veranderden door de botsing der karakters, maar Katadreuffe wel. Waarschijnlijk heeft Bordewijk ingezien dat zijn roman per saldo alleen maar over dit personage ging en de titel aangepast.
Ik ben het niet met Balkenende eens dat wij hier een mooi voorbeeld hebben van "karakter". Katadreuffe wordt tot de advocatuur aangetrokken bij het zien van een koperen plaat met daarop de namen van de erachter domicilie hebbende advocaten met hun titels. Zo iets wil hij ook wel. Hij moet daar op dat moment zijn vanwege zijn faillissement als sigarenhandelaar. Zijn curator ziet iets in de jongen en hij krijgt een baantje bij de advocaten: koffie zetten, post rondbrengen enz. De advocaten zijn corpsbalachtige, zichzelf geestig vindende lolbroeken. In hun conversatie is geen sprank van iets dat Katadreuffe het ideaal van de "goede" rechtsbeoefenaar zou kunnen geven. Dat is evenmin het geval met de baas van het zaakje, Mr. Stroomkoning, die in Rotterdam "overal zijn handen in heeft". Geweldig, toch! Maar niet geschikt als ideaalbeeld. Katadreuffe is een doorzetter, maar dat wat hij wil bereiken, zoals Balkenende het uitdrukt, is niet meer dan een plaats op de koperen plaat aan de deur van het kantoor. Gut. En hij wordt tenslotte metterdaad ook nog beëdigd.
Hoewel Bordewijk zelf advocaat was heeft hij van het kantoor een rei gemaakt, zoals de Griekse tragici deden, en wel een tegenhanger van de serieusheid van Katadreuffe. Dat is de meest passende karakteristiek voor het personage: hij is zo serieus als Balkenende zelf. Serieusheid is echter geen karakter. Integendeel. (Ik herinner mij dat Simone de Beauvoir in "Moraal der dubbelzinnigheid" een streng onderscheid maakt tussen serieusheid en ernst. Het eerste zou je een synoniem kunnen noemen van serialiteit. De serieuze mens wil zichzelf reproduceren, in serie uitvoeren en is dusdoende een product, niet een producent. Een producent daarentegen schept uit zijn eigen bronnen in plaats van uit aangereikte modellen.)
De psychologiserende interpretatie van "Karakter" laat Katadreuffe handelen uit reactie op het gedrag van zijn vader. Ik vind niet dat Bordewijk daarvoor het materiaal levert. Bordewijk was daarvoor veel te weinig psycholoog. Ik weet wel dat dat niet wegneemt dat er dan wel degelijk psychologisch geïnterpreteerd kan worden, maar wat er dan uitkomt is geen karakter, maar zo iets als dwangmatigheid en dus inderdaad serialiteit. In de dertiger jaren kon men dat nog wel eens verwarren met karakter.
Onze minister-president is waarschijnlijk "Karakter" gaan herlezen omdat hij wel weer eens met iemand van stavast wilde omgaan. Dat kan ik mij bij dit kabinet goed voorstellen, maar ik zou hem het advies willen geven niet "onderuitgezakt tegen een parkboom" Bordewijk te lezen, maar gewoon op een terras of thuis in zijn werkkamer een - ja hoor, serieus - boek als "Politics and the Novel" van Irving Howe. Bij voorbeeld dus. "Literature and the Political Imagination" (1996) kan ik hem niet aanraden, daarvoor is hij niet ver genoeg. Misschien zou "Robinson Crusoe" bij nader inzien toch beter zijn.
Ik vrees dat de heer Weijts "Karakter" zelf niet goed heeft gelezen. Hij beweert dat "Karakter juist over de ontluistering en schaduwkant gaat van dit arbeidsethos". Dat is niet waar. Wat Balkenende zei is evenmin waar, maar iets minder dan wat Weijts ervan maakt.
De roman van Bordewijk gaat niet over het arbeidsethos. Het hoofdpersonage Katadreuffe weet zich omhoog te werken, maar komt, als hij zover is tot de slotsom dat hij geen "heer" is geworden, dat hij zich niet met godsdienst heeft ingelaten en dat hij de twee vrouwen in zijn leven, zijn moeder en een secretaresse op het werk, niet de nodige aandacht heeft gegeven. Dat zich omhoog werken is niet gegaan over de ruggen van ander personeel op het kantoor waar hij werkt of door zich op dat kantoor uit de naad te werken, maar doordat hij zich in zijn avonduren met succes voorbereidde op het staatsexamen en vervolgens op een rechtenstudie. Dat heeft hij zo intensief gedaan, dat hij voor weinig anders aandacht heeft gehad. Het gaat dus bij Bordewijk niet om een lange neus, maar om een extraneus.
Tegenwoordig heeft iedere universiteit voor avond- en/of weekendstudenten de nodige faciliteiten en bovendien is er de Open Universiteit. Dat was er in de tijd van Katadreuffe, de dertiger jaren, allemaal niet. Je was grotendeels autodidact, op zijn best had je een repetitor kunnen vinden. Katadreuffe zal over zijn studies zo'n acht à tien jaar hebben gedaan, pak weg van zijn 18e tot zijn 28e. Kwam dat door het arbeidsethos van destijds? Welnee. Dat kwam omdat hij niet op het gym had gezeten, ook al niet een gevolg van een arbeidsethos.
Bordewijk noemde zijn roman eerst "Karakters", meervoud. Mogelijk had hij een roman in zijn hoofd van botsende karakters, drie stuks, de vader, de moeder en de zoon. Wat de vader bezielde is niet duidelijk, de moeder was door hem zo'n beetje verkracht toen zij bij hem dienstmaagd was en op staande voet vertrokken. Na de geboorte van Jacob Willem Katadreuffe, de vrucht van die verkrachting, wilde zij geen enkele steun van vader Dreverhaven aanvaarden. Noch de vader noch de moeder veranderden door de botsing der karakters, maar Katadreuffe wel. Waarschijnlijk heeft Bordewijk ingezien dat zijn roman per saldo alleen maar over dit personage ging en de titel aangepast.
Ik ben het niet met Balkenende eens dat wij hier een mooi voorbeeld hebben van "karakter". Katadreuffe wordt tot de advocatuur aangetrokken bij het zien van een koperen plaat met daarop de namen van de erachter domicilie hebbende advocaten met hun titels. Zo iets wil hij ook wel. Hij moet daar op dat moment zijn vanwege zijn faillissement als sigarenhandelaar. Zijn curator ziet iets in de jongen en hij krijgt een baantje bij de advocaten: koffie zetten, post rondbrengen enz. De advocaten zijn corpsbalachtige, zichzelf geestig vindende lolbroeken. In hun conversatie is geen sprank van iets dat Katadreuffe het ideaal van de "goede" rechtsbeoefenaar zou kunnen geven. Dat is evenmin het geval met de baas van het zaakje, Mr. Stroomkoning, die in Rotterdam "overal zijn handen in heeft". Geweldig, toch! Maar niet geschikt als ideaalbeeld. Katadreuffe is een doorzetter, maar dat wat hij wil bereiken, zoals Balkenende het uitdrukt, is niet meer dan een plaats op de koperen plaat aan de deur van het kantoor. Gut. En hij wordt tenslotte metterdaad ook nog beëdigd.
Hoewel Bordewijk zelf advocaat was heeft hij van het kantoor een rei gemaakt, zoals de Griekse tragici deden, en wel een tegenhanger van de serieusheid van Katadreuffe. Dat is de meest passende karakteristiek voor het personage: hij is zo serieus als Balkenende zelf. Serieusheid is echter geen karakter. Integendeel. (Ik herinner mij dat Simone de Beauvoir in "Moraal der dubbelzinnigheid" een streng onderscheid maakt tussen serieusheid en ernst. Het eerste zou je een synoniem kunnen noemen van serialiteit. De serieuze mens wil zichzelf reproduceren, in serie uitvoeren en is dusdoende een product, niet een producent. Een producent daarentegen schept uit zijn eigen bronnen in plaats van uit aangereikte modellen.)
De psychologiserende interpretatie van "Karakter" laat Katadreuffe handelen uit reactie op het gedrag van zijn vader. Ik vind niet dat Bordewijk daarvoor het materiaal levert. Bordewijk was daarvoor veel te weinig psycholoog. Ik weet wel dat dat niet wegneemt dat er dan wel degelijk psychologisch geïnterpreteerd kan worden, maar wat er dan uitkomt is geen karakter, maar zo iets als dwangmatigheid en dus inderdaad serialiteit. In de dertiger jaren kon men dat nog wel eens verwarren met karakter.
Onze minister-president is waarschijnlijk "Karakter" gaan herlezen omdat hij wel weer eens met iemand van stavast wilde omgaan. Dat kan ik mij bij dit kabinet goed voorstellen, maar ik zou hem het advies willen geven niet "onderuitgezakt tegen een parkboom" Bordewijk te lezen, maar gewoon op een terras of thuis in zijn werkkamer een - ja hoor, serieus - boek als "Politics and the Novel" van Irving Howe. Bij voorbeeld dus. "Literature and the Political Imagination" (1996) kan ik hem niet aanraden, daarvoor is hij niet ver genoeg. Misschien zou "Robinson Crusoe" bij nader inzien toch beter zijn.