In 2007 nam de Europese Unie een beleidsplan aan, getiteld Central Asia Strategy 2007, waarin een nieuw "partnership" met de Centraal Aziatische landen werd aangekondigd. Het project was ontworpen voor een looptijd van vijf jaar, t.w. van 2007 tot 2013. In januari 2008 schreef Nargis Kassenova, Assistant Professor in the Department of Political Science, Kazakhstan Institute of Management, Economics and Strategic Research, er in "Centre for European Policy Studies" een policy brief over waarvan ik het volgende overneem. (De tekst is wel al vijf jaar oud, maar ik vind hem nog steeds heel interessant en ik vrees dat er intussen niet veel veranderd is.)
"De vier machten met de sterkste capaciteit om de ontwikkelingen in Centraal Azië te beïnvloeden zijn Rusland, China, de Verenigde Staten en de Europese Unie. Als men de belangen van de regio beschouwt in een omvattende analyse van de kosten en baten van samenwerking met deze machten dan komt de Europese Unie bovenaan op de lijst te staan.
Rusland is de traditionele baas waar Centraal Azië aan gewend is en zich relatief comfortabel bij voelt. Het land heeft een arsenaal aan werktuigen om invloed te blijven houden in de regio (veiligheidsgaranties, goedkope wapens, economische projecten en investeringen enz.). Echter, op het ogenblik kan Rusland Centraal Azië geen reële oplossingen bieden voor de problemen van de regio (armoede, slecht bestuur en potentiële instabiliteit). Het heeft niet genoeg middelen, maar wat belangrijker is, het geeft geen goed voorbeeld voor de manier van omgang met deze problemen. Bovendien zijn er zorgen om het Russische "big brother" complex dat het voor Centraal Aziaten psychologisch moeilijk maakt de "multi-vector" diplomatie op te geven.
China is politiek en economisch succesvoller dan Rusland. Het is ook in staat en bereid om bij te dragen aan de veiligheid en de ontwikkeling van de regio. Echter, verdere integratie met China is zelfs problematischer dan met Rusland. In de eerste plaats kan China geen geschikte modellen bieden voor de omvorming van de Centraal Aziatische staten in goed functionerende openbare lichamen omdat zijn huidige communistische door de partij beheerd systeem een politiek "gisteren" voor post-sovjet republieken is. De Chinese overheid bevindt zich wel zelf in een proces van experimenteren en het is niet duidelijk hoe het politieke systeem van dit land zich zal ontwikkelen. In de tweede plaats is integratie met China psychologisch problematisch. Er is al aanzienlijke angst vanwege de Chinese economische expansie en migratie in de regio, vooral in Kazakstan, waar de instroom van Chinese migranten het grootste is vanwege de economische kansen in dit land. Anders dan Rusland wordt China gezien als "de ander", een heel andere beschaving die de lokale identiteit bedreigt. Evenals met Rusland wordt de Chinese immigratie vaak beoordeeld in termen van "langzame infiltratie" en "overname van de gebieden".
(De standpunten van het publiek worden weerspiegeld in de resultaten van de Asia Barometer Survey 2005: 25,5% van de Kazakse, 30,5% van de Kiergizische en 21,9% van de Oesbeekse respondenten vonden de invloed van China in hun land slecht of tameljk slecht. Het standpunt van de Tadjiekse respondenten was positiever, slechts 8,6% zei dat de invloed van China slecht was. Dit staat in tegenstelling tot de perceptie van Rusland, 2% van de Kazakse, 0,8% van de Kiergizische, 0,6% van de Tadjiekse en 1,9% van Oesbeekse respondenten vonden de invloed van Rusland slecht of tamelijk slecht.)
Het waarborgen van de lange-termijn veiligheid en voorspoed in Centraal Azië is onmogelijk zonder politieke hervormingen en China noch Rusland zijn geïnteresseerd in democratisering van Centraal Azië. In plaats daarvan hebben zij frauduleuze verkiezingen gelegitimeerd en handelen zij in het algemeen om de Centraal Aziatische regeringen af te schermen tegen internationale kritiek op hun onderdrukkende politiek. Rusland en China plaatsen zichzelf op de voorgrond als leidende veiligheidsleveranciers voor Centraal Azië door de Collectieve Veiligheids Verdrag Organisatie (CSTO) en de Shanghai Samenwerkings Organisatie (SCO). Hun enge benadering van veiligheid kan hun inzet op deze gebieden echter contraproductief maken. ... Op het ogenblik is het moeilijk zich Russische en Chinese soldaten voor te stellen bezig met militaire acties in Centraal Azië. Als dit echter al zou gebeuren zou een opflakkeren van anti-Russische en anti-Chinese sentimenten kunnen worden verwacht dat zou resulteren in de destabilisatie van Centraal Azië. De onderdrukking kan ook leiden tot verdere radicalisering van oppositionele facties wat niet goed voor de veiligheid van de regio is.
De mate waarin de VS internationale en nationale steun voor de handhaving en versterking van de onafhankelijkheid van de Centraal Aziatisch landen kunnen ontwikkelen maken hen een heel aantrekkelijke partner voor de Centraal Aziatische staten. Echter, de VS zijn ver weg en hun politiek en hun niveau van inzet in de regio worden bepaald door de algemene overwegingen van Euraziatische politiek, en daarom onderworpen aan verandering. De opkomende rivaliteit tussen de VS en de leidende buren van Centraal Azië - Rusland en China - suggereert dat diepere samenwerking tussen de staten van de regio en de VS zou kunnen leiden tot verhoogde spanningen in de regio.
Anders dan de VS heeft de EU lange termijn belangen in Centraal Azië, want het wordt geraakt door de ontwikkelingen in de regio. Zij heeft de middelen en, zoals de nieuwe strategie aangeeft, de intentie zich serieus in te zetten voor Centraal Azië. Zij wil bijdragen aan de transformatie van de regio in een veilige en goed bestuurde ruimte wat ook het meest tegemoet komt aan de belangen van de Centraal Aziaten, en zij kan modellen van politieke ontwikkeling en goed bestuur aanbieden die kunnen worden aangepast om hun doel te bereiken. Zij kan een alternatief zwaartepunt voor Centraal Azië leveren en reële kansen voor veiligheid en duurzame ontwikkeling. Wat tot nu toe ontbroken heeft dat is een samenhangend Europees beleid, gebaseerd op helder gedefinieerde belangen en geleid door realistische maar ambitieuze doelen in de regio." (Mijn vertaling - T.L.)
Aantekening 1
"In spite of its geographical situation as a bridge between Asia , especially China, and Europe, Central Asia has in reality been integrated into the broader sphere of European influence in politics, culture, trade and economics for several centuries, since the indigenous Turkic population fell successively under Ottoman and then Russian control. There are deep-rooted bonds between Europe and Central Asia which prevail to this day in the way their societies operate," staat te lezen in de - ongedateerde - "European Community Regional Strategy Paper for Assistance to Central Asia for the period 2007-2013". Dit is natuurlijk nonsens. Centraal Azië is al enkele eeuwen geïntegreerd in de "bredere sfeer van Europese invloed in politiek, cultuur, handel en economie" sinds de oorspronkelijk Turkse bevolking achtereenvolgens onder Ottomaans en dan Russisch bewind kwam? Nu horen Rusland en Turkije ineens bij Europa? Wat is nu deze "bredere Europese invloedssfeer"? Omvat zij Rusland wel, maar niet China. Dat is wat deze tekst - ongewild? - suggereert: denk erom, China, Centraal Azië is onze turf. Dit document stelt ook dat Centraal Azië buurland van de EU is geworden "in the wake of the enlargments" van de EU, hetgeen wel iets anders is. China kan dat ook zeggen "in the wake of the enlargment" nl. met Tsingkiang.
Aantekening 2
Hoe gaat het nu, anno 2013, met dit vijfjarenplan? Is er voortgangscontrole geweest? Is daarover gerapporteerd? (Of staan er nu weer een aantal bruggen zonder aansluitende wegen zoals wel eens vaker met EU-projecten?)
Aantekening 3
Rusland was volgens Mackinder de bezitter, zo niet de bezetter, van het hartland en wie het hartland bezat was zo’n beetje almachtig, beheerste de wereld. Waarom was Rusland dat dan niet en denken de Amerikanen het beter te kunnen als zij maar heer en meester in Centraal Azië zijn?
Posts tonen met het label Verenigde Staten. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Verenigde Staten. Alle posts tonen
donderdag 24 januari 2013
dinsdag 11 januari 2011
Afghanistan of Haïti?
Eerst waren het er 350, nu al zo'n 550 en niemand heeft ook maar enige garantie dat het er niet nog meer worden. En of zij enig succes zullen hebben. Er moeten goed opgeleide politie-agenten zijn op het moment dat de oorlog voorbij is, schrijft een deskundige in NRC-Handelsblad. Wanneer is dat? Tegen die tijd zijn de goed opgeleide agenten al met pensioen.
Maar vooral, waarvandaan die fixatie op Afghanistan? Een paar jaar geleden wisten wij niet eens waar het ligt. Dankzij de niet aflatende propaganda van de Verenigde Staten en de NAVO weten wij het nu. Wij weten ook wat het probleem is: politieke onwil. En een land als de Verenigde Staten die met - letterlijk - alle geweld die mensen daar iets willen opdringen waar zij helemaal niet voor voelen en wat zij niet aankunnen. En "wij", Nederland, bouwen hier en daar iets, een moskee of een brug of een stuk weg, en doen daar "goed werk". En wat nog veel mooier is, wij zijn er erg geliefd. Dat overkomt ons inderdaad maar zelden.
En wij zijn niet alleen dáár geliefd, maar ook nog eens in Washington en bij de NAVO. Dat is ook van groot belang want daar ligt de toekomst van onze politici, daar liggen de mooie internationale banen, daar is het circuit waar je je regelmatig moet laten zien en waar je aan moet bijdragen. Niet "wij", maar onze politici. Want waar moeten zij, ocharme, naar toe als zij hier de top hebben bereikt, op een leeftijd dat zij - voor hun eigen gevoel - nog niet zijn uitgeteld? Iedereen weet toch dat dit land veel te klein is voor mensen met de allure die wij dagelijks aanschouwen. Enige andere reden voor de fixatie op Afghanistan kan ik niet bedenken.
En dan, een Amerikaanse soldaat in Afghanistan kost per jaar een miljoen dollar. Wat kosten onze soldaten? Tel maar uit, 550 maal een miljoen, per jaar. Dat is een half miljard, beste collega belastingbetalers, beste producenten van cultuur, beste zorgverleners, enz.
Alsof er geen problemen in de wereld zijn waar "wij" ons veel verdienstelijker zouden kunnen maken. Neem eens Haïti. Een jaar geleden een ramp, vandaag nog geen begin gemaakt met de reconstructie. De mensen huizen nog in tenten in plaats van fatsoenlijke noodvoorzieningen, allerwegen heerst de cholera, moord en verkrachting zijn aan de orde van de dag. Zo'n aardbeving is geen politieke onwil. Als wij een overdaad aan zulke goeie politietrainers hebben, dan kunnen ze daar terecht, lijkt mij. (Wij hebben natuurlijk helemaal geen overdaad en ware dat wel zo, dan zouden zij ingezet kunnen worden voor de training van onze eigen agenten, die ook niet zo fameus functioneren. Misschien dat die overdadige trainers iets zouden kunnen doen aan de papierwinkel die onze politie, naar eigen zeggen, belet om het goed te doen.) En wat Haïti betreft, ik lees dat de reconstructie niet van de grond komt door de corruptie. Klinkt dat niet bekend? Is dat niet precies wat de reconstructie van Afghanistan, die overigens meer een constructie is, in de weg staat? Als de VS eens meer naar hun eigen achtertuin keken zouden zij zich geroepen kunnen voelen om in Haïti de orde te herstellen. Of in Mexico of Bolivia. Daar kan men hun belang nog wel begrijpen.
Maar vooral, waarvandaan die fixatie op Afghanistan? Een paar jaar geleden wisten wij niet eens waar het ligt. Dankzij de niet aflatende propaganda van de Verenigde Staten en de NAVO weten wij het nu. Wij weten ook wat het probleem is: politieke onwil. En een land als de Verenigde Staten die met - letterlijk - alle geweld die mensen daar iets willen opdringen waar zij helemaal niet voor voelen en wat zij niet aankunnen. En "wij", Nederland, bouwen hier en daar iets, een moskee of een brug of een stuk weg, en doen daar "goed werk". En wat nog veel mooier is, wij zijn er erg geliefd. Dat overkomt ons inderdaad maar zelden.
En wij zijn niet alleen dáár geliefd, maar ook nog eens in Washington en bij de NAVO. Dat is ook van groot belang want daar ligt de toekomst van onze politici, daar liggen de mooie internationale banen, daar is het circuit waar je je regelmatig moet laten zien en waar je aan moet bijdragen. Niet "wij", maar onze politici. Want waar moeten zij, ocharme, naar toe als zij hier de top hebben bereikt, op een leeftijd dat zij - voor hun eigen gevoel - nog niet zijn uitgeteld? Iedereen weet toch dat dit land veel te klein is voor mensen met de allure die wij dagelijks aanschouwen. Enige andere reden voor de fixatie op Afghanistan kan ik niet bedenken.
En dan, een Amerikaanse soldaat in Afghanistan kost per jaar een miljoen dollar. Wat kosten onze soldaten? Tel maar uit, 550 maal een miljoen, per jaar. Dat is een half miljard, beste collega belastingbetalers, beste producenten van cultuur, beste zorgverleners, enz.
Alsof er geen problemen in de wereld zijn waar "wij" ons veel verdienstelijker zouden kunnen maken. Neem eens Haïti. Een jaar geleden een ramp, vandaag nog geen begin gemaakt met de reconstructie. De mensen huizen nog in tenten in plaats van fatsoenlijke noodvoorzieningen, allerwegen heerst de cholera, moord en verkrachting zijn aan de orde van de dag. Zo'n aardbeving is geen politieke onwil. Als wij een overdaad aan zulke goeie politietrainers hebben, dan kunnen ze daar terecht, lijkt mij. (Wij hebben natuurlijk helemaal geen overdaad en ware dat wel zo, dan zouden zij ingezet kunnen worden voor de training van onze eigen agenten, die ook niet zo fameus functioneren. Misschien dat die overdadige trainers iets zouden kunnen doen aan de papierwinkel die onze politie, naar eigen zeggen, belet om het goed te doen.) En wat Haïti betreft, ik lees dat de reconstructie niet van de grond komt door de corruptie. Klinkt dat niet bekend? Is dat niet precies wat de reconstructie van Afghanistan, die overigens meer een constructie is, in de weg staat? Als de VS eens meer naar hun eigen achtertuin keken zouden zij zich geroepen kunnen voelen om in Haïti de orde te herstellen. Of in Mexico of Bolivia. Daar kan men hun belang nog wel begrijpen.
vrijdag 27 april 2007
Is er nog hoop?
Tien dagen geleden wees ik op een artikel van Eric Hobsbawm in "Le monde diplomatique" van juni 2003. Ik was het helemaal eens met zijn analyse, over zijn remedie heb ik mijn twijfels. Het artikel besluit met de volgende zinnen, waarin zowel de analyse als het geneesmiddel kort geformuleerd worden:
"Op het ogenblik is het de belangrijkste opdracht de Verenigde Staten, zo al niet in bedwang te houden, dan op zijn minst op te voeden of her op te voeden. Er was een tijd dat de Verenigde Staten hun grenzen kenden of op zijn minst de voordelen die het kon hebben om zich te gedragen alsof er grenzen waren. Dat kwam voor een groot deel uit angst voor de ander, de Sovjetrepubliek. Nu deze vrees verdwenen is kunnen alleen het welbegrepen belang en de opvoeding het tij keren." ("A l’heure actuelle, l’objectif principal est, sinon de contenir, du moins d’éduquer ou de rééduquer les Etats-Unis. Il fut un temps où l’Empire américain connaissait ses limites, ou du moins les avantages qu’il pouvait y avoir à se comporter comme s’il avait ses limites. C’était en grande partie par peur de l’autre - l’Union soviétique. Maintenant que cette crainte a disparu, seuls l’intérêt bien compris et l’éducation peuvent prendre la relève.") (Eric Hobsbawm, in Le monde diplomatique van juni 2003.)
Zoals ik al eerder, voortbouwende op de stelling van het proefschrift van B.M. Telders, schreef (zie mijn blog van zaterdag 3 maart jl. ), verkeren de Verenigde Staten in een toestand van onzekerheid, hetgeen voor de wereld als geheel, waarvan zij de leader zijn, uiterst gevaarlijk is. Hobsbawm vertolkt datzelfde standpunt. Het enige dat erop zit is volgens hem "containment" of (her)opvoeding. Tot "containment" zijn momenteel vooral de bondgenoten geroepen. Zij moeten aan Washington het signaal geven dat er grenzen aan de macht van de VS zijn. Lakeiengedrag is niet een geschikt signaal.
(Her)opvoeding heeft een doel nodig, men voedt op tot iets. In de theorie van Telders is dat "iets" nu juist onmogelijk te vinden, ja, onbestaanbaar. Volgens de Amerikanen is er wat dit betreft geen probleem. Het "iets" waartoe de wereld volgens de Amerikanen moet worden gebracht, is de liberale democratie (Fukuyama) of, liever nog, "corporate capitalism". Hobsbawm spreekt van een "impérialisme des droits de l'homme", hetgeen op hetzelfde neerkomt maar een wat andere, namelijk een kritische overtoon heeft. In het feit dat de Amerikanen geen probleem zien, zit het probleem van de (her)opvoeding. Degene die opgevoed moet worden moet begrijpen dat zijn opvatting misschien niet absoluut is en bereid zijn haar ter discussie te stellen. Daarvan is niet alleen niet veel te merken, maar het zou ook het probleem al oplossen zonder (her)opvoeding. Het zou met andere woorden al leiden tot (her)bezinning op het eigen standpunt.
"Op het ogenblik is het de belangrijkste opdracht de Verenigde Staten, zo al niet in bedwang te houden, dan op zijn minst op te voeden of her op te voeden. Er was een tijd dat de Verenigde Staten hun grenzen kenden of op zijn minst de voordelen die het kon hebben om zich te gedragen alsof er grenzen waren. Dat kwam voor een groot deel uit angst voor de ander, de Sovjetrepubliek. Nu deze vrees verdwenen is kunnen alleen het welbegrepen belang en de opvoeding het tij keren." ("A l’heure actuelle, l’objectif principal est, sinon de contenir, du moins d’éduquer ou de rééduquer les Etats-Unis. Il fut un temps où l’Empire américain connaissait ses limites, ou du moins les avantages qu’il pouvait y avoir à se comporter comme s’il avait ses limites. C’était en grande partie par peur de l’autre - l’Union soviétique. Maintenant que cette crainte a disparu, seuls l’intérêt bien compris et l’éducation peuvent prendre la relève.") (Eric Hobsbawm, in Le monde diplomatique van juni 2003.)
Zoals ik al eerder, voortbouwende op de stelling van het proefschrift van B.M. Telders, schreef (zie mijn blog van zaterdag 3 maart jl. ), verkeren de Verenigde Staten in een toestand van onzekerheid, hetgeen voor de wereld als geheel, waarvan zij de leader zijn, uiterst gevaarlijk is. Hobsbawm vertolkt datzelfde standpunt. Het enige dat erop zit is volgens hem "containment" of (her)opvoeding. Tot "containment" zijn momenteel vooral de bondgenoten geroepen. Zij moeten aan Washington het signaal geven dat er grenzen aan de macht van de VS zijn. Lakeiengedrag is niet een geschikt signaal.
(Her)opvoeding heeft een doel nodig, men voedt op tot iets. In de theorie van Telders is dat "iets" nu juist onmogelijk te vinden, ja, onbestaanbaar. Volgens de Amerikanen is er wat dit betreft geen probleem. Het "iets" waartoe de wereld volgens de Amerikanen moet worden gebracht, is de liberale democratie (Fukuyama) of, liever nog, "corporate capitalism". Hobsbawm spreekt van een "impérialisme des droits de l'homme", hetgeen op hetzelfde neerkomt maar een wat andere, namelijk een kritische overtoon heeft. In het feit dat de Amerikanen geen probleem zien, zit het probleem van de (her)opvoeding. Degene die opgevoed moet worden moet begrijpen dat zijn opvatting misschien niet absoluut is en bereid zijn haar ter discussie te stellen. Daarvan is niet alleen niet veel te merken, maar het zou ook het probleem al oplossen zonder (her)opvoeding. Het zou met andere woorden al leiden tot (her)bezinning op het eigen standpunt.
zaterdag 3 maart 2007
Amerika, de vervelende klier
Waarom werden de Verenigde Staten de grootste vijand toen zij de wereldhegemoon werden, zoals ik in mijn vorige blog schreef? Mijn stelling is niet dat men dat "automatisch" wordt als men alleenheerser wordt. Mijn stelling was afgeleid van de these die verdedigd werd door B.M. Telders in zijn proefschrift "Staat en volkenrecht" van 1927, ondertitel "Proeve van rechtvaardiging van HEGEL's volkenrechtsleer". Telders "bewijst" daarin dat de wereldstaat onmogelijk kan bestaan.
Ik was - en ben - van mening dat Telders gelijk had en dat hij een goede remedie had tegen een optimisme dat alle heil verwachtte van de Verenigde Naties die t.z.t. zouden uitgroeien tot de wereldstaat. Ik vatte het plan op het proefschrift in het Engels te laten vertalen. Het was van fundamenteel belang, dacht ik, maar werd nooit geciteerd omdat het in het Nederlands geschreven en daarom in de internationale literatuur onbekend was. Mijn oud-studente (in de volkenrechtsgeschiedenis) Astrid Klein Sprokkelhorst, gediplomeerd tolk-vertaler en juriste, nam de taak op zich. Het werd "THE STATE AND THE LAW OF NATIONS HEGEL's doctrine of the Law of Nations, an endeavour towards its justification, by B.M. Telders, Thesis, Leiden, 1927, translated by Astrid K.H. Klein Sprokkelhorst". Ik zou een inleiding schrijven en het TMC-Asser Instituut in Den Haag zou het uitgeven.
Over de vertaling en over de inleiding werden wij het niet eens. Om mij tot de laatste te beperken, Voskuil, de directeur van het instituut, vond dat Telders geplaatst moest worden in de geschiedenis van de Nederlandse volkenrechtsbeoefening, ik daarentegen probeerde de waarde van Telders voor de internationale praktijk van het einde van de 80-er jaren te documenteren. Voskuil werd ziek en verdween na verloop van tijd van het instituut; mijn vrouw overleed plotseling en ik had een tijdlang geen lust om aan het project verder te werken. Door de Val van de Muur werd het ook praktisch onmogelijk om de eventuele betekenis van Telders voor de actuele praktijk vast te stellen. De nieuwe directeur van het TMC-Asser Instituut had weer een heel andere kijk op het werk dan ik en Voskuil hadden. Dacht Voskuil de uitgave te kunnen verantwoorden door er een soort presentje van te maken, nu vroeg men welke omzet verwacht kon worden. Ik zat niet meer bij de universiteit en kon geen omzet genereren. Het werk schoof dus op de lange baan, waar het nog steeds ligt. Ook niet vertaald en uitgegeven behoudt de these van Telders echter haar waarde.
Hegel had er, aldus Telders, op gewezen dat er geen internationale "praetor", lees "overheidsgezag", was. Het volkenrecht, zo het al kon worden vastgesteld, kon dus niet gehandhaafd worden (zoals de wetten in de staat) door overheidsgezag. Met deze vaststelling was Telders het eens. Hij toonde aan dat ook de toen bestaande Volkenbond niet de bevoegdheden van een wereldstaat had. Hij vond echter dat Hegel tekort schoot doordat hij niet bewéés dat dit feit niet toevallig, maar noodzakelijk was. Hegel had moeten bewijzen dat een wereldoverheidsgezag in de vorm van een wereldstaat niet kon bestaan. In het kort kwam zijn betoog hierop neer dat de wereldstaat een uniek verschijnsel zou zijn dat niet kon ontstaan omdat het geen verschijnsel had om zich tegenover te profileren. De bestaande staten, dragers van het overheidsgezag, waren volgens hem allemaal ontstaan door zich af te zetten tegen andere staten (in staat van wording). Zo'n afzettings- en profileringsproces was voor de wereldstaat niet weggelegd en dus kon hij niet ontstaan.
Wat gold voor de Volkenbond, gold, zo redeneerde ik, ook voor de Verenigde Naties. Zij ook konden onmogelijk uitgroeien tot een wereldstaat met overheidsgezag.
Deze stap was vanzelfsprekend, maar met de volgende was dit minder het geval. Als het de Verenigde Naties niet vergund was een wereldstaat te worden dan kon om dezelfde reden ook geen wereldhegemonie ontstaan. Immers ook die zou uniek zijn en een tegenwicht nodig hebben om zich te profileren. De gigantomachie tussen de Verenigde Staten en de Sovjet Republiek liet het profileringsproces in al zijn duidelijkheid zien: de hele wereld werd zo'n beetje opgesplitst in twee ideologisch gedefinieerde blokken die elkaar uitsloten. Toen de Sovjet Republiek ineenstortte bleven weliswaar de Verenigde Staten als enige worstelaar in het perk achter, maar zonder definiërende substantie: m.a.w. zij hadden geen worstelaar meer tegenover zich. Een alleenheerser die zichzelf niet kent, is levensgevaarlijk. Hij kan niets en niemand uitsluiten van vijandschap en voelt zich permanent bedreigd. Kan hij geen vijand vinden, dan maakt hij er een. De eenzaamheid van de alleenheerschappij is ondragelijk en de hegemoon wordt agressief om welke andersheid dan ook te ervaren.
Dit is natuurlijk een andere redenering dan die van Telders. Zij gaat dieper. Zij blijft niet staan bij de onmogelijkheid van bestaan van de wereldstaat of de wereldhegemoon, maar beschrijft de toestand van de wereld waarin een staat zich overgeeft aan de illusie de wereldhegemoon te kunnen zijn. Ik zag op het einde van de 80-er jaren die toestand ontstaan. Ik kon niet anders dan besluiten dat de Verenigde Staten de vervelende klier van het internationale gezelschap moesten worden. En zo is het ook gegaan.
Ik was - en ben - van mening dat Telders gelijk had en dat hij een goede remedie had tegen een optimisme dat alle heil verwachtte van de Verenigde Naties die t.z.t. zouden uitgroeien tot de wereldstaat. Ik vatte het plan op het proefschrift in het Engels te laten vertalen. Het was van fundamenteel belang, dacht ik, maar werd nooit geciteerd omdat het in het Nederlands geschreven en daarom in de internationale literatuur onbekend was. Mijn oud-studente (in de volkenrechtsgeschiedenis) Astrid Klein Sprokkelhorst, gediplomeerd tolk-vertaler en juriste, nam de taak op zich. Het werd "THE STATE AND THE LAW OF NATIONS HEGEL's doctrine of the Law of Nations, an endeavour towards its justification, by B.M. Telders, Thesis, Leiden, 1927, translated by Astrid K.H. Klein Sprokkelhorst". Ik zou een inleiding schrijven en het TMC-Asser Instituut in Den Haag zou het uitgeven.
Over de vertaling en over de inleiding werden wij het niet eens. Om mij tot de laatste te beperken, Voskuil, de directeur van het instituut, vond dat Telders geplaatst moest worden in de geschiedenis van de Nederlandse volkenrechtsbeoefening, ik daarentegen probeerde de waarde van Telders voor de internationale praktijk van het einde van de 80-er jaren te documenteren. Voskuil werd ziek en verdween na verloop van tijd van het instituut; mijn vrouw overleed plotseling en ik had een tijdlang geen lust om aan het project verder te werken. Door de Val van de Muur werd het ook praktisch onmogelijk om de eventuele betekenis van Telders voor de actuele praktijk vast te stellen. De nieuwe directeur van het TMC-Asser Instituut had weer een heel andere kijk op het werk dan ik en Voskuil hadden. Dacht Voskuil de uitgave te kunnen verantwoorden door er een soort presentje van te maken, nu vroeg men welke omzet verwacht kon worden. Ik zat niet meer bij de universiteit en kon geen omzet genereren. Het werk schoof dus op de lange baan, waar het nog steeds ligt. Ook niet vertaald en uitgegeven behoudt de these van Telders echter haar waarde.
Hegel had er, aldus Telders, op gewezen dat er geen internationale "praetor", lees "overheidsgezag", was. Het volkenrecht, zo het al kon worden vastgesteld, kon dus niet gehandhaafd worden (zoals de wetten in de staat) door overheidsgezag. Met deze vaststelling was Telders het eens. Hij toonde aan dat ook de toen bestaande Volkenbond niet de bevoegdheden van een wereldstaat had. Hij vond echter dat Hegel tekort schoot doordat hij niet bewéés dat dit feit niet toevallig, maar noodzakelijk was. Hegel had moeten bewijzen dat een wereldoverheidsgezag in de vorm van een wereldstaat niet kon bestaan. In het kort kwam zijn betoog hierop neer dat de wereldstaat een uniek verschijnsel zou zijn dat niet kon ontstaan omdat het geen verschijnsel had om zich tegenover te profileren. De bestaande staten, dragers van het overheidsgezag, waren volgens hem allemaal ontstaan door zich af te zetten tegen andere staten (in staat van wording). Zo'n afzettings- en profileringsproces was voor de wereldstaat niet weggelegd en dus kon hij niet ontstaan.
Wat gold voor de Volkenbond, gold, zo redeneerde ik, ook voor de Verenigde Naties. Zij ook konden onmogelijk uitgroeien tot een wereldstaat met overheidsgezag.
Deze stap was vanzelfsprekend, maar met de volgende was dit minder het geval. Als het de Verenigde Naties niet vergund was een wereldstaat te worden dan kon om dezelfde reden ook geen wereldhegemonie ontstaan. Immers ook die zou uniek zijn en een tegenwicht nodig hebben om zich te profileren. De gigantomachie tussen de Verenigde Staten en de Sovjet Republiek liet het profileringsproces in al zijn duidelijkheid zien: de hele wereld werd zo'n beetje opgesplitst in twee ideologisch gedefinieerde blokken die elkaar uitsloten. Toen de Sovjet Republiek ineenstortte bleven weliswaar de Verenigde Staten als enige worstelaar in het perk achter, maar zonder definiërende substantie: m.a.w. zij hadden geen worstelaar meer tegenover zich. Een alleenheerser die zichzelf niet kent, is levensgevaarlijk. Hij kan niets en niemand uitsluiten van vijandschap en voelt zich permanent bedreigd. Kan hij geen vijand vinden, dan maakt hij er een. De eenzaamheid van de alleenheerschappij is ondragelijk en de hegemoon wordt agressief om welke andersheid dan ook te ervaren.
Dit is natuurlijk een andere redenering dan die van Telders. Zij gaat dieper. Zij blijft niet staan bij de onmogelijkheid van bestaan van de wereldstaat of de wereldhegemoon, maar beschrijft de toestand van de wereld waarin een staat zich overgeeft aan de illusie de wereldhegemoon te kunnen zijn. Ik zag op het einde van de 80-er jaren die toestand ontstaan. Ik kon niet anders dan besluiten dat de Verenigde Staten de vervelende klier van het internationale gezelschap moesten worden. En zo is het ook gegaan.
vrijdag 2 maart 2007
Volkenrechtsgeschiedenis 3
Ik ben soms redelijk vooruitziend. Niet dat iemand dat merkt. Dat kan me echter niet meer schelen.
Op het einde van de 80-er jaren bleven de Verenigde Staten van Noord-Amerika als enige superpower en dus als hegemoon over. Ik noteerde toen al dat zij ook de grootste vijand waren geworden. Nog bij de Golf-oorlog hing veel af van Rusland en China. Ook later, in de Balkan-oorlogen was dat nog het geval, maar al in mindere mate. Tegenwoordig hoort men alleen nog maar monologen van de kant van de VS, vlijtig nagebrabbeld door de "alliance of the willing": Saddam Hoessein heeft massavernietigenswapens, dus..., Iran maakt nucleaire wapens, dus... Libanon is een derde front geworden, Somalië een vierde, enz. De Amerikanen beginnen oorlogen waar het hun maar uitkomt, maken gevangenen die zij alle rechten ontzeggen, folteren of besteden het folteren uit, maken en gebruiken wapens die niemand anders mag maken, hebben of gebruiken, enz. Ongestraft!!! Ondanks alle strijd met het volkenrecht of zelfs met de eigen constitutie. Poetin had gelijk, al was hij het ook: de VS oefenen een wereldalleenheerschappij uit en wel met alle beschikbare middelen.
Toen, in de 80-er jaren was er nog een evenwichtstoestand. De USSR wist zich tegenover de VS te handhaven, zodat de laatste aan een zekere controle onderworpen waren. Het wordt hoog tijd dat er weer zo'n tegenwicht komt. En de gegadigde daarvoor is China. Ik zou niet weten hoe het anders moet. En aan China voegen zich vanzelf Rusland en India toe, gecompromitteerd als die nog zijn door hun deelname in de Koude Oorlog. China werd niet serieus genomen en kon zich dus relatief los van het tweeblokken systeem ontwikkelen.
En Europa? Europa behoort tot het Euraziatische vasteland, niet tot de Atlantische (Noord-Atlantische) wereld. De Europese Unie lijft steeds meer landen in en verschuift zijn grenzen steeds meer naar het Oosten. Zij moet tot verstandhouding met Rusland komen en via Rusland met het Verre Oosten. Het moet, zoals André Gunder Frank, schrijft "heroriënteren", d.w.z. zich opnieuw naar de Orient, het Oosten richten. (Inmiddels zitten de Amerikanen al "overal" in China en komt Europa daar achteraan kakken.)
Misschien denk ik hier te concreet over, maar Europa moet zijn blik vrijmaken, vrij van de staar op Amerika. Europa moet een wereldhistorisch perspectief krijgen, moet wéér zo'n perspectief krijgen. Ik lees met verbazing - in een artikel van Kenneth Pomeranz nog wel - dat "world history" zo'n dertig jaar geleden in zwang kwam. Dat was dus in het midden van de 70-er jaren. Niets is minder waar. Het denken mag toen eurocentrisch zijn geweest, tot dat denken behoorde ook de vraag of het universeel was. Zo absoluut was dat eurocentrisme dus niet, het kon zichzelf ter discussie stellen. In mijn "Taak en methode van de volkenrechtsgeschiedenis" (1988) heb ik geprobeerd daar een overzicht van te geven. (Alweer vooruitziend!) Ik verwees naar geschriften uit de 60-er jaren, o.a. een preadvies voor de Vereniging voor Wijsbegeerte des Rechts van Bernard Röling uit 1963, getiteld "Berust het huidige volkenrecht nog op universeel erkende grondslagen?" Er was toen, o.a. naar aanleiding van het dekolonisatieproces, maar ook in het kader van de door de superpowers beoefende geopolitiek, wel degelijk belangstelling voor de wereldgeschiedenis en er werden ook ontwerpen ontwikkeld.
Waar zijn die gedachtenontwikkelingen en ontwerpen gebleven?
Op het einde van de 80-er jaren bleven de Verenigde Staten van Noord-Amerika als enige superpower en dus als hegemoon over. Ik noteerde toen al dat zij ook de grootste vijand waren geworden. Nog bij de Golf-oorlog hing veel af van Rusland en China. Ook later, in de Balkan-oorlogen was dat nog het geval, maar al in mindere mate. Tegenwoordig hoort men alleen nog maar monologen van de kant van de VS, vlijtig nagebrabbeld door de "alliance of the willing": Saddam Hoessein heeft massavernietigenswapens, dus..., Iran maakt nucleaire wapens, dus... Libanon is een derde front geworden, Somalië een vierde, enz. De Amerikanen beginnen oorlogen waar het hun maar uitkomt, maken gevangenen die zij alle rechten ontzeggen, folteren of besteden het folteren uit, maken en gebruiken wapens die niemand anders mag maken, hebben of gebruiken, enz. Ongestraft!!! Ondanks alle strijd met het volkenrecht of zelfs met de eigen constitutie. Poetin had gelijk, al was hij het ook: de VS oefenen een wereldalleenheerschappij uit en wel met alle beschikbare middelen.
Toen, in de 80-er jaren was er nog een evenwichtstoestand. De USSR wist zich tegenover de VS te handhaven, zodat de laatste aan een zekere controle onderworpen waren. Het wordt hoog tijd dat er weer zo'n tegenwicht komt. En de gegadigde daarvoor is China. Ik zou niet weten hoe het anders moet. En aan China voegen zich vanzelf Rusland en India toe, gecompromitteerd als die nog zijn door hun deelname in de Koude Oorlog. China werd niet serieus genomen en kon zich dus relatief los van het tweeblokken systeem ontwikkelen.
En Europa? Europa behoort tot het Euraziatische vasteland, niet tot de Atlantische (Noord-Atlantische) wereld. De Europese Unie lijft steeds meer landen in en verschuift zijn grenzen steeds meer naar het Oosten. Zij moet tot verstandhouding met Rusland komen en via Rusland met het Verre Oosten. Het moet, zoals André Gunder Frank, schrijft "heroriënteren", d.w.z. zich opnieuw naar de Orient, het Oosten richten. (Inmiddels zitten de Amerikanen al "overal" in China en komt Europa daar achteraan kakken.)
Misschien denk ik hier te concreet over, maar Europa moet zijn blik vrijmaken, vrij van de staar op Amerika. Europa moet een wereldhistorisch perspectief krijgen, moet wéér zo'n perspectief krijgen. Ik lees met verbazing - in een artikel van Kenneth Pomeranz nog wel - dat "world history" zo'n dertig jaar geleden in zwang kwam. Dat was dus in het midden van de 70-er jaren. Niets is minder waar. Het denken mag toen eurocentrisch zijn geweest, tot dat denken behoorde ook de vraag of het universeel was. Zo absoluut was dat eurocentrisme dus niet, het kon zichzelf ter discussie stellen. In mijn "Taak en methode van de volkenrechtsgeschiedenis" (1988) heb ik geprobeerd daar een overzicht van te geven. (Alweer vooruitziend!) Ik verwees naar geschriften uit de 60-er jaren, o.a. een preadvies voor de Vereniging voor Wijsbegeerte des Rechts van Bernard Röling uit 1963, getiteld "Berust het huidige volkenrecht nog op universeel erkende grondslagen?" Er was toen, o.a. naar aanleiding van het dekolonisatieproces, maar ook in het kader van de door de superpowers beoefende geopolitiek, wel degelijk belangstelling voor de wereldgeschiedenis en er werden ook ontwerpen ontwikkeld.
Waar zijn die gedachtenontwikkelingen en ontwerpen gebleven?