Posts tonen met het label Albright. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Albright. Alle posts tonen

maandag 15 november 2010

De wereld en ik 5

En nu terug naar de verkokering van het Amerikaanse denken. Bacevich is niet de enige aan wie dit te demonstreren valt. Lang voor hem kon hetzelfde worden vastgesteld bij Henry Kissinger in zijn “Diplomacy”. En wat te denken van Madeleine Albright in haar “The Mighty and the Almighty”? (Albrighty?)
Kissingers “Diplomacy” lijkt een geschiedenis van de diplomatie te zijn, maar is het niet. Zeker, Kissinger gaat terug tot de Restauratie van na de napoleontische oorlogen. Hij doet dat echter alleen maar om een historisch model voor zijn eigen denken op te sporen. Hij is de Metternich van na de Tweede Wereldoorlog. Niet dat hij er meteen bij was, daar was hij veel te jong voor, maar hij huldigt de opvatting dat de buitenlandse politiek van de Verenigde Staten het - uiteraard gemoderniseerde - Europese model van het evenwicht van machten - van het Ancien Régime - moet volgen en niet de hegemoon moet uithangen. Dat is de realistische politiek, in tegenstelling tot de wilsoniaanse van het Interbellum. (Of bedoelt hij dat Amerika geroepen is “to hold the balance”, zoals Engeland deed in de 19e eeuw? Whatever.)
Het boek draagt de titel “Diplomacy”, maar het gaat alleen maar over de buitenlandse politiek van de VS, niet over diplomatie in het algemeen. Dat wordt duidelijk als men het vergelijkt met een “echte” geschiedenis van de diplomatie, b.v. “The Rise of Modern Diplomacy 1450-1919" (1993) van M.S. Anderson. Ondanks veel concrete gegevens zwalkt het boek van Kissinger heen en weer tussen de beginselen van Theodore Roosevelt, Woodrow Wilson en zijn eigen realisme. Merkwaardig genoeg erkent hij niet dat Amerikanen ook maar mensen zijn. Hij heeft dat gemeen met veel van zijn landgenoten. Enerzijds beweren zij dat de VS bij de buitenlandse politiek uitgaat van beginselen, grotendeels ontwikkeld in reactie op de Europese diplomatieke praktijk, anderzijds verbazen zij er zich over dat hun land van tijd tot tijd terugvalt in de Europese praktijk van imperialisme en geweld. Hun relazen komen erop neer dat de Amerikaanse diplomatie “in beginsel” beginselvast is. Zeer realistisch is hun verhaal dus niet. “Mains sales” worden achter de rug gehouden en alleen maar genoemd als incidenten, niet als de reële praktijk.
De Verenigde Staten moeten hoe dan ook de exceptie, de uitzondering blijven. Hoezo? Luister naar wat Madeleine Albright zegt: “Zelf ben ik geneigd degenen die betogen dat Amerika geen uitzonderlijk land is te antwoorden met: “Onzin”. Ik kan wijzen op de Declaration of Independence, de Constitution, de Bill of Rights, het Gettysburg address, de rol die de VS in twee wereldoorlogen hebben gespeeld en het voorbeeld van de multi-raciale, multi-ethnische democratie van Amerika en vragen: welk land kan zich hiermee vergelijken?” Dát is hoe Amerikanen denken. En wat ik signaleerde bij Bacevich. (Ik word hier altijd nogal kniezig bij. Amerikanen vieren Independence Day, je weet wel, de “Fourth of July”. Wij, in Nederland vieren Bevrijdingsdag. Wij vieren dat wij bevrijd zijn gewórden, zij dat zij zich zelf vrij hebben gemaakt. Niet dat wij dat niet hebben gedaan, namelijk op 1 april 1588, maar dat wil zich niemand - meer - herinneren.)
Het is moeilijk te zeggen hoeveel Europees gedachtengoed in de door Albright genoemde documenten zit. Zo iets laat zich niet kwantificeren. Ik ben zo vrij te schatten dat het om meer dan driekwart gaat, om gedachten van Montesquieu, Locke, Rousseau, om maar te zwijgen van Calvijn c.s. Het enige waar de Amerikanen zich op kunnen beroemen is dat zij die gedachten hebben omgezet in constitutioneel recht en politiek. En verder moet men zich realiseren dat de befaamde “constitution” in de loop van haar geschiedenis talloze malen geamendeerd is moeten worden. Men leze daar ”A March of Liberty. A Constitutional History of the United States” (1988), 1000 pagina’s dik, van Melvin Urofski (nu in twee banden) eens op na. Er viel dus nogal wat bij te stellen, o.a. wat betreft slavernij, arbeidsrecht, “civil rights” - in de tijd van de slavernij was Amerika ook “multi-raciaal” en “multi-ethnisch”! - vrouwenkiesrecht, anti-trust regeling.
Zulke auteurs als Kissinger en Albright geloven in hun eigen amerikanistische retoriek. Kennisneming van een rechtshistorisch boek als dat van Urofski is daarbij heel nuttig. Zijn titel luidt dan wel even retorisch “A March of Liberty”, maar het is het relaas van een burgeroorlog en talloze moorden, demonstraties en sit-ins, processen tot in het Supreme Court en alle andere denkbare middelen om rechten van burgers af te dwingen, kortom, van de strijd om een rechtvaardige(r) constitutie.
Ook heel nuttig is kennisneming van "Reading Obama" (2011) van James T. Kloppenberg. Het is een relaas van de literatuur die Obama heeft bestudeerd, op zijn middelbare school, buiten schoolverband voor zijn publicaties, voor zijn werk als "community organizer", als advocaat, als deelnemer aan multidisciplinaire seminaries, aan de universiteit (Harvard) waar hij rechten studeerde. Kloppenberg is hoogleraar Amerikaanse geschiedenis en ideeëngeschiedenis. Hij beheerst het intellectuele leven van Amerika (en Europa) volledig en vertelt met groot gemak welke schrijvers Obama allemaal gelezen heeft. Er is verbazend veel Europese literatuur bij. Obama is twaalf jaar lang docent constitutioneel recht geweest en hij blijkt een pragmatische intellectueel - geen "professor" à la Woodrow Wilson - van hoog niveau te zijn. Getuigenis daarvan leggen zijn twee boeken "Dreams from My Father" en "The Audacity of Hope" af. Op dit boek moet ik terugkomen.