Posts tonen met het label Rusland. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Rusland. Alle posts tonen

vrijdag 18 april 2014

Modernisme 6: diagnose van onze tijd

(Mede ten vervolge op mijn blog "Gabriel Marcel en ik".)



Ik wil niet beweren dat ik mijn filosoferen ben begonnen met dit boekje van Delfgaauw of dat van Heidegger. Er was toch iets van het katholicisme dat bij mij achterbleef, niet perse dat van Marcel. Indertijd zou ik gezegd hebben: integendeel. Het existentialisme behoorde immers tot de "moderne wijsbegeerte" die op gespannen voet stond met het (neo-)thomisme van de R.K.Kerk, de filosofie waarin ik tot dan toe was opgegroeid. Elders heb ik gewezen op het boek "Neo-thomisme en moderne wijsbegeerte" (1950) van H. Robbers S.J. waarin dit spanningsveld in extenso wordt beschreven en geëvalueerd. Ik noem dit boek omdat een veel recenter boek, van 2006, over de moderne filosofie nauwelijks meer te melden heeft dan dat. Welke richtingen worden er besproken? Het positivisme en neo-positivisme, dialectisch materialisme, idealisme, existentialisme, fenomenologie, vitalisme, pragmatisme, ontologie, metafysiek, realisme, calvinistische wijsbegeerte, neo-thomisme. L. de Raeymaker gaf vier jaar eerder, in 1946, een overzicht in zijn "Inleiding tot de wijsbegeerte". Reiner Ruffing nu, in zijn studieboek "Einführung in die Philosophie der Gegenwart" (2006) geeft de volgende stromingen: existentialisme, analytische taalfilosofie, wetenschapstheorie, kritische theorie, structuralisme en postmodernisme, pragmatisme, analytische filosofie van de geest.

Het boekje van Delfgaauw kocht ik in 1956. Dat van Heidegger in 1961. Ik vertaalde er in 1963 een  fragment van dat mijzelf enorm had aangesproken en plaatste de vertaling in "Mosaiek" onder de titel "Diagnose van onze tijd". De vertaling en de begeleidende tekst gingen als volgt:

“Het onderstaande is een vertaling van een fragment uit de "Einführung in die Metaphysik" van Martin Heidegger, een vertaling uit het Engels, een hervertaling dus. Het wil wel eens voorkomen, dat men bij de lezing van een passage plotseling een formulering van eigen gedachten meent aan te treffen. Bij tweede lezing komen wel de verschillen aan het licht en bij de volgende soms de hele of gedeeltelijke onaanvaardbaarheid van het gestelde, maar meestal blijft er toch ook daarna een zeker verwantschapsgevoel, sympathie, vertrouwdheid achter. Zo verging het mij bij het lezen van onderstaande tekst. Ik ben het er dus niet geheel en al mee eens, maar er staan dingen in die mij bijzonder knap geformuleerd lijken en die ik ook overigens de moeite van het overdenken, vertalen en publiceren waard acht. Dat publiceren vind ik trouwens nog meer de moeite waard vanwege het feit dat Heidegger een over het algemeen weinig gelezen, maar uitermate belangwekkende filosoof is. Een publicatie dus bij wijze van introductie. Gezien in dit licht leek het mij ook niet gewenst de tekst te voorzien van critisch commentaar, hij zij zoals hij is.
Ook het kader van dit blad (Mosaiek. Maandblad voor cultuur en politiek) lijkt mij voor deze publicatie geschikt met het oog op de door Heidegger voorgestane spirituele grondhouding, die mijns inziens de basis vormt van zijn beschouwingen (zie laatste alinea). Elders in zijn "Einführung" zegt hij daarover: "In het spraakgebruik is die mens de wetende, die verder geen behoefte meer aan leren heeft, omdat hij zijn studie heeft afgemaakt. Nee, alleen hij weet, die begrijpt dat hij moet blijven leren, steeds opnieuw, en die bovenal, op de basis van dit begrijpen, het punt heeft bereikt, waar hij altijd in staat is te leren."
En enige regels tevoren:
"Weten betekent in staat zijn om in de waarheid te staan. Waarheid is de manifestheid van het zijnde. Weten is gevolgelijk het vermogen om in de manifestheid van het zijnde te staan, haar uit te houden."
De manifestheid van het zijnde. Heidegger knoopt in zijn boek aan bij de filosofie van de voorsocratische "natuurfilosofen". Dit woord "natuur" slaat op hun geïnteresseerdheid in wat de Grieken de "fysis" noemden, hetgeen de Romeinen vertaald hebben met "natura", een vertaling die tot op heden voor de juiste wordt gehouden. Volgens Heidegger is deze vertaling (en vele andere van deze soort) geheel en al onjuist en is de Romeinse adaptatie van de Griekse cultuur in het algemeen, zoals die o.a. uit deze vertaling blijkt, - welke adaptatie via de Middeleeuwen en de meer moderne filosofie tot in de twintigste eeuw doordringt, - de oorzaak van het door hem gesignaleerde verval van de westerse beschaving. Het Griekse "fysis" betekent het "opduiken en verrijzen, het spontane ontvouwen dat voortduurt", m.a.w. het worden van het zijnde, het manifest worden van het zijnde, dat steeds meer manifest wordt. "Staan in de manifestheid van het zijnde", dus weten, veronderstelt het vermogen om manifest en steeds meer manifest te maken, om manifest te blijven maken, m.a.w. om het zijnde open te houden, om het niet voor afgerond en gesloten te houden. Daartoe is het vragen, het onderzoeken, het leren nodig, een houding die het zijnde laat zijn wat het is.
Heidegger werd geboren in 1889 in Messkirch (Baden). Hij wordt algemeen aangezien voor een existentie-filosoof. Mijns inziens is hij echter in die filosofie "en passant" blijven steken. Wat hij wil geven is een "Fundamental-ontologie". Als zodanig vat hij de metafysica op. De traditionele metafysica staat naar zijn mening op een dood spoor. Zij bekommert zich wel om het wezen van het zijnde, maar het zijn zelf heeft zij vergeten. In zijn hoofdwerk "Sein und Zeit", waarvan nog slechts de eerste helft is verschenen, houdt hij zich wel, zoals de echte existentie-filosofen, bezig met de menselijke existentie, maar alleen met het doel zijn "Fundamental-ontologie" voor te bereiden. Tot een volledige ontwikkeling daarvan is het tot op heden niet gekomen.
Hier volgt het vertaalde fragment:
"Wij hebben gezegd dat de wereld verduistert. De essentiële voorvallen van deze verduistering zijn: de vlucht van de goden, de destructie van de aarde, de standaardisering van de mens, de voorrang van de middelmatigheid.
Wat bedoelen wij met wereld als wij spreken van een verduistering van de wereld? Wereld is altijd wereld van de geest. Het dier heeft geen wereld noch omgeving (Umwelt). Verduistering van de wereld betekent ontkrachting van de geest, de desintegratie, verspilling, onderdrukking en het verkeerd begrijpen van de geest. Wij zullen trachten de ontkrachting van de geest uit te leggen in een opzicht: dat van wanbegrip. Wij hebben gezegd: Europa ligt in een tang tussen Rusland en Amerika die metafysisch gesproken hetzelfde zijn, nl. gelet op hun wereldkarakter en hun verhouding tot de geest. Wat de Europese situatie nog meer catastrofaal maakt is dat deze verzwakking van de geest ontstond in Europa zelf en - hoewel voorbereid door vroegere factoren - definitief werd bepaald door zijn eigen geestelijke situatie in de eerste helft van de negentiende eeuw. Het was toen dat wat populair en bondig de "ineenstorting van het Duitse idealisme" werd genoemd, plaatsgreep. Deze formulering is een soort schild waarachter de reeds dagende geestloosheid, de ontbinding van de geestelijke krachten, de verwerping van alle oorspronkelijk onderzoek naar de oorsprongen en 's mensen gebondenheid aan de oorsprongen, verborgen en gemaskeerd worden. Het was niet het Duitse idealisme dat ineen stortte: eerder was de tijd niet langer sterk genoeg om het hoofd te bieden aan de grootheid, de breedheid en de originaliteit van die geestelijke wereld, i.e. om die daadwerkelijk te realiseren, want een filosofie realiseren betekent iets heel anders dan theorieën en inzichten toepassen. Het leven van de mensen begon af te glijden in een wereld welke diepte miste waaruit altijd het essentiële tot de mens komt en tot de mens terugkomt, hem aldus verplichtend om superieur te worden en te handelen volgens een bepaalde stand. Alles zonk naar hetzelfde plan, een oppervlak dat lijkt op een blinde spiegel die niet weerkaatst, die niets terugkaatst. De prevalente dimensie werd die van de uitgebreidheid en van het getal. Intelligentie betekende niet langer een rijkdom aan talent, kwistig gespendeerd, en de beheersing van energie, maar alleen wat door iedereen geleerd kon worden, het uitoefenen van routine, altijd verbonden met een bepaalde hoeveelheid zweet en een bepaalde hoeveelheid show. In Amerika en Rusland groeide deze ontwikkeling uit tot een ongelimiteerd etcetera van onverschilligheid en altijd-hetzelfde-heid, zozeer dat de kwantiteit een kwaliteit van zichzelf aannam. De overheersing sedertdien in die landen van een dwarsdrijverig deel van de indifferente massa is meer geworden dan een akelige bijkomstigheid. Dit is een aanval van wat wij het demonische (in de zin van destructief kwaad) noemen. Er zijn veel aanwijzingen voor de opkomst van dit demonisme, dat identiek is met de toenemende hulpeloosheid en onzekerheid die Europa er tegenover stelt, en binnen zichzelf. Een van deze tekens is de ontkrachting van de geest door verkeerd begrip ervan; wij bevinden ons nog midden in dat proces. Dit verkeerd begrip van de geest moge in het kort worden beschreven naar vier aspecten.
1. De kern van de zaak is de herduiding van de geest als intelligentie, of loutere knapheid in het onderzoeken en berekenen van gegevens en de bekwaamheid om die te veranderen in en te completeren tot nieuwe dingen. Deze knapheid is een kwestie van louter talent en praktijk en massale werkverdeling. De knapheid is zelf voorwaarde voor de mogelijkheid van organisatie, hetgeen nooit waar is van de geest. De houding van de literator en de estheet is slechts een late consequentie en variatie van de geest, vervalst tot intelligentie. Loutere intelligentie is iets dat lijkt op geest en de maskering van zijn afwezigheid.
2. De geest, vervalst tot intelligentie, vervalt aldus tot het plan van een werktuig van anderen, een werktuig waarvan de hantering kan worden onderwezen en geleerd. Of dit gebruik van de intelligentie in betrekking staat tot de regulering en beheersing van de materiële productiemiddelen (zoals in het marxisme) of in het algemeen tot de intelligente ordening en verklaring van alles wat voorhanden en reeds op een bepaalde tijd geponeerd is (zoals in het positivisme), of dat het wordt toegepast voor de organisatie en regulering van de bestaansmiddelen van een land en een ras - in ieder geval wordt de geest als intelligentie de impotente bovenbouw van iets anders, dat, omdat het zonder geest of zelfs tegenstander van de geest is, wordt gehouden voor de actuele situatie. Als de geest wordt verstaan als intelligentie zoals gebeurt in de meest extreme vorm van het marxisme, dan is het volkomen correct als argument er tegen in te stellen, dat, in de orde van de effectieve machten in het menselijke bestaan, de geest, i.e. de intelligentie, te allen tijde moet worden gerangschikt beneden gezonde fysieke activiteit en karakter. Maar deze orde wordt vals op het moment dat wij de ware essentie van de geest begrijpen. Want alle werkelijke kracht en schoonheid van het lichaam, alle zekerheid en dapperheid in de strijd, alle autenticiteit en inventiviteit van het verstand zijn gegrondvest in de geest en rijzen en dalen alleen door de macht of potentie van de geest. De geest is het basis-, het overheersende principe, het eerste en het laatste, niet slechts een onmisbare derde factor.
3. Zodra het wanbegrip inzet dat de geest degradeert tot een werktuig, worden de krachten van het spirituele proces, poëzie en kunst, staatsmanschap en godsdienst, voorwerp van bewuste cultivering en planning. Zij worden verdeeld in takken. De spirituele wereld wordt cultuur en het individu streeft ernaar zich te vervolmaken door de creatie en instandhouding van deze cultuur. Deze takken worden terreinen van vrij streven, dat zijn eigen maatstaven aanlegt en er louter voor zorgt zich daaraan te houden. Deze maatstaven van productie en consumptie worden waarden genoemd. De culturele waarden houden hun betekenis enkel in stand door zich te beperken tot een autonoom terrein: poëzie terwille van de poëzie, kunst terwille van de kunst, wetenschap terwille van de wetenschap.
Laten wij het voorbeeld van de wetenschap beschouwen, die voor ons hier aan de universiteit een bijzonder belang heeft. De stand van de wetenschap sedert de eeuwwisseling - die onveranderd is gebleven ondanks een zekere portie huishoudschoonmaak - is gemakkelijk te zien. Ofschoon heden ten dage twee ogenschijnlijk verschillende concepties van wetenschap elkaar schijnen te bekampen, wetenschap als technisch, praktisch professioneel weten en wetenschap als culturele waarde per se - bewegen beide zich langs dezelfde helling van wanbegrip en ontkrachting van de geest. Zij verschillen slechts hierin: in de huidige situatie kan de technische, praktische conceptie van wetenschap als specialisatie tenminste aanspraak maken op een openhartige en heldere consistentie, terwijl de reactionaire interpretatie van wetenschap als culturele waarde, nu zijn herintrede makend, de importantie van de geest tracht te verbergen achter een onbewuste leugen. De verwarring der geestloosheid kan zelfs zo ver gaan dat zij de verdedigers van het technische, praktische gezichtspunt van wetenschap hun geloof in de wetenschap als culturele waarde laat belijden; dan verstaan de twee elkaar volkomen in dezelfde geestloosheid. Wij kunnen er de voorkeur aan geven om het instituut waar de gespecialiseerde wetenschappen met het oog op onderwijs en onderzoek, tesamen zijn gegroepeerd een universiteit te noemen, maar dat is niet meer dan een naam; de “universiteit” heeft opgehouden een fundamentele kracht tot eenheid en verantwoordelijkheid te zijn. Wat ik hier in 1929 in mijn inaugurale rede heb gezegd, is nog steeds waar voor de Duitse universiteit: “De wetenschapsterreinen zijn nog steeds ver van elkaar gescheiden. Hun onderwerpen worden behandeld op fundamenteel verschillende wijzen. Dit mengelmoes van disciplines wordt tesamen gehouden, alleen door de technische organisatie van de universiteiten en faculteiten en houdt de betekenis die het heeft alleen in stand door de praktische doelstellingen van de verschillende takken. De wetenschappen hebben hun wortels in hun essentiële grond verloren.” (
Was ist Metaphysik, 1929, pg. 8\) Wetenschap in al zijn takken is heden ten dage de technische, praktische activiteit van het verzamelen en doorgeven van informatie. Een ontwaken van de geest kan niet uitgaan van zodanige wetenschap. Zij heeft zelf een ontwaken nodig.
4. De laatste vorm van wanbegrip van de geest is gebaseerd op de bovengenoemde falsificaties die de geest voorstellen als intelligentie en intelligentie als een dienstbaar werktuig dat, tesamen met zijn product, is gelocaliseerd in het rijk van de cultuur. Uiteindelijk worden de geest als utilitaire intelligentie en de geest als cultuur tot vrije-tijds-ornamenten, gecultiveerd tesamen met andere zaken. Zij worden uitgebracht en tentoongespreid als bewijs dat niet de bedoeling voorzit om de cultuur te bestrijden of het barbarisme te begunstigen. In het begin nam de Russische communisme een zuiver negatieve houding aan, maar het schakelde weldra over op propagandatactieken van deze soort.
In tegenstelling tot deze veelvuldige wanduiding van de geest definiëren wij de essentie van de geest kort als volgt. (Ik zal citeren uit de rede die ik hield ter gelegenheid van mijn benoeming tot rector, vanwege zijn bondige formulering.) “Geest is noch lege knapheid noch het onverantwoordelijke spel van de spitsvondige, noch het onbegrensde werk van versnippering, uitgevoerd door de praktische intelligentie; veel minder nog is hij wereld-rede; nee, geest is een fundamentele vastbeslotenheid om de essentie van het zijn te weten.”(
Rektoratsrede, pg. 13) Geest is de mobilisering van de krachten van het zijnde als zodanig en in zijn geheel. Waar de geest overheerst wordt het zijnde als zodanig altijd meer het zijnde. Zodoende is het onderzoek in het zijnde als zodanig en in zijn geheel, het stellen van de vraag naar het zijn, een van de essentiële en fundamentele voorwaarden voor een ontwaken van de geest en vandaar voor een oorspronkelijke wereld met een historisch bestaan. Dat is onvermijdelijk als het gevaar van de verduistering van de wereld voorkomen moet worden.....”. T.L.” (Gepubliceerd in Mosaiek, jaargang 1, nr. 1, pg. 10 t/m 16.)

Dit artikel in "Mosaiek" was een geloofsbelijdenis. Ik was al van heel jong een groot lezer van romans. Ik ontleende er talloze opvattingen aan die in mijn geboortedorp niet gangbaar waren en mij er dus ten dele buiten plaatsten. Wat ik van mijn romans had geleerd dat was het zien van dingen, dingen zoals ze waren en niet zoals zij hoorden te zijn volgens de een of andere leer of zoals zij van zo'n leer niet mochten zijn, bv. de sexualiteit. Of het zelfstandige denken en algemene ontwikkeling. Het katholicisme van die tijd noch de code van het dorp lieten zulks toe. Zelfstandig denken was een zonde tegen de Geest, de ergste van alle zonden. Sexualiteit bestond niet behalve in de vorm van de zonde van onkuisheid; daar kon dus niet over worden gepraat, zij moest worden gebiecht en geboet. Algemene ontwikkeling was "niets voor ons soort mensen". De dingen zien zoals zij zijn - en ze bij de naam noemen - was onfatsoenlijk. In romans stond het heel anders. Sommige waren dan ook verboden, maar ik wist ze toch te bemachtigen. Ik werd dan ook vanzelf een non-conformist.
Ik vertel dit niet als heldenverhaal. Ik vertel het om te laten zien dat je opvattingen kunt ontlenen aan romans. Het merendeel van die opvattingen kwamen ook voor in de filosofie, maar in de romanliteratuur werden zij gebracht op een veel indringender manier, op een manier waarin je jezelf herkende. In de filosofie werden zij geserveerd als gortdroge abstracties die je zelf maar in de werkelijkheid moest zien te vinden. De literatuur - trouwens zowel van de romans als van de poëzie en het toneel - bracht ze in beeld, in uitbeeldingen van de werkelijkheid.
Ik meende dat Heidegger met zijn "manifestheid van het zijnde" en het "uithouden van de waarheid" dat ook bedoelde, dat m.a.w. het zijnde manifest wordt in de literatuur. Pas veel later, toen ik meer van hem las, zag ik dat die in 1963 nog intuïtieve idee klopte.

zondag 8 september 2013

Interventie in Syrië

Stel dat Assad achter de recente gifgasaanval in Syrië zit. De juiste procedure is dan dat hij voor het Internationale Strafhof wordt gedaagd, zoals al een aantal regeringsleiders zich daar hebben moeten rechtvaardigen. De procedure die Obama voorstelt, dat namelijk de VS+ Assad straffen is onjuist. Wil hij Assad gestraft zien dan moet hij hem aanklagen in Den Haag, niet een strafbaar feit straffen met een strafbaar feit. Dat kan hij natuurlijk niet omdat hij dat hof niet erkent en zie daar de desastreuze gevolgen van die afzijdigheid.
En dan interventie. Helaas heeft Obama de juiste rechtsgang inmiddels bedorven. Allang voor de gifgasaanval had de Veiligheidsraad zich moeten uitspreken over de noodzaak van interventie onder leiding van de VN. De grond daarvoor zou zijn geweest de dood van zo'n 100.000 mensen, de vlucht van twee miljoen anderen en de schade die wordt aangericht, plus de onmacht van het - overigens legitieme - regime. Dat dit zich verdedigt tegen opstandelingen is niet onrechtmatig. Er zou dus ook geen sprake zijn van onrechtmatigheid van Assad, maar overmacht en onmacht. De VN zou capabele staten opdracht hebben kunnen geven om legitiem in te grijpen en een einde te maken aan het bloedvergieten. Zulk ingrijpen zou meer een politioneel optreden zijn geworden dan het imperiale gedoe van de VS met hun zogenaamde superpower. Hoogst waarschijnlijk zouden tegen een dergelijke procedure geen bezwaren zijn geweest van de zijde van Rusland en China die immers mee zouden kunnen doen aan de interventie. En hoogst waarschijnlijk zou de hele gifgasaanval er al niet meer van zijn gekomen.
Doordat de VS het Internationale Strafhof niet erkennen en het nu op een strafbaar feit gooien dat zij eigenrechtelijk menen te mogen vergelden, is de weg van een ordelijke procesgang waarbij de vraag van het daderschap goed geregeld aan de orde had kunnen komen afgesneden. Er moet nu, volgens de zogenaamde realistische politici, worden gestraft zonder proces, hetgeen niet alleen in strijd is met het internationale, maar ook met het Amerikaanse constitutionele recht.
Wat een ongehoord en misdadig, regelrecht maffioos gepruts.

donderdag 14 februari 2013

Eurazië 5

Waar gaat het om in de wereld? Geleidelijk aan dringt door dat het om Centraal Azië gaat. En niet alleen om de energiebronnen van dat gebied. Er is een strategisch belang bij het beheersen ervan. Amerika ligt op de verkeerde plaats, kun je zeggen. Het centrum van de wereld ligt hier en de Amerikanen zijn er zich terdege van bewust dat zij in het "heartland of the World Island" "boots on the ground" moeten hebben, althans, als zij hun "global standing" willen behouden. Inmiddels kunnen wij, Europeanen, ons de vraag stellen of wij niet beter geëquipeerd zijn om er de Euraziatische balans te houden, zoals Nargis Kassenova in haar hieronder geciteerde publicatie betoogt.
Zbigniev Brzezinski herhaalt in zijn recente boek “Strategic Vision” (2012) de stelling van “The Grand Chessboard” (1997) dat de Verenigde Staten Centraal Azië tot de spil (“pivot”) van hun buitenlandbeleid moeten maken. Het komt hierop neer dat de VS volgens hem de beste papieren hebben om de balans daar in stand te houden. Wie, volgens de geopolitieke denkbeelden die in het kielzog van Halford MacKinder zijn ontwikkeld, Centraal Azië beheerst, beheerst de wereld. Van de andere pretendenten zijn China en Rusland niet gekwalificeerd. Brzezinski denkt hierbij alleen maar aan de “power” van de VS. Wat gebeurt er als de VS hun wereldmachtspositie (hun “global standing”) kwijtraken? Men is geneigd te denken dat die positie dan wordt overgenomen door China. Daar gelooft Brzezinski echter niet in. Als China overneemt - rond 2025 - komt er naar zijn opvatting chaos. Tijdens de Koude Oorlog was Rusland, althans de Sovjet-Unie het alternatief, een dat gekooid en bestreden moest worden. Inmiddels is het China, maar China kwalificeert om andere redenen niet. Blijft over de VS. Also sprach Brzezinski.
 Brzezinski gebruikt de term niet, maar in de VS wordt al sinds de 90-er jaren gedacht aan “Full Spectrum Dominance”. William Engdahl wijdt er zijn boek met die titel (2009) aan. Niet dat hij voorstander is van het project waarin de VS de hele wereld zouden beheersen, het is juist de visie van Brzezinski e.a. die hij bestrijdt. “Full Spectrum Dominance” wordt ook een heel hoofdstuk lang besproken in “American Empire” (2002) van Andrew Bacevich. Het is een militair project waarin echter de diplomatie en het buitenlandbeleid zijn geïntegreerd in - lees: ondergeschikt zijn gemaakt aan - de overall militaire opties.
Rahul Mahajan heeft in 2002 zijn boek “Full Spectrum Dominance: U.S. Power in Iraq and Beyond” gepubliceerd. “In this compelling big-picture assessment of the U.S. war on Iraq, Mahajan combines his experience as an anti–Iraq sanctions activist with a keen analysis of U.S. foreign policy in the post–Cold War era to provide the analysis that has been overlooked in the mainstream debate. Situating Iraq within the larger context of post-9/11 foreign policy, he analyzes the Bush National Security Strategy and the new neoconservative vision of achieving increasing degrees of global domination and control. Presented with unflinching clarity, Mahajan’s research demonstrates that the war on Iraq was part of a much larger plan, assembled before 9/11 and, as stated by the Project for a New American Century, needing only a "new Pearl Harbor" to implement it.” Aldus de uitgever.
Wat in 2002 volgens Mahajan gold voor Irak geldt momenteel m.m. voor Iran. Pepe Escobar geeft hier een mooi overzicht van de actuele positie van de VS in Centraal Eurazië. Hij betoogt dat de Amerikanen Iran willen controleren, niet vanwege een bom, maar vanwege de geopolitieke positie van het land in Eurazië waar de Amerikanen willen domineren. Hij is van mening dat China en India vanwege hun belangen, voornamelijk als afzetgebied en als energieleverancier, in die regio Amerika de voet dwars zullen zetten.
In een artikel van 4 december jl., getiteld “Central Asia: Washington Must Adapt to Diminished Role in Central Asia - Expert”, schrijft Joshua Kucera over “Roger Kangas, professor of Central Asian Studies at the National Defense University”, die stelt dat Amerika zijn aspiraties in Centraal-Azië moet matigen omdat de leiders daar steeds minder voelen voor de Amerikaanse bemoeienis.
In haar artikel “The New EU Strategy towards Central Asia: A View from the Region” van 2008 legt Nargis Kassenova uit dat van de vijf candidaten voor een leidende positie in Centraal-Azië - de EU, Rusland, China, India en Amerika - de EU de beste papieren heeft. Wat is de les? Europa moet dan wel doorzetten en zich niet laten hinderen door de Amerikanen.

donderdag 24 januari 2013

Eurazië 4

In 2007 nam de Europese Unie een beleidsplan aan, getiteld Central Asia Strategy 2007, waarin een nieuw "partnership" met de Centraal Aziatische landen werd aangekondigd. Het project was ontworpen voor een looptijd van vijf jaar, t.w. van 2007 tot 2013. In januari 2008 schreef Nargis Kassenova, Assistant Professor in the Department of Political Science, Kazakhstan Institute of Management, Economics and Strategic Research, er in "Centre for European Policy Studies" een policy brief over waarvan ik het volgende overneem. (De tekst is wel al vijf jaar oud, maar ik vind hem nog steeds heel interessant en ik vrees dat er intussen niet veel veranderd is.)

"De vier machten met de sterkste capaciteit om de ontwikkelingen in Centraal Azië te beïnvloeden zijn Rusland, China, de Verenigde Staten en de Europese Unie. Als men de belangen van de regio beschouwt in een omvattende analyse van de kosten en baten van samenwerking met deze machten dan komt de Europese Unie bovenaan op de lijst te staan.
Rusland is de traditionele baas waar Centraal Azië aan gewend is en zich relatief comfortabel bij voelt. Het land heeft een arsenaal aan werktuigen om invloed te blijven houden in de regio (veiligheidsgaranties, goedkope wapens, economische projecten en investeringen enz.). Echter, op het ogenblik kan Rusland Centraal Azië geen reële oplossingen bieden voor de problemen van de regio (armoede, slecht bestuur en potentiële instabiliteit). Het heeft niet genoeg middelen, maar wat belangrijker is, het geeft geen goed voorbeeld voor de manier van omgang met deze problemen. Bovendien zijn er zorgen om het Russische "big brother" complex dat het voor Centraal Aziaten psychologisch moeilijk maakt de "multi-vector" diplomatie op te geven.
China is politiek en economisch succesvoller dan Rusland. Het is ook in staat en bereid om bij te dragen aan de veiligheid en de ontwikkeling van de regio. Echter, verdere integratie met China is zelfs problematischer dan met Rusland. In de eerste plaats kan China geen geschikte modellen bieden voor de omvorming van de Centraal Aziatische staten in goed functionerende openbare lichamen omdat zijn huidige communistische door de partij beheerd systeem een politiek "gisteren" voor post-sovjet republieken is. De Chinese overheid bevindt zich wel zelf in een proces van experimenteren en het is niet duidelijk hoe het politieke systeem van dit land zich zal ontwikkelen. In de tweede plaats is integratie met China psychologisch problematisch. Er is al aanzienlijke angst vanwege de Chinese economische expansie en migratie in de regio, vooral in Kazakstan, waar de instroom van Chinese migranten het grootste is vanwege de economische kansen in dit land. Anders dan Rusland wordt China gezien als "de ander", een heel andere beschaving die de lokale identiteit bedreigt. Evenals met Rusland wordt de Chinese immigratie vaak beoordeeld in termen van "langzame infiltratie" en "overname van de gebieden".
(De standpunten van het publiek worden weerspiegeld in de resultaten van de Asia Barometer Survey 2005: 25,5% van de Kazakse, 30,5% van de Kiergizische en 21,9% van de Oesbeekse respondenten vonden de invloed van China in hun land slecht of tameljk slecht. Het standpunt van de Tadjiekse respondenten was positiever, slechts 8,6% zei dat de invloed van China slecht was. Dit staat in tegenstelling tot de perceptie van Rusland, 2% van de Kazakse, 0,8% van de Kiergizische, 0,6% van de Tadjiekse en 1,9% van Oesbeekse respondenten vonden de invloed van Rusland slecht of tamelijk slecht.)
Het waarborgen van de lange-termijn veiligheid en voorspoed in Centraal Azië is onmogelijk zonder politieke hervormingen en China noch Rusland zijn geïnteresseerd in democratisering van Centraal Azië. In plaats daarvan hebben zij frauduleuze verkiezingen gelegitimeerd en handelen zij in het algemeen om de Centraal Aziatische regeringen af te schermen tegen internationale kritiek op hun onderdrukkende politiek. Rusland en China plaatsen zichzelf op de voorgrond als leidende veiligheidsleveranciers voor Centraal Azië door de Collectieve Veiligheids Verdrag Organisatie (CSTO) en de Shanghai Samenwerkings Organisatie (SCO). Hun enge benadering van veiligheid kan hun inzet op deze gebieden echter contraproductief maken. ... Op het ogenblik is het moeilijk zich Russische en Chinese soldaten voor te stellen bezig met militaire acties in Centraal Azië. Als dit echter al zou gebeuren zou een opflakkeren van anti-Russische en anti-Chinese sentimenten kunnen worden verwacht dat zou resulteren in de destabilisatie van Centraal Azië. De onderdrukking kan ook leiden tot verdere radicalisering van oppositionele facties wat niet goed voor de veiligheid van de regio is.
De mate waarin de VS internationale en nationale steun voor de handhaving en versterking van de onafhankelijkheid van de Centraal Aziatisch landen kunnen ontwikkelen maken hen een heel aantrekkelijke partner voor de Centraal Aziatische staten. Echter, de VS zijn ver weg en hun politiek en hun niveau van inzet in de regio worden bepaald door de algemene overwegingen van Euraziatische politiek, en daarom onderworpen aan verandering. De opkomende rivaliteit tussen de VS en de leidende buren van Centraal Azië - Rusland en China - suggereert dat diepere samenwerking tussen de staten van de regio en de VS zou kunnen leiden tot verhoogde spanningen in de regio.
Anders dan de VS heeft de EU lange termijn belangen in Centraal Azië, want het wordt geraakt door de ontwikkelingen in de regio. Zij heeft de middelen en, zoals de nieuwe strategie aangeeft, de intentie zich serieus in te zetten voor Centraal Azië. Zij wil bijdragen aan de transformatie van de regio in een veilige en goed bestuurde ruimte wat ook het meest tegemoet komt aan de belangen van de Centraal Aziaten, en zij kan modellen van politieke ontwikkeling en goed bestuur aanbieden die kunnen worden aangepast om hun doel te bereiken. Zij kan een alternatief zwaartepunt voor Centraal Azië leveren en reële kansen voor veiligheid en duurzame ontwikkeling. Wat tot nu toe ontbroken heeft dat is een samenhangend Europees beleid, gebaseerd op helder gedefinieerde belangen en geleid door realistische maar ambitieuze doelen in de regio." (Mijn vertaling - T.L.)

Aantekening 1
"In spite of its geographical situation as a bridge between Asia , especially China, and Europe, Central Asia has in reality been integrated into the broader sphere of European influence in politics, culture, trade and economics for several centuries, since the indigenous Turkic population fell successively under Ottoman and then Russian control. There are deep-rooted bonds between Europe and Central Asia which prevail to this day in the way their societies operate," staat te lezen in de - ongedateerde - "
European Community Regional Strategy Paper for Assistance to Central Asia for the period 2007-2013". Dit is natuurlijk nonsens. Centraal Azië is al enkele eeuwen geïntegreerd in de "bredere sfeer van Europese invloed in politiek, cultuur, handel en economie" sinds de oorspronkelijk Turkse bevolking achtereenvolgens onder Ottomaans en dan Russisch bewind kwam? Nu horen Rusland en Turkije ineens bij Europa? Wat is nu deze "bredere Europese invloedssfeer"? Omvat zij Rusland wel, maar niet China. Dat is wat deze tekst - ongewild? - suggereert: denk erom, China, Centraal Azië is onze turf. Dit document stelt ook dat Centraal Azië buurland van de EU is geworden "in the wake of the enlargments" van de EU, hetgeen wel iets anders is. China kan dat ook zeggen "in the wake of the enlargment" nl. met Tsingkiang.

Aantekening 2
Hoe gaat het nu, anno 2013, met dit vijfjarenplan? Is er voortgangscontrole geweest? Is daarover gerapporteerd? (Of staan er nu weer een aantal bruggen zonder aansluitende wegen zoals wel eens vaker met EU-projecten?)

Aantekening 3
Rusland was volgens Mackinder de bezitter, zo niet de bezetter, van het hartland en wie het hartland bezat was zo’n beetje almachtig, beheerste de wereld. Waarom was Rusland dat dan niet en denken de Amerikanen het beter te kunnen als zij maar heer en meester in Centraal Azië zijn?

woensdag 5 september 2012

Peter Hopkirk, The Great Game

"The Great Game" van Peter Hopkirk is eerst in 1990 verschenen met de subtitel "On Secret Service in High Asia", maar in de huidige versie van 1992, waarvan overigens de tekst hetzelfde is, als "The Struggle for Empire in Central Asia", met een nieuwe inleiding waarin het verschijnsel van "the New Great Game" wordt gesignaleerd. "The Great Game" duurde van 1813 tot 1907 en in de huidige worsteling wordt het "spel" met andere spelers heropend. Zoals bekend gaat het om de strijd om heerschappij in Centraal Azië. De Russen aan de noordkant van het gebied waren bezig met een groot expansieproject naar het Zuiden, wellicht met de uiteindelijke bedoeling India te veroveren. De Britten hadden handelsvestigingen aan de zuidkust van de Perzische Golf tot en met India. Zij waren bang dat de Russen deze vestigingen gingen bedreigen en tenslotte misschien veroveren. Het gebied waardoor aanvallen van de Russen verwacht konden worden en waar de Britten dus voorzorgsmaatregelen moesten nemen was wat tegenwoordig Centraal Azië wordt genoemd.
Het boek is mooi geschreven. Het beslaat zo’n 530 pagina’s en is ingedeeld in drie delen met samen 37 hoofdstukken van elk ongeveer 15 bladzijden, een lengte die de hoofdstukken stuk voor stuk goed leesbaar en spannend maakt. De stijl is journalistiek. De schrijver heeft zich geconcentreerd op de spelers in de "great game" en wel, zoals de eerste ondertitel al aangaf, de spelers in het veld, minder die in de kabinetten thuis. De politieke en diplomatieke verwikkelingen worden daardoor meer - summier vertelde - achtergrond dan hoofdzaak. Inmiddels worden de geopolitieke motieven van de twee rivalen, Rusland en Engeland, wel degelijk heel duidelijk.
De omslagtekst zegt dat het boek van Peter Hopkirk "de geschiedenis vertelt van deze grote imperialistische worsteling om strategische en economische suprematie die werd uitgevochten op het wrede en troosteloze gebied tussen de Kaukasus en China. Toen het spel begon lagen de grenzen van Rusland en Brits Indië zo’n 3000 kilometer uit elkaar, op het einde, toen de karavansteden van de oude Zijderoute een voor een in handen van de bereden kozakken waren gevallen, was die afstand geslonken tot op plaatsen minder dan 30 kilometer. Vaak leek oorlog onvermijdelijk. Hier is de niet-fictionele wereld van "Kim" van Kipling, gezien via de avonturen van de deelnemers aan beide kanten - spionage en verraad op grote schaal in exotische omgevingen. De helden en schurken zijn ambitieuze jonge officieren, bloeddorstige emirs, meedogenloze Russische generaals en islamitische heilige strijders." (Verzuimd zijn de Britse politici en de Russische tsaars.)
Naarmate het verhaal van het boek vordert wordt het onmetelijke gebied waar deze strijd plaatsvindt steeds meer bekend, maar in het begin zijn er maanden nodig voor een reis over bergen en door woestijnen om bv. van Baloetsjistan in Herat te komen. en was het gebied volstrekt onbekend. De woestijnen waren kurkdroog en heet, er was geen water en nauwelijks voedsel te krijgen en men had grote kans op beroving door bandieten. De bedoeling was informatie te verzamelen over de mogelijkheden van het doorkruisen van deze gebieden met legers van duizenden manschappen, wat uiteraard een veelvoud opleverde van de problemen die een klein troepje al had. Zowel de Russen als de Britten ondernamen telkens van hun kant deze exploratietochten die werden uitgevoerd door meestal jonge officieren.
"Peter Hopkirk was 19 jaar lang "staff writer" voor "The Times" van Londen, vijf als "chief reporter" en een specialist op het gebied van het Midden- en Verre Oosten. Hij heeft uitgebreid gereisd in Russisch en Chinees Centraal Azië, de Kaukasus, Mongolië, Oost-Turkije, Perzië, Afghanistan, Pakistan en Noord-Indië. Buiten dit heeft hij nog drie boeken over deze regio geschreven.

dinsdag 21 augustus 2012

Eurazië

Vandaag ontvangen van John Darwin, After Tamerlane. The Rise and Fall of Global Empires, 1400-2000, 2007 en The Empire Project. The Rise and Fall of the British World-System, 1830-1970, 2012; Justin Marozzi, Tamerlane. Sword of Islam, Conqueror of the World, 2005; Jack Weatherford, Genghis Khan and the Making of the Modern World, 2004.
Wat moet ik hier allemaal mee? De laatste paar maanden heb ik Eurazië ontdekt. Nog een jaar geleden was ik gefixeerd op de alleenheerser, de Verenigde Staten van Amerika, totdat ik When China Rules the World van Martin Jacques en Aaron Friedbergs The Contest for Supremacy vond. Ik dacht toen dat wij ons veel meer in China moeten verdiepen omdat het wel eens het land van de toekomst zou kunnen zijn. Een afweging van de gewichten van de twee rivalen leek mij op zijn plaats en Friedberg voldeed aardig aan mijn wensen. Ook dat werd snel een fixatie. Ik houd daar niet van en ik begon mij eraan te ontworstelen. En kijk, ineens zag ik het licht. Waarom zitten de Amerikanen in Irak en Afghanistan? Wat moeten ze daar? Olie, grondstoffen? Het bevredigde mij niet, nog minder het idee dat ze daar de democratie brengen. Nee, de werkelijke reden is een geopolitieke: de Amerikanen voeren strijd met China, Rusland, Europa en India over Centraal-Azië. Eenmaal zover realiseerde ik mij dat Eurazië zo gigantisch groot is en op een zodanige manier samengesteld dat de Amerikanen kunnen vergeten dat zij er hun voor- of achtertuin van kunnen maken. Zij mogen meedingen met de grote Euraziatische machten, meer niet. Zo iets als een eindspel tussen Amerika en China is onzin. Almacht van Amerika nog meer. Dus, wij, Euraziaten, moeten ons meer richten op ons eigen gebied. En ik begon er zelf meteen mee door wat literatuur aan te schaffen.