Wat doen de Amerikanen in Eurazië? Ik bedoel, wat hebben zij daar te zoeken? Als ik hun eigen retoriek moet geloven zijn zij er om Europa te beschermen. Beschermen tegen wie of wat? Ooit tegen nazi-Duitsland, toen tegen de Sovjet-Unie, nu tegen Poetin. Om te beginnen echter tegen Europa zelf. Was immers de Eerste Wereldoorlog niet het begin van het einde van de Europese dominantie in de wereld? De interventie van Amerika was nodig omdat de Europese machten het niet eens konden worden, zich zelfs niet uit de loopgraven in Noord-Frankrijk konden terugtrekken en elkaar vernietigden. In de Tweede Wereldoorlog konden zij het weer niet eens worden en moest Amerika opnieuw interveniëren. Na deze beschamende interventies moesten zij het hoofd buigen voor de suprematie van Amerika en zich schikken naar haar bevelen.
De Amerikanen hadden toen zelfs nog een andere argumentatie voor hun vervolg-interventie: de dreiging van de Sovjet-Unie. Toen die instortte moest men een nieuwe argumentatie aanboren. In feite was zij niet te vinden, Rusland was immers “verslagen”. (Lees: had zichzelf verslagen.) Zijn "nederlaag" opende de mogelijkheid van ongehinderde uitbreiding van de NAVO tot aan de grens van Rusland. De ratio van bemoeienis met Europa is nu gelukkig gevonden in Poetin, die hoogst persoonlijk en in zijn dooje eentje Europa bedreigt, zo iets als Attila of Djengis Kahn of Tamerlan gedaan hebben, allemaal barbaren. Poetin is volgens mij alleen maar de bedreiger van de bedreigingen van de NAVO.
Dat is echter niet genoeg. Waren Europa en Rusland een paar jaar geleden niet nog vrienden? Dat kon dus wel en het maakte de NAVO en een groot deel van de Amerikaanse wapenindustrie overbodig. Geen nood, er was een heel mooie theorie waarbij Amerika voor een interventie niet een specifieke vijand nodig had maar kon optreden in een veel breder kader, een wereldomvattend kader, de wereldgeschiedenis.
Amerika was de wereldleider geworden, althans de enige overgebleven supermacht. Dat is niet hetzelfde als leiderschap. Toen Bush Sr. in Boedapest verklaarde dat de wereld een nieuwe “world leader” had, verwaarloosde hij het onderscheid tussen macht en leiderschap. Militair was Amerika de supermacht geworden, maar dat betekende niet dat er zo iets als een wereldregering was ontstaan. Het onderscheid wordt nog steeds verwaarloosd, want Amerika doet net alsof het de soeverein van de wereld is, veronachtzaamt bij voorbeeld het volkenrecht, maar verzuimt de verantwoordelijkheden van een wereldregering waar te nemen. Het doet een beetje politiewerk, dan hier dan daar, zonder veel systeem, maar wat een regering op economisch, sociaal, educatief, cultureel en zo voorts gebied moet doen, laat Amerika koud. Het land blokkeert zelfs talloze mondiaal nodige maatregelen, zodat de internationale samenleving een versnipperde boel is. Op het gebied van ontwapening, armoedebestrijding, klimaatverandering, beheersing van grondstoffen en dergelijke gebeurt er nu veel te weinig en vaak ongecoördineerd. Amerika misbruikt dus zijn positie als wereldmacht. En het nationalisme zegeviert. Ook het kapitalisme met zijn uitbuiting van de natuur zegeviert.
Onder het mom van altruïsme huldigt men in Amerika de “Geographical Pivot of History”, dat waar het in de geschiedenis om gaat. Ik kan het niet helpen, maar dat is wat er staat: dat waar het in de geschiedenis om gaat. Er is ons wel vaker gezegd waar het in de geschiedenis om gaat, bij voorbeeld om de dienst aan de Ene Ware God. De Duitse filosoof Hegel zei dat het om de ontwikkeling van de vrijheid gaat. De nieuwe redegeving is gegeven door een aardrijkskundige. De man heet Halford John Mackinder en hij schreef in 1904 het artikel dat als titel “The Geographical Pivot of History” had. Het was bestemd als advies aan de Engelse regering om haar buitenlandbeleid richting te geven.
Mackinder ontwikkelde een hele theorie over de aarde (zoals een aardrijkskundige betaamt). Het was nog niet de tijd van de Sovjet-Unie, maar wel van een enorm groot Rusland, beheerst door de tsaar. Het strekte zich uit vanaf de Stille Ocaan in het oosten tot oost-Europa en van de noordpool tot aan de Himalaya en de Perzische Golf. Engeland had er aan de zuidrand van Eurazië heel wat mee te stellen, want men vreesde dat de tsaar India wilde veroveren, een gebied waar Engeland nu juist een gigantische, winstgevende kolonie erop na hield. Tegen deze achtergrond bedacht Mackinder dat Eurazië het “wereldeiland” was en ongeveer wat nu Centraal-Azië genoemd wordt het “hartland”. Eurazië was - en is - de grootst mogelijke aaneengesloten markt, groter dan Amerika of Afrika. Het omvat immers niet alleen Europa, maar ook Rusland, China, India, Turkije, Irak, Iran, Pakistan, Afghanistan, Kyrgystan, Tadjikistan, Uzbekistan, Turkmenistan, Kazakstan, alsmede de landen van Achter-Indië. Als al die landen zouden slagen in een economische unie dan zou daarmee de grootst denkbare markt ter wereld worden gevormd.
Even afgezien van het feit dat de Chinese leider Xi Jinping voorstander van een dergelijke organisatie is en er al aan werkt door communicatiekanalen te realiseren, afgezien daarvan moet men zich realiseren welke mogelijkheden hier liggen. Dat wordt pas echt duidelijk als men zich realiseert hoe nu de verhoudingen op het wereldeiland zijn: een minimum van samenwerking. Er ligt hier dus een natuurlijke schat voor het oprapen, een economische groeimogelijkheid van onvoorstelbare omvang. En niet alleen een mogelijkheid voor de economie, maar uiteraard ook voor de cultuur, want waar de handel ging volgde altijd de cultuur. In plaats van een verenigd Europa en een in de VS verenigd Amerika, waarvan wij de voordelen nu wel kennen, zou er een macht met werkelijk mondiale allure ontstaan.
En die wordt niet gerealiseerd. Waarom niet? In de Verenigde Staten is men zich terdege bewust van deze mogelijkheden. Zou een dergelijk verenigd Eurazië ontstaan, dan zou de hegemonie van de VS wegkwijnen. De theorie van Mackinder geeft hier nu een mooie toepassing. Mackinder schreef dat het land dat het hartland beheerst de hele wereld beheerst. Volgens Amerika moet nu voorkomen worden dat een van de Euraziatische landen de hegemonie op het wereldeiland krijgt. Gebeurt dat wel dan is Amerika uitgekaart. Het is dus het lot van Amerika, de VS, om dit te voorkomen. En dat is wat Amerika in Eurazië doet.
Posts tonen met het label Eurazië. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Eurazië. Alle posts tonen
woensdag 25 februari 2015
woensdag 13 maart 2013
VS-Mexico vs VS-Eurasia
Ik ben niet de enige die vindt dat de Verenigde Staten niets te zoeken hebben in Eurazië. De VS hebben hun eigen problemen die zij eerst maar eens moeten oplossen voordat zij anderen de wet komen voorschrijven. En als de VS-politici daar niet snel achter komen en adequate beslissingen nemen, zou het wel eens zo kunnen zijn dat zij door hun eigen Amerikaanse realiteit worden ingehaald. “Full Spectrum Dominance” zou dan wel eens de zoveelste Amerikaanse illusie kunnen zijn, te danken aan gebrek aan inzicht in de eigen situatie. Ik ontleen de volgende stelling aan een uittreksel uit het laatste boek van Robert Kaplan, gepubliceerd in The Daily Beast. Let op de opvatting van Andrew Bacevich “that fixing Mexico is more important than fixing Afghanistan”, oftewel "the World Island".
“America, I believe," aldus Kaplan, "will emerge in the course of the 21st century as a civilization oriented from north to south, from Canada to Mexico, rather than as an east-to-west, racially lighter-skinned island in the temperate zone stretching from the Atlantic to the Pacific. This multiracial assemblage will be one of sprawling suburban city-states, each nurturing its own economic relationships throughout the world, as technology continues to collapse distances. America, in my vision, would become the globe’s preeminent duty-free hot zone for business transactions, a favorite place of residence for the global elite. In the tradition of Rome, it will continue to use its immigration laws to asset-strip the world of its best and brightest and to further diversify an immigrant population that, as Huntington fears, is defined too much by Mexicans. Nationalism will be, perforce, diluted a bit, but not so much as to deprive America of its unique identity or to undermine its military.
But this vision requires a successful Mexico, not a failed state. If outgoing President Felipe Calderón and his successors can break the back of the drug cartels (a very difficult prospect, to say the least), then the United States will have achieved a strategic victory greater than any possible in the Middle East. A stable and prosperous Mexico, working in organic concert with the United States, would be an unbeatable combination in geopolitics. A post-cartel Mexico combined with a stabilized and pro-U.S. Colombia (now almost a fact) would fuse together the Western Hemisphere’s largest, third-largest, and fourth-largest countries in terms of population, easing America’s continued sway over Latin America and the Greater Caribbean. In a word, Boston University historian Andrew Bacevich is correct when he suggests that fixing Mexico is more important than fixing Afghanistan.
Unfortunately, as Bacevich claims, Mexico is a possible disaster, and our concentration on the Greater Middle East has diverted us from it. If the present course continues, it will lead to more immigration, legal and especially illegal, creating the scenario that Huntington fears. Calderón’s offensive against the drug lords has claimed 50,000 lives since 2006, with close to 4,000 victims in the first half of 2010 alone. Moreover, the cartels have graduated to military-style assaults, with complex traps set and escape routes closed off. “These are war fighting tactics they’re using,” concludes Javier Cruz Angulo, a Mexican security expert. “It’s gone way beyond the normal strategies of organized crime.” Ted Galen Carpenter, vice president for defense and foreign-policy studies at the Cato Institute in Washington, writes: “If that trend persists, it is an extremely worrisome development for the health, perhaps even the viability, of the Mexican state.”“
“America, I believe," aldus Kaplan, "will emerge in the course of the 21st century as a civilization oriented from north to south, from Canada to Mexico, rather than as an east-to-west, racially lighter-skinned island in the temperate zone stretching from the Atlantic to the Pacific. This multiracial assemblage will be one of sprawling suburban city-states, each nurturing its own economic relationships throughout the world, as technology continues to collapse distances. America, in my vision, would become the globe’s preeminent duty-free hot zone for business transactions, a favorite place of residence for the global elite. In the tradition of Rome, it will continue to use its immigration laws to asset-strip the world of its best and brightest and to further diversify an immigrant population that, as Huntington fears, is defined too much by Mexicans. Nationalism will be, perforce, diluted a bit, but not so much as to deprive America of its unique identity or to undermine its military.
But this vision requires a successful Mexico, not a failed state. If outgoing President Felipe Calderón and his successors can break the back of the drug cartels (a very difficult prospect, to say the least), then the United States will have achieved a strategic victory greater than any possible in the Middle East. A stable and prosperous Mexico, working in organic concert with the United States, would be an unbeatable combination in geopolitics. A post-cartel Mexico combined with a stabilized and pro-U.S. Colombia (now almost a fact) would fuse together the Western Hemisphere’s largest, third-largest, and fourth-largest countries in terms of population, easing America’s continued sway over Latin America and the Greater Caribbean. In a word, Boston University historian Andrew Bacevich is correct when he suggests that fixing Mexico is more important than fixing Afghanistan.
Unfortunately, as Bacevich claims, Mexico is a possible disaster, and our concentration on the Greater Middle East has diverted us from it. If the present course continues, it will lead to more immigration, legal and especially illegal, creating the scenario that Huntington fears. Calderón’s offensive against the drug lords has claimed 50,000 lives since 2006, with close to 4,000 victims in the first half of 2010 alone. Moreover, the cartels have graduated to military-style assaults, with complex traps set and escape routes closed off. “These are war fighting tactics they’re using,” concludes Javier Cruz Angulo, a Mexican security expert. “It’s gone way beyond the normal strategies of organized crime.” Ted Galen Carpenter, vice president for defense and foreign-policy studies at the Cato Institute in Washington, writes: “If that trend persists, it is an extremely worrisome development for the health, perhaps even the viability, of the Mexican state.”“
donderdag 14 februari 2013
Eurazië 5
Waar gaat het om in de wereld? Geleidelijk aan dringt door dat het om Centraal Azië gaat. En niet alleen om de energiebronnen van dat gebied. Er is een strategisch belang bij het beheersen ervan. Amerika ligt op de verkeerde plaats, kun je zeggen. Het centrum van de wereld ligt hier en de Amerikanen zijn er zich terdege van bewust dat zij in het "heartland of the World Island" "boots on the ground" moeten hebben, althans, als zij hun "global standing" willen behouden. Inmiddels kunnen wij, Europeanen, ons de vraag stellen of wij niet beter geëquipeerd zijn om er de Euraziatische balans te houden, zoals Nargis Kassenova in haar hieronder geciteerde publicatie betoogt.
Zbigniev Brzezinski herhaalt in zijn recente boek “Strategic Vision” (2012) de stelling van “The Grand Chessboard” (1997) dat de Verenigde Staten Centraal Azië tot de spil (“pivot”) van hun buitenlandbeleid moeten maken. Het komt hierop neer dat de VS volgens hem de beste papieren hebben om de balans daar in stand te houden. Wie, volgens de geopolitieke denkbeelden die in het kielzog van Halford MacKinder zijn ontwikkeld, Centraal Azië beheerst, beheerst de wereld. Van de andere pretendenten zijn China en Rusland niet gekwalificeerd. Brzezinski denkt hierbij alleen maar aan de “power” van de VS. Wat gebeurt er als de VS hun wereldmachtspositie (hun “global standing”) kwijtraken? Men is geneigd te denken dat die positie dan wordt overgenomen door China. Daar gelooft Brzezinski echter niet in. Als China overneemt - rond 2025 - komt er naar zijn opvatting chaos. Tijdens de Koude Oorlog was Rusland, althans de Sovjet-Unie het alternatief, een dat gekooid en bestreden moest worden. Inmiddels is het China, maar China kwalificeert om andere redenen niet. Blijft over de VS. Also sprach Brzezinski.
Brzezinski gebruikt de term niet, maar in de VS wordt al sinds de 90-er jaren gedacht aan “Full Spectrum Dominance”. William Engdahl wijdt er zijn boek met die titel (2009) aan. Niet dat hij voorstander is van het project waarin de VS de hele wereld zouden beheersen, het is juist de visie van Brzezinski e.a. die hij bestrijdt. “Full Spectrum Dominance” wordt ook een heel hoofdstuk lang besproken in “American Empire” (2002) van Andrew Bacevich. Het is een militair project waarin echter de diplomatie en het buitenlandbeleid zijn geïntegreerd in - lees: ondergeschikt zijn gemaakt aan - de overall militaire opties.
Rahul Mahajan heeft in 2002 zijn boek “Full Spectrum Dominance: U.S. Power in Iraq and Beyond” gepubliceerd. “In this compelling big-picture assessment of the U.S. war on Iraq, Mahajan combines his experience as an anti–Iraq sanctions activist with a keen analysis of U.S. foreign policy in the post–Cold War era to provide the analysis that has been overlooked in the mainstream debate. Situating Iraq within the larger context of post-9/11 foreign policy, he analyzes the Bush National Security Strategy and the new neoconservative vision of achieving increasing degrees of global domination and control. Presented with unflinching clarity, Mahajan’s research demonstrates that the war on Iraq was part of a much larger plan, assembled before 9/11 and, as stated by the Project for a New American Century, needing only a "new Pearl Harbor" to implement it.” Aldus de uitgever.
Wat in 2002 volgens Mahajan gold voor Irak geldt momenteel m.m. voor Iran. Pepe Escobar geeft hier een mooi overzicht van de actuele positie van de VS in Centraal Eurazië. Hij betoogt dat de Amerikanen Iran willen controleren, niet vanwege een bom, maar vanwege de geopolitieke positie van het land in Eurazië waar de Amerikanen willen domineren. Hij is van mening dat China en India vanwege hun belangen, voornamelijk als afzetgebied en als energieleverancier, in die regio Amerika de voet dwars zullen zetten.
In een artikel van 4 december jl., getiteld “Central Asia: Washington Must Adapt to Diminished Role in Central Asia - Expert”, schrijft Joshua Kucera over “Roger Kangas, professor of Central Asian Studies at the National Defense University”, die stelt dat Amerika zijn aspiraties in Centraal-Azië moet matigen omdat de leiders daar steeds minder voelen voor de Amerikaanse bemoeienis.
In haar artikel “The New EU Strategy towards Central Asia: A View from the Region” van 2008 legt Nargis Kassenova uit dat van de vijf candidaten voor een leidende positie in Centraal-Azië - de EU, Rusland, China, India en Amerika - de EU de beste papieren heeft. Wat is de les? Europa moet dan wel doorzetten en zich niet laten hinderen door de Amerikanen.
Zbigniev Brzezinski herhaalt in zijn recente boek “Strategic Vision” (2012) de stelling van “The Grand Chessboard” (1997) dat de Verenigde Staten Centraal Azië tot de spil (“pivot”) van hun buitenlandbeleid moeten maken. Het komt hierop neer dat de VS volgens hem de beste papieren hebben om de balans daar in stand te houden. Wie, volgens de geopolitieke denkbeelden die in het kielzog van Halford MacKinder zijn ontwikkeld, Centraal Azië beheerst, beheerst de wereld. Van de andere pretendenten zijn China en Rusland niet gekwalificeerd. Brzezinski denkt hierbij alleen maar aan de “power” van de VS. Wat gebeurt er als de VS hun wereldmachtspositie (hun “global standing”) kwijtraken? Men is geneigd te denken dat die positie dan wordt overgenomen door China. Daar gelooft Brzezinski echter niet in. Als China overneemt - rond 2025 - komt er naar zijn opvatting chaos. Tijdens de Koude Oorlog was Rusland, althans de Sovjet-Unie het alternatief, een dat gekooid en bestreden moest worden. Inmiddels is het China, maar China kwalificeert om andere redenen niet. Blijft over de VS. Also sprach Brzezinski.
Brzezinski gebruikt de term niet, maar in de VS wordt al sinds de 90-er jaren gedacht aan “Full Spectrum Dominance”. William Engdahl wijdt er zijn boek met die titel (2009) aan. Niet dat hij voorstander is van het project waarin de VS de hele wereld zouden beheersen, het is juist de visie van Brzezinski e.a. die hij bestrijdt. “Full Spectrum Dominance” wordt ook een heel hoofdstuk lang besproken in “American Empire” (2002) van Andrew Bacevich. Het is een militair project waarin echter de diplomatie en het buitenlandbeleid zijn geïntegreerd in - lees: ondergeschikt zijn gemaakt aan - de overall militaire opties.
Rahul Mahajan heeft in 2002 zijn boek “Full Spectrum Dominance: U.S. Power in Iraq and Beyond” gepubliceerd. “In this compelling big-picture assessment of the U.S. war on Iraq, Mahajan combines his experience as an anti–Iraq sanctions activist with a keen analysis of U.S. foreign policy in the post–Cold War era to provide the analysis that has been overlooked in the mainstream debate. Situating Iraq within the larger context of post-9/11 foreign policy, he analyzes the Bush National Security Strategy and the new neoconservative vision of achieving increasing degrees of global domination and control. Presented with unflinching clarity, Mahajan’s research demonstrates that the war on Iraq was part of a much larger plan, assembled before 9/11 and, as stated by the Project for a New American Century, needing only a "new Pearl Harbor" to implement it.” Aldus de uitgever.
Wat in 2002 volgens Mahajan gold voor Irak geldt momenteel m.m. voor Iran. Pepe Escobar geeft hier een mooi overzicht van de actuele positie van de VS in Centraal Eurazië. Hij betoogt dat de Amerikanen Iran willen controleren, niet vanwege een bom, maar vanwege de geopolitieke positie van het land in Eurazië waar de Amerikanen willen domineren. Hij is van mening dat China en India vanwege hun belangen, voornamelijk als afzetgebied en als energieleverancier, in die regio Amerika de voet dwars zullen zetten.
In een artikel van 4 december jl., getiteld “Central Asia: Washington Must Adapt to Diminished Role in Central Asia - Expert”, schrijft Joshua Kucera over “Roger Kangas, professor of Central Asian Studies at the National Defense University”, die stelt dat Amerika zijn aspiraties in Centraal-Azië moet matigen omdat de leiders daar steeds minder voelen voor de Amerikaanse bemoeienis.
In haar artikel “The New EU Strategy towards Central Asia: A View from the Region” van 2008 legt Nargis Kassenova uit dat van de vijf candidaten voor een leidende positie in Centraal-Azië - de EU, Rusland, China, India en Amerika - de EU de beste papieren heeft. Wat is de les? Europa moet dan wel doorzetten en zich niet laten hinderen door de Amerikanen.
zaterdag 5 januari 2013
Geschiedenis van Eurazië
Lees in John Darwins "After Tamerlane". Zijn premissen voor zijn geschiedenis van Eurazië geeft hij als volgt weer.
Rond 1400 telde Europa ook mee. Er waren toen in Eurazië drie culturen, de Chinese, de islamitische en de Europese. Europa was de laatkomer, de andere twee waren veel ouder. De ontwikkeling van Europa was na de opkomst van de Islam in het begin van de 8e eeuw veel langzamer geweest dan de islamitische, laat staan dan die van China dat allang voor de 8e eeuw een hoge mate van ontwikkeling had. Rond 1400 kon men dus spreken van een Euraziatisch evenwicht, en wel een eerste. De geschiedenis van Europa moet in die kontekst worden gezien. Europa had vijftien eeuwen nodig gehad om op de hoogte van China te komen. Na 1400 was de tijd van de grote steppenrijken van de Mongolen die vanaf de 3e eeuw Centraal Azië hadden gedomineerd en zowel hun zuidelijke als hun westerse buren hadden bedreigd, voorbij. Men kan ook zeggen dat rond 1400 Eurazië was gevormd, een gebied waar Europa een klein deel van vormde.
Darwin gaat bij zijn analyse uit van een viertal aannamen. De eerste is dat wij moeten afzien van het idee van een lineaire verandering in de loop van de moderne wereldgeschiedenis waarin Europa progressief naar superioriteit opsteeg, in de Tweede Wereldoorlog viel en opnieuw opsteeg als deel van het "Westen". De tweede luidt dat wij de periode van de expansie van Europa stevig verankerd moeten zien in zijn Euraziatische kontekst. De derde aanname is dat wij zorgvuldig moeten bedenken wat dat "Europa" eigenlijk was. (Drie argumenten verzetten zich tegen een visie op Europa als een eenheid: het was op zijn hoogst een losse en twistzieke "gemeenschap"; de unitaristische visie heeft geen oplossing voor het probleem van Rusland; het is nodig dat wij onze notie van Europa zowel naar het westen als naar het oosten uitbreiden.) En de vierde aanname heeft te maken met ons begrip van een rijk ("empire"), waarin rijken niet "normaal" zouden zijn. Tenslotte moeten wij ook heel voorzichtig zijn met het begrip "modern" en "modernisering", hoewel het begrip niet losgelaten moet worden.
Wat het laatste betreft zegt Darwin het volgende. De conventionele betekenis van moderniteit is gebaseerd op een schaal van prestatie. Politiek gesproken zijn zijn sleutelattributen een georganiseerde nationale staat met duidelijke grenzen; een ordelijke regering met een loyale bureaucratie om haar bevelen uit te voeren; een effectief middel om de publieke opinie te representeren; en een canon van rechten om de gewone burger te beschermen en de groei van een "burgerlijke samenleving" te bevorderen. Economisch gezien betekende "modern" het bereikt hebben van snelle, cumulatieve economische groei door industrieel kapitalisme met zijn sociale en technologische infrastructuur; de verankering van individuele eigendomsrechten; de systematische exploitatie van wetenschappelijk gebaseerde kennis. In culturele zin betekent het de scheiding van godsdienst alsmede het bovennatuurlijke enerzijds en de hoofdstroom van het denken en het maatschappelijke gedrag anderzijds; de verspreiding van alfabetisme; en een gevoel van gemeenschappelijke herkomst en identiteit binnen een "nationale" gemeenschap. De sleutelbegrippen van moderniteit zijn dan orde, discipline, hiërarchie en controle in maatschappijen die zich tot taak stellen het tot stand brengen van doelbewuste veranderingen op weg naar steeds hogere niveaus van "social efficiency".
Het is gemakkelijk in te zien dat de meeste van deze kriteria in werkelijkheid beschrijvingen zijn van wat verondersteld wordt te hebben plaatsgevonden in Europa. Europa werd modern, niet-Europa bleef pre-modern. Deze visie is echter slecht te verdedigen. De elementen van deze moderniteit waren zelden allemaal tegelijk aanwezig in een enkele maatschappij. Een aantal van de sleutelkenmerken waren ook aan te wijzen in andere culturen, het klassieke voorbeeld waarvan China is. En tenslotte kan het heel goed zijn dat andere soorten van moderniteit niet gedoemd waren tot mislukking vanwege hun inherente gebreken, maar dat het "mislukken" teweeg werd gebracht door de aanvallen van Europa op moderniseringspogingen van andere volken en staten en dat het niet Europa’s moderniteit was die triomfeerde, maar zijn superieure bekwaamheid in georganiseerd geweld.
woensdag 5 september 2012
Hope in a new kind of union
In Hope in a new kind of union legt Fransesco Sisci, - op het ogenblik coördinator van het Italiaanse samenwerkingsprogram met de Centrale Partij School van China en Azië Editor van La Stampa, maar al heel lang inwoner van China, - uit dat Europa zich meer moet verenigen en de blik moet richten op Azië. Al een tijd wordt er gewerkt aan verbindingen met China over land, hetgeen veel goedkoper transport oplevert dan over zee. China van zijn kant investeert in Xingjian als bruggehoofd naar Midden- en West Eurazië, tot in Londen toe. Europa heeft, volgens Sisci, een eenvoudig middel om economisch op gang te komen, namelijk door als Europees bruggehoofd naar het Oosten de haven van het Italiaanse Tarente verder te ontwikkelen. Rotterdam heeft daar al een overeenkomst mee. Het zou het begin van een nieuw soort EU kunnen worden. Men begrijpt uit voorgaande blogs van mij dat dit artikel koren op mijn molentje is.
vrijdag 24 augustus 2012
Eurazië 3: een toeristische intellectueel
Waar ben ik nu eigenlijk mee bezig? Was ik niet eenvoudig internationaalrecht-jurist?
Als je internationaal recht studeert of beoefent werk je met een universeel systeem. Het internationaal recht geldt voor iedere staat ter wereld. De instanties die optreden tegen - of na - overtredingen zijn de Verenigde Naties en de justitiële derivaten daarvan. Ik zeg hiermee niet dat het zo wordt toegepast, behalve door die instanties. Net zoals bij een verbod op moord en doodslag zijn er overtredingen, wat niet wegneemt dat de regel geldt. Juristen, - rechters, advocaten, (de meeste) rechtsgeleerden, - gaan uit van universele gelding. Ook zij weten natuurlijk dat er enorme verschillen zijn tussen de staten die eraan onderworpen zijn. In principe echter doet dat er niet toe voor de gelding van het internationale recht. Luxemburg heeft volgens die leer evenveel rechten en plichten als de Verenigde Staten of China.
Sinds een jaar of tien wordt deze universele gelding aangevochten door o.m. de Verenigde Staten van Amerika. Heel opvallend, want die staat was nou juist de hevigste voorstander ervan tijdens de Koude Oorlog toen de Sovjet-Unie en China vaak dwarslagen, als het hun uitkwam. Er worden nu bevoegdheden geclaimd die zouden gelden voor hegemonische structuren, beter gezegd, voor dé hegemoon, de VS. Sinds de ineenstorting van de Sovjet Republiek zijn de VS, naar eigen zeggen, de leiders van een nieuwe wereldorde en hebben zij bijzondere rechten. Juristen noemen dit meestal “eigenrichting”, iets dat geen recht is noch voortbrengt. De meeste juristen volharden in hun stelling dat het internationale recht universele gelding heeft en geen privileges toestaat, zoals is vast te stellen in de papieren veroordelingen van veel wangedrag van de VS.
Het vervelende daarvan is dat zij, de juristen, vaak een heel beperkt zicht hebben op de internationale werkelijkheid. Zij oordelen immers alleen maar en wel volgens dat universele systeem. In het verleden heeft dat ertoe geleid dat een aantal internationaalrecht-juristen zich van dat vakgebied hebben afgekeerd en zich hebben overgegeven aan de leer van de internationale betrekkingen. Een heel interessante beschrijving van dit proces is geleverd door de Finse jurist Martti Koskenniemi in zijn erudiete boek The Gentle Civilizer of Nations. The Rise and Fall of International Law 1870-1960, 2001. Ik ga dat boek hier niet bespreken, maar wijs er op. Het begin van die afwending van het internationale, althans het volken- of internationale publiekrecht, is, volgens Koskenniemi, gemaakt door Carl Schmitt in zijn boek Der Nomos der Erde im Völkerrecht des Jus Publicum Europaeum van 1950. Zijn leer is inspiratiebron geworden voor veel en zeker de meest vooraanstaande Amerikaanse beoefenaren van de leer van de internationale betrekkingen. Politici hebben het idee dat zij meer gediend zijn met de adviezen van deze theoretici dan van juristen. Hun heersende leer is de realistische, vaak samenvallende met de neo-conservatieve ideologie. Die leer heeft het buitenlandse beleid van de laatste decennia bepaald.
Inmiddels is duidelijk aan het worden - voor sommigen al geworden - dat de Amerikanen niet alleen in deze wereld zijn en dat o.a. hun hegemonie duidelijke grenzen heeft. Voor het ontketenen van een oorlog in Irak had George W. Bush al een coalitie nodig; voor een nieuwe in Syrië krijgt Barack Obama geen toestemming van China en Rusland. Het verhindert inmiddels niet dat hij “covertly”, d.w.z. stiekum, oorlogshandelingen laat uitvoeren in landen waar de VS “niet mee in oorlog” is. Dat hij daarbij regelmatig de grenzen van het volkenrecht overschrijdt wordt afgedaan als juridische problematiek: het recht is er voor juristen, normale mensen hoeven er zich niet aan te storen. En dat de VS zich in zijn almachtpositie alles veroorlooft wat hun eigen god en constitutie verbieden, heet tegenwoordig “normaal”. Dat doen machthebbers nu eenmaal, dus... De “redenering” is natuurlijk fout. Compleet luidt zij: dat doen machthebbers nu eenmaal, dus doen ze dat nu eenmaal. Daar kom je niet mee vooruit. In de 18e eeuw, voor de Franse Revolutie, dacht men: dat doen machthebbers nu eenmaal, dus moeten ze worden afgeschaft, waarop de democratische revolutie volgde. Ook dat was realistisch.
Anyhow, ooit was ik docent volkenrecht(sgeschiedenis). Ik legde het opgenoemde universele systeem uit. Geleidelijk aan drong tot mij door dat het recht het dreigde te verliezen van de macht (van de VS). Sowieso vond ik dat het vreemd was dat het volkenrecht universeel zou zijn. Misschien globaal? Is dit zoals het is, ik was te lang werkzaam geweest in de juridische praktijk om de concreetheid van de werkelijkheid te miskennen. Ik bedoel daarmee dat het ene rechtssubject niet het andere is oftewel ik probeerde meer individualistisch te denken, meer uit te gaan van het concrete geval of, zoals (sommige) juristen zeggen: het ius in causa positum. Ik probeerde voor een concreet geval het recht te vinden zonder meteen - en als een automaat - naar de toepasbare rechtsregel te zoeken (en daarmee de zaak af te doen). Ik realiseer mij heel goed dat ik deze neiging niet alleen dankte aan mijn praktijkervaring, maar dat die ervaring integendeel was gevormd door mijn literaire achtergrond.
Dit vraagt om een nieuwe alinea. Ik denk, goed, ik beken dat mijn hele intellectuele habitus is gevormd door de lectuur van romans. De jurist moet uitgaan van “de feiten”, waarop hij het recht toepast, maar hij moet de beschrijving van de feiten zo beperkt mogelijk houden. Dat schreef de advocaat Cicero al in zijn vertogen over de retorica, de techniek van de advocaat. De roman daarentegen kan zich niet ver genoeg uitputten in feiten, zo ver dat hij het fatsoen, de moraal, de ethiek, het recht liefst vergeet... en het oordeel overlaat aan de lezer. Met die idee en met die praktijk ben ik opgegroeid en gevormd. En onder die optiek heb ik altijd het recht gezien.
Ik zal het niet nog moeilijker maken dan het al is, ik ging als vanzelf, van mijn eigen zelf over van de volkenrechtsleer naar het internationale leven. En wat zag ik daar? Een politieke toestand, een politieke problematiek. Als ik even van mijn roman opkeek, zag ik decennia lang wat wij de Koude Oorlog hebben genoemd. Het was heel eenvoudig - zo eenvoudig dat zelfs Madeleine Albright het ook heeft verteld - er waren twee blokken, een goed en een slecht. Goed waren de Amerikanen, slecht de communisten. (Omdat wij onze “bevrijding” te danken hadden aan de Amerikanen - ik heb er destijds geen gezien, maar wel Engelsen, Schotten Canadezen, Fransen - noemden wij de tegenstanders van het communisme niet kapitalisten, maar Amerikanen. De laatste tijd realiseren wij ons dat zij de kapitalisten waren, maar nog niet dat wij hun afzetgebied waren. De VS is onze “fifty-years master” geweest, zodat wij, Europeanen, nog steeds niet weten wat wij moeten.) Na de val van de Sovjet-Unie was Amerika de alleenheerser en de wereld unipolair: alles wordt bedisseld in Washington.
Ik vond het niet meer dan realistisch dat Amerika te bestuderen om te zien wie mijn leven bepaalde. Maar al studerende zag ik steeds meer de grenzen van die macht. Eerst in de vorm van het rijzende China, waar ook nogal wat schoeisel en kleding vandaan komt die ik draag. Ook dat land ging ik steeds meer bestuderen. Was het mogelijk mij, hier wonende, te schikken in een Chinese wereld? Zou ik kunnen leven in een Chinese hegemonie? Het werd mij heel snel duidelijk dat China een karrevracht aan geschiedenis en traditie meesleept, zo zelfs dat niet verwacht kan worden van een massa van 1.2 miljard mensen dat zij even omgaan, bv. van de ene dag op de andere een demokratie worden. En ik begreep dat China het nog niet kan opnemen tegen de militair veel sterkere VS, maar dat anderzijds een vernietiging van China door de VS ondenkbaar is. Zodat, natuurlijk, het blijft bij een politiek van “containment” wat neerkomt op pesten en hinderen. En, ook natuurlijk, zonder al teveel resultaat. China groeit door en breidt zijn invloedssfeer voortdurend uit. Het laatste vooral maakt er een speler op het “Grand Chesboard” (Brzezinski), in hoofdzaak Centraal Azië, van. Kijk, zegt men, Centraal Azië is de heilige graal van de Amerikaanse politiek.
En wat doe ik? Ik schakel over van Amerika en China naar Centraal Azië waar ik de spelers aantref van een nieuw “Great Game”, een nieuwe vorm van de strijd om de zeggenschap in Centraal Azië. De meest vanzelfsprekende van die spelers zijn natuurlijk de buren: in de eerste plaats - waarom eigenlijk? - China, Rusland, India en Europa, in de tweede Turkije, Iran, Afghanistan, Pakistan, vogels van zeer verschillend pluimage. Om een heel globale poging - nauwelijks reëel maar toch suggestief, naar ik hoop - te doen: confuciaanse en post-communistische Chinezen, post-communistische en Poetineske Russen, Boedistische en hindoeïstische Indiërs, moslims van Turkije, Iran, Afghanistan, Pakistan, liberale Europeanen. Denk niet dat het bij de buren blijft. Noord-Afrikaanse en Arabische staten dienen zich ook aan. En niet te vergeten het theokratische Israel. Het is nauwelijks tot niet denkbaar dat deze acteurs tot een overeenstemmende politiek over het Euraziatische werelddeel komen. Ja, kan men vragen, waarom de VS dan niet ook toegelaten; dit is geen “private party, everyone can join in”. Het lijkt een beetje op strandvolleybal met actieve deelname van de toeschouwers. En geen scheidsrechter.
Kortom, ik, d.w.z. wij zijn een heel eind af van de mooie, althans duidelijke tweedeling van de Koude Oorlog. En ik, als toeristische intellectueel, - want wat moet ik als gepensioneerde anders zijn dan toerist - heb er mijn handen vol aan.
Als je internationaal recht studeert of beoefent werk je met een universeel systeem. Het internationaal recht geldt voor iedere staat ter wereld. De instanties die optreden tegen - of na - overtredingen zijn de Verenigde Naties en de justitiële derivaten daarvan. Ik zeg hiermee niet dat het zo wordt toegepast, behalve door die instanties. Net zoals bij een verbod op moord en doodslag zijn er overtredingen, wat niet wegneemt dat de regel geldt. Juristen, - rechters, advocaten, (de meeste) rechtsgeleerden, - gaan uit van universele gelding. Ook zij weten natuurlijk dat er enorme verschillen zijn tussen de staten die eraan onderworpen zijn. In principe echter doet dat er niet toe voor de gelding van het internationale recht. Luxemburg heeft volgens die leer evenveel rechten en plichten als de Verenigde Staten of China.
Sinds een jaar of tien wordt deze universele gelding aangevochten door o.m. de Verenigde Staten van Amerika. Heel opvallend, want die staat was nou juist de hevigste voorstander ervan tijdens de Koude Oorlog toen de Sovjet-Unie en China vaak dwarslagen, als het hun uitkwam. Er worden nu bevoegdheden geclaimd die zouden gelden voor hegemonische structuren, beter gezegd, voor dé hegemoon, de VS. Sinds de ineenstorting van de Sovjet Republiek zijn de VS, naar eigen zeggen, de leiders van een nieuwe wereldorde en hebben zij bijzondere rechten. Juristen noemen dit meestal “eigenrichting”, iets dat geen recht is noch voortbrengt. De meeste juristen volharden in hun stelling dat het internationale recht universele gelding heeft en geen privileges toestaat, zoals is vast te stellen in de papieren veroordelingen van veel wangedrag van de VS.
Het vervelende daarvan is dat zij, de juristen, vaak een heel beperkt zicht hebben op de internationale werkelijkheid. Zij oordelen immers alleen maar en wel volgens dat universele systeem. In het verleden heeft dat ertoe geleid dat een aantal internationaalrecht-juristen zich van dat vakgebied hebben afgekeerd en zich hebben overgegeven aan de leer van de internationale betrekkingen. Een heel interessante beschrijving van dit proces is geleverd door de Finse jurist Martti Koskenniemi in zijn erudiete boek The Gentle Civilizer of Nations. The Rise and Fall of International Law 1870-1960, 2001. Ik ga dat boek hier niet bespreken, maar wijs er op. Het begin van die afwending van het internationale, althans het volken- of internationale publiekrecht, is, volgens Koskenniemi, gemaakt door Carl Schmitt in zijn boek Der Nomos der Erde im Völkerrecht des Jus Publicum Europaeum van 1950. Zijn leer is inspiratiebron geworden voor veel en zeker de meest vooraanstaande Amerikaanse beoefenaren van de leer van de internationale betrekkingen. Politici hebben het idee dat zij meer gediend zijn met de adviezen van deze theoretici dan van juristen. Hun heersende leer is de realistische, vaak samenvallende met de neo-conservatieve ideologie. Die leer heeft het buitenlandse beleid van de laatste decennia bepaald.
Inmiddels is duidelijk aan het worden - voor sommigen al geworden - dat de Amerikanen niet alleen in deze wereld zijn en dat o.a. hun hegemonie duidelijke grenzen heeft. Voor het ontketenen van een oorlog in Irak had George W. Bush al een coalitie nodig; voor een nieuwe in Syrië krijgt Barack Obama geen toestemming van China en Rusland. Het verhindert inmiddels niet dat hij “covertly”, d.w.z. stiekum, oorlogshandelingen laat uitvoeren in landen waar de VS “niet mee in oorlog” is. Dat hij daarbij regelmatig de grenzen van het volkenrecht overschrijdt wordt afgedaan als juridische problematiek: het recht is er voor juristen, normale mensen hoeven er zich niet aan te storen. En dat de VS zich in zijn almachtpositie alles veroorlooft wat hun eigen god en constitutie verbieden, heet tegenwoordig “normaal”. Dat doen machthebbers nu eenmaal, dus... De “redenering” is natuurlijk fout. Compleet luidt zij: dat doen machthebbers nu eenmaal, dus doen ze dat nu eenmaal. Daar kom je niet mee vooruit. In de 18e eeuw, voor de Franse Revolutie, dacht men: dat doen machthebbers nu eenmaal, dus moeten ze worden afgeschaft, waarop de democratische revolutie volgde. Ook dat was realistisch.
Anyhow, ooit was ik docent volkenrecht(sgeschiedenis). Ik legde het opgenoemde universele systeem uit. Geleidelijk aan drong tot mij door dat het recht het dreigde te verliezen van de macht (van de VS). Sowieso vond ik dat het vreemd was dat het volkenrecht universeel zou zijn. Misschien globaal? Is dit zoals het is, ik was te lang werkzaam geweest in de juridische praktijk om de concreetheid van de werkelijkheid te miskennen. Ik bedoel daarmee dat het ene rechtssubject niet het andere is oftewel ik probeerde meer individualistisch te denken, meer uit te gaan van het concrete geval of, zoals (sommige) juristen zeggen: het ius in causa positum. Ik probeerde voor een concreet geval het recht te vinden zonder meteen - en als een automaat - naar de toepasbare rechtsregel te zoeken (en daarmee de zaak af te doen). Ik realiseer mij heel goed dat ik deze neiging niet alleen dankte aan mijn praktijkervaring, maar dat die ervaring integendeel was gevormd door mijn literaire achtergrond.
Dit vraagt om een nieuwe alinea. Ik denk, goed, ik beken dat mijn hele intellectuele habitus is gevormd door de lectuur van romans. De jurist moet uitgaan van “de feiten”, waarop hij het recht toepast, maar hij moet de beschrijving van de feiten zo beperkt mogelijk houden. Dat schreef de advocaat Cicero al in zijn vertogen over de retorica, de techniek van de advocaat. De roman daarentegen kan zich niet ver genoeg uitputten in feiten, zo ver dat hij het fatsoen, de moraal, de ethiek, het recht liefst vergeet... en het oordeel overlaat aan de lezer. Met die idee en met die praktijk ben ik opgegroeid en gevormd. En onder die optiek heb ik altijd het recht gezien.
Ik zal het niet nog moeilijker maken dan het al is, ik ging als vanzelf, van mijn eigen zelf over van de volkenrechtsleer naar het internationale leven. En wat zag ik daar? Een politieke toestand, een politieke problematiek. Als ik even van mijn roman opkeek, zag ik decennia lang wat wij de Koude Oorlog hebben genoemd. Het was heel eenvoudig - zo eenvoudig dat zelfs Madeleine Albright het ook heeft verteld - er waren twee blokken, een goed en een slecht. Goed waren de Amerikanen, slecht de communisten. (Omdat wij onze “bevrijding” te danken hadden aan de Amerikanen - ik heb er destijds geen gezien, maar wel Engelsen, Schotten Canadezen, Fransen - noemden wij de tegenstanders van het communisme niet kapitalisten, maar Amerikanen. De laatste tijd realiseren wij ons dat zij de kapitalisten waren, maar nog niet dat wij hun afzetgebied waren. De VS is onze “fifty-years master” geweest, zodat wij, Europeanen, nog steeds niet weten wat wij moeten.) Na de val van de Sovjet-Unie was Amerika de alleenheerser en de wereld unipolair: alles wordt bedisseld in Washington.
Ik vond het niet meer dan realistisch dat Amerika te bestuderen om te zien wie mijn leven bepaalde. Maar al studerende zag ik steeds meer de grenzen van die macht. Eerst in de vorm van het rijzende China, waar ook nogal wat schoeisel en kleding vandaan komt die ik draag. Ook dat land ging ik steeds meer bestuderen. Was het mogelijk mij, hier wonende, te schikken in een Chinese wereld? Zou ik kunnen leven in een Chinese hegemonie? Het werd mij heel snel duidelijk dat China een karrevracht aan geschiedenis en traditie meesleept, zo zelfs dat niet verwacht kan worden van een massa van 1.2 miljard mensen dat zij even omgaan, bv. van de ene dag op de andere een demokratie worden. En ik begreep dat China het nog niet kan opnemen tegen de militair veel sterkere VS, maar dat anderzijds een vernietiging van China door de VS ondenkbaar is. Zodat, natuurlijk, het blijft bij een politiek van “containment” wat neerkomt op pesten en hinderen. En, ook natuurlijk, zonder al teveel resultaat. China groeit door en breidt zijn invloedssfeer voortdurend uit. Het laatste vooral maakt er een speler op het “Grand Chesboard” (Brzezinski), in hoofdzaak Centraal Azië, van. Kijk, zegt men, Centraal Azië is de heilige graal van de Amerikaanse politiek.
En wat doe ik? Ik schakel over van Amerika en China naar Centraal Azië waar ik de spelers aantref van een nieuw “Great Game”, een nieuwe vorm van de strijd om de zeggenschap in Centraal Azië. De meest vanzelfsprekende van die spelers zijn natuurlijk de buren: in de eerste plaats - waarom eigenlijk? - China, Rusland, India en Europa, in de tweede Turkije, Iran, Afghanistan, Pakistan, vogels van zeer verschillend pluimage. Om een heel globale poging - nauwelijks reëel maar toch suggestief, naar ik hoop - te doen: confuciaanse en post-communistische Chinezen, post-communistische en Poetineske Russen, Boedistische en hindoeïstische Indiërs, moslims van Turkije, Iran, Afghanistan, Pakistan, liberale Europeanen. Denk niet dat het bij de buren blijft. Noord-Afrikaanse en Arabische staten dienen zich ook aan. En niet te vergeten het theokratische Israel. Het is nauwelijks tot niet denkbaar dat deze acteurs tot een overeenstemmende politiek over het Euraziatische werelddeel komen. Ja, kan men vragen, waarom de VS dan niet ook toegelaten; dit is geen “private party, everyone can join in”. Het lijkt een beetje op strandvolleybal met actieve deelname van de toeschouwers. En geen scheidsrechter.
Kortom, ik, d.w.z. wij zijn een heel eind af van de mooie, althans duidelijke tweedeling van de Koude Oorlog. En ik, als toeristische intellectueel, - want wat moet ik als gepensioneerde anders zijn dan toerist - heb er mijn handen vol aan.
donderdag 23 augustus 2012
Eurazië 2
Ik zie tot mijn grote verrassing dat ik in 2007 ook al over Eurazië heb geblogd. Wat is het verschil met wat ik nu doe? Ik was indertijd een beetje misleid door de website EURASIANET.ORG die grotendeels alleen maar over centraal Eurazië gaat, het gebied van de stans tussen Rusland in het Noorden en Iran en Afghanistan in het Zuiden. En ik was nog in de ban van China, zodat ik websites over dat land signaleerde. Eurazië als geheel was nog niet tot mij doorgedrongen. En zeker niet de geopolitieke betekenis van dit giga gebied.
Inmiddels - en dat verklaart misschien een beetje het stapeltje boeken dat ik nu net heb aangeschaft - heb ik mij gerealiseerd dat mij uit de geschiedenis een aantal Euraziatische dingen bekend waren. In de eerste plaats de rol die de steppenvolken, de Hunnen en de Mongolen met hun invallen en rijken hebben gespeeld. Heel lang geleden - when I was young - heb ik een boek gelezen over Dzjengis Khan (1162-1227), de grootste Mongoolse leider die zo'n beetje de helft van Eurazië veroverd heeft. (Ik herinner mij ook heel goed de film over hem met Omar Sharif en Stephen Boyd. En onlangs was er op televisie een heel nieuwe (2007) en heel mooie film over hem, "Mongol" getiteld.) Een tweede grote Mongoolse invasie werd geleid door Timoer Lenk of Tamerlan (1336-1405), over wie ik het toneelstuk van Christopher Marlowe (1564-1593) in twee delen "Tamburlaine the Great" ken, evenals het essay "Das Timurbild der Humanisten" van Eric Voegelin (1901-1985). Ook kende ik al het verschijnsel van de Zijderoute die al rond het begin van de jaartelling West- met Oost-Azië verbond. Tegenwoordig is er meer sprake van een "Olieroute". En verder herinnerde ik mij de "Great Game" (1813-1907), de strijd tussen Rusland en Engeland om zeggenschap over de zuidrand van Eurazië, tegenwoordig min of meer voortgezet als de "New Great Game".
Inmiddels - en dat verklaart misschien een beetje het stapeltje boeken dat ik nu net heb aangeschaft - heb ik mij gerealiseerd dat mij uit de geschiedenis een aantal Euraziatische dingen bekend waren. In de eerste plaats de rol die de steppenvolken, de Hunnen en de Mongolen met hun invallen en rijken hebben gespeeld. Heel lang geleden - when I was young - heb ik een boek gelezen over Dzjengis Khan (1162-1227), de grootste Mongoolse leider die zo'n beetje de helft van Eurazië veroverd heeft. (Ik herinner mij ook heel goed de film over hem met Omar Sharif en Stephen Boyd. En onlangs was er op televisie een heel nieuwe (2007) en heel mooie film over hem, "Mongol" getiteld.) Een tweede grote Mongoolse invasie werd geleid door Timoer Lenk of Tamerlan (1336-1405), over wie ik het toneelstuk van Christopher Marlowe (1564-1593) in twee delen "Tamburlaine the Great" ken, evenals het essay "Das Timurbild der Humanisten" van Eric Voegelin (1901-1985). Ook kende ik al het verschijnsel van de Zijderoute die al rond het begin van de jaartelling West- met Oost-Azië verbond. Tegenwoordig is er meer sprake van een "Olieroute". En verder herinnerde ik mij de "Great Game" (1813-1907), de strijd tussen Rusland en Engeland om zeggenschap over de zuidrand van Eurazië, tegenwoordig min of meer voortgezet als de "New Great Game".
dinsdag 21 augustus 2012
Eurazië
Vandaag ontvangen van John Darwin, After Tamerlane. The Rise and Fall of Global Empires, 1400-2000, 2007 en The Empire Project. The Rise and Fall of the British World-System, 1830-1970, 2012; Justin Marozzi, Tamerlane. Sword of Islam, Conqueror of the World, 2005; Jack Weatherford, Genghis Khan and the Making of the Modern World, 2004.
Wat moet ik hier allemaal mee? De laatste paar maanden heb ik Eurazië ontdekt. Nog een jaar geleden was ik gefixeerd op de alleenheerser, de Verenigde Staten van Amerika, totdat ik When China Rules the World van Martin Jacques en Aaron Friedbergs The Contest for Supremacy vond. Ik dacht toen dat wij ons veel meer in China moeten verdiepen omdat het wel eens het land van de toekomst zou kunnen zijn. Een afweging van de gewichten van de twee rivalen leek mij op zijn plaats en Friedberg voldeed aardig aan mijn wensen. Ook dat werd snel een fixatie. Ik houd daar niet van en ik begon mij eraan te ontworstelen. En kijk, ineens zag ik het licht. Waarom zitten de Amerikanen in Irak en Afghanistan? Wat moeten ze daar? Olie, grondstoffen? Het bevredigde mij niet, nog minder het idee dat ze daar de democratie brengen. Nee, de werkelijke reden is een geopolitieke: de Amerikanen voeren strijd met China, Rusland, Europa en India over Centraal-Azië. Eenmaal zover realiseerde ik mij dat Eurazië zo gigantisch groot is en op een zodanige manier samengesteld dat de Amerikanen kunnen vergeten dat zij er hun voor- of achtertuin van kunnen maken. Zij mogen meedingen met de grote Euraziatische machten, meer niet. Zo iets als een eindspel tussen Amerika en China is onzin. Almacht van Amerika nog meer. Dus, wij, Euraziaten, moeten ons meer richten op ons eigen gebied. En ik begon er zelf meteen mee door wat literatuur aan te schaffen.
Wat moet ik hier allemaal mee? De laatste paar maanden heb ik Eurazië ontdekt. Nog een jaar geleden was ik gefixeerd op de alleenheerser, de Verenigde Staten van Amerika, totdat ik When China Rules the World van Martin Jacques en Aaron Friedbergs The Contest for Supremacy vond. Ik dacht toen dat wij ons veel meer in China moeten verdiepen omdat het wel eens het land van de toekomst zou kunnen zijn. Een afweging van de gewichten van de twee rivalen leek mij op zijn plaats en Friedberg voldeed aardig aan mijn wensen. Ook dat werd snel een fixatie. Ik houd daar niet van en ik begon mij eraan te ontworstelen. En kijk, ineens zag ik het licht. Waarom zitten de Amerikanen in Irak en Afghanistan? Wat moeten ze daar? Olie, grondstoffen? Het bevredigde mij niet, nog minder het idee dat ze daar de democratie brengen. Nee, de werkelijke reden is een geopolitieke: de Amerikanen voeren strijd met China, Rusland, Europa en India over Centraal-Azië. Eenmaal zover realiseerde ik mij dat Eurazië zo gigantisch groot is en op een zodanige manier samengesteld dat de Amerikanen kunnen vergeten dat zij er hun voor- of achtertuin van kunnen maken. Zij mogen meedingen met de grote Euraziatische machten, meer niet. Zo iets als een eindspel tussen Amerika en China is onzin. Almacht van Amerika nog meer. Dus, wij, Euraziaten, moeten ons meer richten op ons eigen gebied. En ik begon er zelf meteen mee door wat literatuur aan te schaffen.