In een lade van een secretaire waarin ik nooit kijk, vond ik in een zwarte koker twee vellen papier die ik sinds lang niet meer gezien had. Het waren documenten met een huldiging van mij, van mijn 25 jaar ambtenaarschap. Ik herinner mij dat zij mij zijn uitgereikt in een speciale zitting van het bestuur van de juridische faculteit van ongeveer twintig minuten. Een plichtpleging dus. Nu ik ze weer onder ogen heb realiseer ik mij dat zij volstrekt inhoudsloos zijn, evenals de gezichten van de bestuursleden die mij huldigden. Volgens de lijst van mijn rangsbevorderingen klopte alles, maar men verbaasde zich over mijn ambtelijke status, niet alleen bij twee universiteiten, maar bij twee gemeenten en een provincie. En nu was ik historicus, werkzaam, ... even kijken... bij Romeins recht. Hoe kon dat? Voor mij was het gewoon, maar rechtgeaarde afgestudeerden begrijpen niet dat er in de wereld meer te koop is dan de uni. De lijst van bevorderingen, - kennelijk het enige dat telde, het vormt immers een carrière!, - onthulde absoluut niets over de inhoud van mijn werkzaamheden, over de dingen waarmee ik in die 25 ambtelijke jaren bezig was geweest en niemand had een idee. Ik zat althans al precies 5 jaar bij de UvA. Wat een onbegrip. Ook van mijn kant, ook ik begreep niet waarom men mij niet begreep. Ik vermeldde dus argeloos en mij even stipt aan het lijstje houdende als ik in de werkelijkheid had gedaan dat ik in Maastricht bij Openbare Werken had gewerkt, in Utrecht bij de Provinciale Planologische Dienst, erna in Utrecht bij de gemeente-secretarie, weer daarna bij de Universiteit van Utrecht en nu hier. Ik realiseerde mij ook dat zulks op het lijstje stond, maar was niet in staat om uit te leggen hoe iemand met zo’n loopbaan historicus van het recht kon zijn. De huldigende functionarissen waren juristen, maar de rechtsgeschiedenis hadden zij vergeten. Hoe kon men vanaf blijkbaar actuele bezigheden, zoals toch in het openbaar bestuur - was iemand in staat die term te gebruiken? - aan de orde waren, komen tot het Romeinse recht? Mijn verleden was zo vol dat ik ervan afzag om het uit te leggen. Men zag wel in dat ik het verdiende in de juridische faculteit te zijn weggemoffeld in de "dustbin" van het Romeinse recht.
Het had nog erger kunnen zijn geweest. Na de plechtigheid liet ik de papieren aan mijn vrouw zien. "Doctorandus?" vroeg zij. Verrek, het stond er echt. Zij wisten niet eens dat ik jurist was en gerechtigd tot de titel "meester". Wie waren toen de echte dienstkloppers?
Men zag - bij voorbeeld - ook niet dat ik van de - volgens Louis Paul Boon "'t" - secretarie van de gemeente Utrecht, waar ik twee jaar had gewerkt in de rang van referendaris A, "plotseling" wetenschappelijk hoofdmedewerker aan de universiteit van Utrecht was geworden. Hoe kon dat? Ik sloeg een rang of zeven acht over. Als ik het had uitgelegd waren zij nog meer verbaasd geweest over mijn loopbaan. Ik was in 1967, na een studie als extraneus, in Utrecht afgestudeerd in de rechten en, nog bij de provincie, bevorderd tot hoofdcommies A, vervolgens bij de gemeente, met overslaan van een rang, referendaris A geworden. De overstap naar de uni leverde mij nog eens 4 rangen op, zodat ik in een goede twee jaar acht rangen vooruit was gekomen. Men had hoge verwachtingen van mij. Men vergiste zich echter in mijn bedoelingen. Ik wilde vooruit komen in "Bildung", niet een carrière. (Natuurlijk moest ik ook leven, dus werken, maar dat is een ander verhaal.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten